ECLI:NL:TGDKG:2018:208 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 645985

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:208
Datum uitspraak: 31-07-2018
Datum publicatie: 21-02-2019
Zaaknummer(s): 645985
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De brief die door de gerechtsdeurwaarder aan klager en andere debiteuren is gestuurd is in strijd met artikel 8 beroeps- en gedragsregels. Het dreigen met controle en ophouden aan de grens zijn maatregelen die buiten de bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder vallen en die in het onderhavige geval ongepast is, nu op het inkomen van klagers al jaren loonbeslag ligt en het niet voor de hand ligt dat zij op vakantie zouden kunnen gaan. Maatregel boete opgelegd.

Beslissing van 31 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 27 maart 2018 met zaaknummer C/13/ 629393 / DW RK 17/539 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/645985 / DW RK 18/181 ingesteld door:

,

wonende te ,

klaagster,

tegen:

,

gerechtsdeurwaarder te ,

beklaagde,

gemachtigde:

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 22 mei 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 juli 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 maart 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 maart 2018. Bij e-mail, ingekomen op 6 april 2017 en aangevuld op 14 juni 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 juni 2018 alwaar klaagster, haar echtgenoot en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 31 juli 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

De gerechtsdeurwaarder heeft jegens klaagster en haar partner een aanzienlijk aantal dossiers in behandeling, waarbij in een groot aantal dossiers reeds een titel is behaald. Op het salaris van de partner van klaagster ligt loonbeslag en de auto van klaagster en haar partner is verkocht.

Op 22 juli 2016 is de volgende brief naar klaagster (en alle andere cliënten van GGN) gestuurd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich — naar de voorzitter begrijpt - samengevat over het volgende.

Mede door de verkoop van haar  busje is de vordering alleen maar hoger

geworden. Ook heeft zij van de gerechtsdeurwaarder begrepen dat de vordering

(inmiddels) €  zou zijn, terwijl deze volgens haar rond de €  zou

moeten liggen. Daarnaast is de gerechtsdeurwaarder nog steeds geld aan het innen

voor  , terwijl    haar verzekerd heeft dat deze vorderingen allang zijn

voldaan. De beslagen die de gerechtsdeurwaarder heeft gelegd (sinds 2009) maken

het klaagster moeilijk om regelingen te treffen met de andere schuldeisers. Eigenlijk

zou de gerechtsdeurwaarder de bedragen die hij binnen krijgt, als hoofdbeslaglegger,

anders moeten verdelen waarbij de schuldeisers met de kleinste bedragen zo snel

mogelijk worden afbetaald.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond

van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan.

Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de

uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014

(ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een

samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke

gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef genoemde en aan het kantoor te    verbonden gerechts-

deurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat de betreffende dossiers onder

zijn verantwoordelijkheid worden behandeld. Ter beoordeling staat of er sprake is

van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de

Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Klaagster stelt dat de tussenkomst van een preventief beslag    ertoe

geleid heeft dat er beslag is gelegd door de gerechtsdeurwaarder op haar busje en dat

dit busje is verkocht. Ook al is dit waar, daarmee is niet gezegd dat de

gerechtsdeurwaarder fout heeft gehandeld. Uit de klacht van klaagster komt naar

voren dat de kwestie omtrent de beslaglegging al eerder aan een rechter is

voorgelegd. Daarbij is geoordeeld dat het beslag kennelijk terecht was. De

vervelende bijkomstigheid dat de partner van klaagster de bus niet meer kan

gebruiken voor zijn werk maakt het handelen van de gerechtsdeurwaarder niet

(alsnog) tuchtrechtelijk laakbaar. Klaagster heeft ook gesteld dat de verkoop van het

busje ertoe geleid zou hebben dat zij nu met een extra schuld is komen te zitten.

Klaagster heeft haar stelling echter nergens concreet gemaakt.

4.4 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties komt naar voren dat

klaagster (en haar partner) in totaal nog een bedrag van € ,- hebben te voldoen.

Nu klaagster niet concreet heeft gemaakt waar zij haar berekening (van € ,-)

op heeft gebaseerd, moet worden aangenomen dat de gerechtsdeurwaarder het gelijk

aan zijn zijde heeft. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.5 De gerechtsdeurwaarder heeft de stelling dat    zou hebben gezegd dat er

thans niets meer verschuldigd zou zijn bij gebrek aan wetenschap betwist. Voorts

heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat niet    zijn opdrachtgeefster is,

maar   . Mogelijkerwijs dat daar wat verwarring is opgetreden voor

klaagster. Maar nu de opdrachtgeefster van de gerechtsdeurwaarder aan zowel

klaagster als de gerechtsdeurwaarder te kennen heeft gegeven dat de betreffende

vorderingen nog bestaan, is op dit punt van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet

gebleken.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de voorzitter in de beslissing niet goed is ingegaan op het feit dat de schuld hoger is geworden door de verkoop van de bus.  Daarnaast heeft klaagster bewijs dat haar stellingen over de hoogte van de schuld juist zijn. Hoe    te werk gaat moet door een rechter getoetst worden.

