ECLI:NL:TGDKG:2018:247 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/613882 DW RK 16/888

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:247
Datum uitspraak: 24-04-2018
Datum publicatie: 09-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/613882 DW RK 16/888
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Maatregel: berisping en geldboete. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met het bepaalde in artikel 8 van de Verordening Normen voor Kwaliteit (Staatscourant 31 maart 2010 nr. 4928) juncto artikel 8.5. van het Reglement Normen voor Kwaliteit, verzuimd de teveel ontvangen gelden zo snel mogelijk terug te storten naar klager.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 24 april 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/613882 DW RK 16/888 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

tegen:

1. [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2. [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te[   ],

beklaagden,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 17 augustus 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 6 oktober 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 maart 2018 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. De uitspraak is bepaald op 24 april 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarders zijn belast met de tenuitvoerlegging van drie ten laste van klager gewezen vonnissen van 9 november 2010 ([   ]), 7 mei 2013 en 11 november 2014 ([   ]).

-          Hiernaast hebben de gerechtsdeurwaarders nog vijf vorderingen van [   ] op klager ter incasso in behandeling. Voor die vorderingen bestaat geen executoriale titel.

-          Op 14 april 2015 is voor de vijf vorderingen van [   ] - die zich nog in de incassofase bevinden - een betalingsregeling getroffen van € 100,00 per maand.

-          Op 19 april 2016 is uit kracht van het vonnis van 9 november 2010 executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV ten laste van klager.

-          Op 28 april 2016 is uit kracht van de vonnissen van 7 mei 2013 en 11 november 2014 executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV.

-          Op 29 juni 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager bericht dat er een bedrag van het UWV was ontvangen en dat met dat bedrag alle zaken zijn betaald.

-          Bij e-mail van 20 juli 2016 schrijft klager dat hij het niet eens is met het feit dat de gerechtsdeurwaarders het teveel van het UWV ontvangen bedrag van

€ 651,19 hebben gebruikt voor de aflossing van de minnelijke dossiers, terwijl klager daar een betalingsregeling voor heeft. Klager kan de dossiers niet meer inzien, omdat deze zijn gesloten. Klager schrijft verder dat er nog een andere beslaglegger was, [   ], die eerst recht heeft op het teveel uitgekeerde bedrag.

-          Bij brief van 29 juli 2016 reageren de gerechtsdeurwaarders met de mededeling dat klager reeds op 29 juni 2016 op de hoogte was gesteld van een en ander en dat zij de overgebleven gelden retour hebben gestort naar het UWV.

-          Bij brief van 6 augustus 2016, door de gerechtsdeurwaarders ontvangen op

9 augustus 2016, maakt klager bezwaar tegen de afhandeling van de dossiers.

-          Op 25 augustus 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een e-mail verzonden, waarin onder meer het volgende staat:

“(…) In dossier 11503898 hebben wij een bedrag van € 651,19 van het UWV te veel ontvangen. € 214,64 is door ons retour gestort naar het UWV. Een bedrag van € 436,55 is overgeboekt naar de dossiers 11588062, 23770472, 23820532 en 23932317. De betaling is geboekt op 7-7-2016.

In dossier 11211738 is door u een bedrag betaald van € 100,00. Een bedrag van € 60,75 was door ons te veel ontvangen. Dit bedrag is verdeeld conform de regeling over de hierboven genoemde dossiers.

Vanuit het loonbeslag hebben wij een bedrag van € 436,55 onterecht verdeeld. Dit bedrag zullen wij naar u overmaken. Zoals telefonisch aangegeven kan de overboeking wat vertraging oplopen. Dit in verband met het heropenen van de dossiers.(…)”

-          Op 2 september 2016 is telefonisch contact geweest, waarbij klager heeft aangegeven dat hij nog betalingen aan [   ] heeft gedaan die de gerechtsdeurwaarders niet in mindering hebben gebracht.

-          Op 5 september 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager uitleg gegeven over zijn betalingen aan [   ].

-          Op 7 september 2016 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een nog ontbrekende specificatie toegezonden.

2. De klacht

Klager beklaagt zich samengevat over het volgende.

Na de tweede beslaglegging onder het UWV op de uitkering van klager (uit kracht van de drie vonnissen) heeft klager een betalingsregeling getroffen voor de overige incassodossiers. Eind juni 2016 is door het UWV een bedrag van € 651,19 teveel aan de gerechtsdeurwaarders afgedragen, waarna de gerechtsdeurwaarders met dit teveel ontvangen bedrag de incassodossiers hebben afgelost. Die dossiers werden gesloten en klager kreeg hier geen inzage meer in. Dit is onrechtmatig, omdat er voor die incassodossiers een betalingsregeling liep, die klager telkens correct is nagekomen.

