ECLI:NL:TGDKG:2018:248 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/614660 / DW RK 16/959

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:248
Datum uitspraak: 24-04-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/614660 / DW RK 16/959
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Het gebruik van een geautomatiseerd systeem om zaken in bulk aangeleverd te kunnen krijgen van zijn klanten, vrijwaart de gerechtsdeurwaarder niet van zijn verantwoordelijkheid om een (extra) controle uit te voeren om zo vast te kunnen stellen dat zaken niet dubbel zijn  aangeleverd. Het bestaan van een duurzame vertrouwensband tussen de gerechtsdeurwaarder en zijn klant maakt een dergelijke controle geenszins overbodig.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummers C/13/614660 / DW RK 16/959 en C/13/619572 / DW RK 16/1282 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 september 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen (de organisatie van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehechte brief met bijlagen, ingekomen op 10 november 2016, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij brief met producties, ingekomen op 15 november 2016, heeft klager nader gereageerd.

Vervolgens heeft klager bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 november 2016, opnieuw een klacht ingediend tegen (de organisatie van) de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehechte brief met bijlagen, ingekomen op 18 januari 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de nieuwe klacht gereageerd. De klachten zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2018 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarderis verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 24 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de executie van een tegen klager gewezen vonnis van 17 december 2007. In die procedure is achterstallige zorgpremie gevorderd over de periode maart 2006 tot en met augustus 2007.

-                      De opdrachtgever heeft per abuis (een gedeelte van) de eerdere vordering opnieuw aan de gerechtsdeurwaarder uit handen gegeven. De gerechtsdeurwaarder heeft klager op 20 juni 2016 tot betaling gesommeerd. Bij brief van 28 juni 2016 heeft klager hiertegen bezwaar gemaakt en heeft hij tevens om overlegging van diverse stukken gevraagd met betrekking tot diverse vorderingen. 

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze hem twee keer met (een gedeelte van) dezelfde vordering heeft geconfronteerd en dat hij niet heeft gereageerd op zijn brief van 28 juni 2016. Klager verzoekt de Kamer de executie te schorsen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven dat er een overlapping is met betrekking tot de gevorderde zorgpremie. Na ontdekking van deze omissie is het dossier direct gesloten en zijn excuses gemaakt aan klager. Deze fout is echter toch niet tuchtrechtelijk laakbaar. De brief van klager van 28 juni 2016 is nooit ontvangen. 

3.2 De gerechtsdeurwaarder heeft voorts een toelichting gegeven op het verzoek van klager tot afgifte van stukken, waaronder vonnissen en beslagexploten. De door klager in zijn klacht genoemde dossiernummers hebben betrekking op één en dezelfde zaak. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft hij bij zijn verweer de betreffende stukken overgelegd

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

De in aanhef genoemde gerechts­deur­­waarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat de behandeling van het dossier onder zijn verantwoordelijkheid valt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel op oplevert.

4.2 De situatie rondom de overlapping van de gevorderde zorgpremies betreft volgens de gerechtsdeurwaarder ‘slechts’ een vergissing. Ondanks het feit dat hij het betreffende dossier ten onrechte in behandeling heeft genomen, is hij van mening dat er geen sprake is van handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk bestraft dient te worden. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting verklaard dat zaken als onderhavige in bulk via een geautomatiseerd systeem binnenstromen. Hier zou, naar eigen zeggen, geen gerechtsdeurwaarder aan te pas komen. Gelet op de aantallen en, meer in het bijzonder, de vertrouwensband die de gerechtsdeurwaarder heeft met de klanten die hun vorderingen op deze digitale wijze aanleveren, is controleren van alle zaken niet te doen, dan wel niet nodig.

4.3 Het aangeleverd krijgen van grote hoeveelheden data ineens of het bestaan van een duurzame vertrouwensband met de klant kan de gerechtsdeurwaarder nimmer vrijwaren van zijn (eigen) verantwoordelijkheid zorgvuldigheid te betrachten. Vooral in het laatst genoemde argument schuilt een wezenlijk gevaar dat de klant op deze manier kan aanleveren wat én hoe vaak hij wil, omdat de gerechtsdeurwaarder – wat de reden daarvoor moge zijn – geen controle uitvoert. Dit is een onwenselijke situatie. Zelfs al komt – zoals namens de gerechtsdeurwaarder is aangevoerd – een fout (een doublure in de aanlevering van de vordering) bij geautomatiseerde aanlevering van dossiers maar weinig voor en vergemakkelijkt de hoeveelheid data de controle daarop niet, het kan naar de mening van de Kamer niet zo zijn dat de gerechtsdeurwaarder (samen met zijn opdrachtgever) het risico op fouten blijkbaar op de koop toeneemt. Dergelijke fouten kunnen immers grote gevolgen hebben voor debiteuren en hen aanmerkelijke schade berokkenen.

Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder streeft naar een systematiek waarbij wel een (summiere) controle op dubbele aanlevering van vorderingen plaatsvindt. Het ontbreken van een dergelijke controle acht de Kamer laakbaar.

4.4 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde en/of geweest zijnde incasso of executie binnen een redelijke termijn beantwoordt. Ter zitting heeft de deurwaarder erkend dat zij de getypte brief van klager van 28 juni 2016 in tegenstelling tot een door klager overgelegde handgeschreven brief van 28 juni 2016 wel heeft ontvangen. Nu beantwoording van de ontvangen brief van klager van 28 juni 2016 pas plaatsvond op 3 november 2016 nadat de klacht was ingediend, is er geen sprake van een redelijke termijn. Daarmee is ook dit onderdeel van de klacht terecht voorgesteld.

4.5 Op grond van het voorgaande zijn de klachten gegrond. De Kamer acht na te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klachten gegrond;

-      legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.