Op 14 juni 2018 heeft klaagster een aanvulling op de gronden van het verzet gestuurd. Klaagster voert het volgende aan. De gerechtsdeurwaarder berekent meer kosten en rente dan de oorspronkelijke hoofdbedragen. Deze kosten kloppen vaak niet aangezien de rente steeds hoger wordt terwijl er afbetaald wordt. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder maakt er een rommeltje van. Er ligt loonbeslag voor een schuld met een ander bedrag dan de vorderingen. Ook heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd beslag te leggen op de inboedel. Dit is niet meer redelijk aangezien er loonbeslag ligt en dat overwerk, het vakantiegeld en de eindejaarsuitkering worden geïnd door de gerechtsdeurwaarder. Intussen is er ook een huurschuld maar de gerechtsdeurwaarder weigert het vakantiegeld over te laten maken aan    ter voldoening van die schuld.    blijft maar brieven en mails sturen waarin bijvoorbeeld staat dat er binnenkort vakantiegeld komt en er extra moet worden afgelost anders staat     bij de grens waar zij de auto of caravan in beslag zullen nemen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt als volgt. Voor zover het verzet de hoogte van de schulden, de kosten en de rente betreffen oordeelt de kamer dat dit zaken zijn waarover de kamer niet kan oordelen. Dat is voorbehouden aan de rechter. Dat de verkoop van de     meer heeft gekost dan heeft opgebracht, wordt ontkend door de gerechtsdeurwaarder en is verder niet onderbouwd. Daarnaast wordt de opbrengst van een te verkopen goed pas duidelijk wanneer de kosten reeds gemaakt zijn. De kamer sluit zich verder aan bij de motivering in de bestreden beslissing.

Over de stellingen van klaagster betreffende de huurschuld kan door de kamer geen oordeel worden geveld, aangezien dit niet bij haar oorspronkelijke klacht aan de orde is gekomen. Volgens vaste rechtspraak dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld.

7.2 Klaagster had bij haar oorspronkelijke klacht een (moeilijk leesbare) kopie van de brief van de gerechtsdeurwaarder van 22 juli 2016 gevoegd. In de verzetfase heeft klaagster deze brief weer in het geding gebracht, nu in leesbare vorm. Vanwege de slechte leesbaarheid is deze brief in eerste instantie over het hoofd gezien en niet betrokken in de besluitvorming. Dat was ten onrechte. Het had op de weg van de kamer gelegen klaagster om een leesbare kopie te verzoeken. Het gaat niet om een nieuw klachtonderdeel en de kamer zal de brief daarom alsnog in de beoordeling van de klacht betrekken.

7.3 In de brief wordt ten onrechte gesuggereerd dat een gerechtsdeurwaarder de bevoegdheid heeft om een schuldenaar aan de grens te controleren en op te houden  Dat is in strijd met artikel 8 van de beroeps- en gedragsregels voor gerechtsdeurwaarders, dat luidt: de gerechtsdeurwaarder oefent geen druk uit door aankondiging van maatregelen welke hij niet uit hoofde van zijn opdracht, de wet en de hem verstrekte titel daadwerkelijk kan nemen. Het dreigen met maatregelen die niet tot de bevoegdheid van de gerechtsdeurwaarder behoren is tuchtrechtelijk laakbaar. Daarnaast is het ronduit ongepast om aan klaagster en haar partner een brief te sturen waarin de suggestie wordt gewekt dat zij met een zak geld op vakantie gaan. Op het inkomen van klaagster en haar partner ligt al jarenlang beslag, zodat niet te verwachten valt dat er een vakantie naar het buitenland in zit.

7.4 Mede in aanmerking genomen dat alle cliënten van   deze brief hebben ontvangen, acht de kamer termen aanwezig de navolgende maatregel op te leggen.

7.5 Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

BESLISSING:

De kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond zoals onder 7.3 overwogen;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel op tot betaling van een geldboete van €          met aanzegging dat de kamer de ex artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet door haar te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de boete moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen;

-        verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. E. Diepraam en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.