Klager heeft op 6 augustus 2016 bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken, maar hij had op 15 augustus 2016 nog geen reactie ontvangen. Hij heeft er alles aan gedaan om opheldering te verkrijgen. Echter, hij krijgt geen medewerker met inhoudelijke dossierkennis te spreken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Klager heeft zijn klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarders genoemd in de aanhef. In het verweerschrift heeft gerechtsdeurwaarder sub 1. verzocht om de klacht op zijn naam te zetten, omdat hij verantwoordelijk is voor de dossiers van klager. Gelet op het arrest van het hof in Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696) worden beide (en niet één van de) door klager met naam genoemde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt, temeer nu zij ook beiden een of meerdere ambtshandeling(en) hebben verricht. In de aanhef van de beslissing wordt hier rekening mee gehouden.

4.2 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3. De gerechtsdeurwaarders erkennen dat zij de teveel ontvangen gelden uit gelegde derdenbeslagen onder het UWV ten onrechte hebben aangewend in de dossiers waarvoor een minnelijke betalingsregeling liep. Volgens de gerechtsdeurwaarder was dit een individuele actie van een (inmiddels) uit dienst getreden medewerker en geeft dit geenszins de werkwijze weer van het kantoor. Wel rijst daarmee dan de vraag hoe het mogelijk is dat een medewerker kennelijk de bevoegdheid naar zich toe kan trekken om zulke ingrijpende handelingen uit voeren en daarbij noch haar meerdere, noch klager daar op voorhand over te informeren. De Kamer is bovendien van oordeel dat in een geval als deze klager direct geïnformeerd had moeten worden. Klager verkeerde immers in de veronderstelling dat de thans lopende betalingsafspraak – die voor het overgrote deel correct werd nagekomen – nog geldend was. Klager had dientengevolge zijn financiële huishouding daarop ingericht. Door klager de beschikking over zijn geld te onthouden en hem daar niet van op de hoogte te brengen is de gerechtsdeurwaarder op een kwalijke wijze voorbij gegaan aan de belangen van klager. De klacht is dan ook terecht voorgesteld.

4.4 De gerechtsdeurwaarde heeft – ter zitting – aangevoerd dat de op 23 juni 2016 ontvangen gelden zijn teruggestort aan klager in september 2016. Op grond van het bepaalde in artikel 8 van de Verordening Normen voor Kwaliteit (Staatscourant 31 maart 2010 nr. 4928) gelezen in samenhang met de best practices als vermeld in artikel 8.5. van het Reglement Normen voor Kwaliteit dienen betalingen op de dag van ontvangst te worden verwerkt en moeten teveel ontvangen gelden onverwijld worden teruggestort. Terugbetaling van een bedrag dat door de gerechtsdeurwaarder is ontvangen op 23 juni 2016 en eerst wordt terugbetaald in september 2016 voldoet niet aan de hiervoor vermelde eis van onverwijlde terugbetaling. De gerechts-deurwaarder heeft zich hier niet gedragen als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

4.5 In pogingen van klager om opheldering te verkrijgen over het onder 4.3 behandelde, verklaren klager en diens partner tegen een spreekwoordelijke muur van onbereidwilligheid te zijn gelopen. Zelf had klager geen inzage meer in zijn digitale dossiers – deze waren vrijwel direct gesloten na de verdeling van het overschot uit het beslag – maar ook kon hij niet op medewerking rekenen van het kantoor dat daar nog wel inzicht op had. De gerechtsdeurwaarder heeft ten aanzien daarvan verklaard zich niet te herkennen in de klacht van klager en vult daarop aan dat hem niet bekend is dat klager gepoogd heeft opheldering te verkrijgen van zijn kantoor. Nu klager zijn standpunt niet nader heeft kunnen onderbouwen kan niet worden vastgesteld wie hier het gelijk aan zijn zijde heeft. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt niet kan worden vastgesteld, wordt dat onderdeel van de klacht als ongegrond afgewezen.

4.6 Gelet op hetgeen hiervoor overwogen, ziet de Kamer aanleiding tot het opleggen van de na te noemen maatregelen en wordt derhalve als volgt beslist.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht gegrond;

-      legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-      legt de gerechtsdeurwaarde de maatregel op tot betaling van een geldboete van  

€ 500,00 met aanzegging dat de Kamer de ex artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet door haar te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de boete moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. A. Sissing en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.