ECLI:NL:TGDKG:2018:168 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/627572 / DW RK 17/432

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:168
Datum uitspraak: 17-07-2018
Datum publicatie: 18-01-2019
Zaaknummer(s): C/13/627572 / DW RK 17/432
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Een beslag op het inkomen staat, in beginsel, het beslag op roerende zaken niet in de weg. Het staat de gerechtsdeurwaarder ook vrij om met klagers een betalingsregeling overeen te komen om klagers op deze manier de gelegenheid te bieden het beslag op roerende zaken te voorkomen. Uit de door klagers aangeleverde stukken is verder niet gebleken dat er sprake is geweest van dwang of oneigenlijke druk hieromtrent. Het niet afwachten van een schuldsaneringstraject door een gerechtsdeurwaarder is in het algemeen niet tuchtrechtelijk laakbaar. Anders dan klagers menen te hebben begrepen uit de aankondiging beslaglegging, heeft de gerechtsdeurwaarder klagers slechts gewezen op de mogelijkheid voor hem binnen te treden op grond van art 444 Rv. Het als zodanig opnemen in de aankondiging is niet tuchtrechtelijk laakbaar, ook al kan dit mogelijk dreigend over komen. De koelkast en wasmachine maken vooralsnog geen deel uit van de lijst van objecten waar op grond van artikelen 447 en 448 Rv beslagverbod op rust. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van  17 juli 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/627572 / DW RK 17/432 ingesteld door:

1. [ ] ,

en

2. [ ],

wonende te [ ],

klagers,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 20 april 2017, hebben klagers een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 november 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 juni 2018 alwaar klagers en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 juli 2018.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is (onder meer) belast met de tenuitvoerlegging van een drietal vorderingen op klager sub 2. De betreffende titels zijn separaat van elkaar betekend op 28 juni 2016, 14 oktober 2016 en 29 december 2016.

-                      Bij brief van 4 april 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aangekondigd dat op 18 april 2017 beslag gelegd zou gaan worden op roerende zaken in de woning van klagers.

-                      Op 14 en 18 april 2017 hebben klagers aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn tijdens het beslag in verband met een ziekenhuisbezoek.

-                      Op 18 april 2017 is de gerechtsdeurwaarder overgegaan tot beslaglegging.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft van de beslaglegging een proces-verbaal opgemaakt, welke op 20 april 2017 aan klager sub 2 is betekend.

-                      Op 20 april 2017 hebben klagers, naar aanleiding van het proces verbaal, een e-mail aan de gerechtsdeurwaarder gezonden en vervolgens enkele minuten later onderhavige klacht bij de Kamer ingediend.

-           Naar aanleiding van de door de kamer ontvangen tuchtklacht hebben toegevoegd gerechtsdeurwaarders [ ] en mr. [ ] een bezoek aan klagers gebracht. Teneinde tot een oplossing te komen is o.a. afgesproken dat de gerechtsdeurwaarder het beslag zou opheffen en de daarmee gemoeide kosten zou crediteren.

2. De klacht

Klagers beklagen zich er over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: naast het loonbeslag ook beslag op roerende goederen heeft gelegd;

b: hun situatie kende en toch het schuldsaneringstraject niet heeft afgewacht;

c: beslag heeft gelegd op goederen die niets meer waard waren en bovendien niet allemaal van klagers zijn.

d: een betalingsregeling afdwingt naast het gelegde loonbeslag om zo het beslag op roerende zaken af te wenden;

e: klagers onheus heeft bejegend tijdens de beslaglegging;

f: het vermoeden opwekt dat hij de woning direct zal betreden bij afwezigheid van klagers;

g: beslag heeft gelegd op de koelkast en wasmachine, terwijl deze zaken behoren tot de primaire levensbehoeften van klagers.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De in aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde aangemerkt, omdat hij het gewraakte beslag heeft gelegd. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a en d overweegt de Kamer als volgt. Het leggen van (meerdere) beslagen door de gerechtsdeurwaarder is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm nu de schuldenaren op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met hun hele vermogen instaan voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van schuldenaren, zo nodig ook op vermogensobjecten tegelijkertijd. Met andere woorden, een beslag op het inkomen staat, in beginsel, het beslag op roerende zaken niet in de weg. Daar doet het argument van klagers dat de vordering middels het loonbeslag medio juni 2017 volledig zou zijn voldaan niets aan af. In dit kader staat het de gerechtsdeurwaarder ook vrij om met klagers een betalingsregeling overeen te komen om klagers op deze manier de gelegenheid te bieden het beslag op roerende zaken te voorkomen. Uit de door klagers aangeleverde stukken is verder niet gebleken dat er sprake is geweest van dwang of oneigenlijke druk hieromtrent.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de Kamer als volgt. Het niet afwachten van een schuldsaneringstraject door een gerechtsdeurwaarder is in het algemeen niet tuchtrechtelijk laakbaar. Het betreft hier immers een minnelijke schuldenregeling waar de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder niet mee akkoord hóeft te gaan. Door klagers zijn geen omstandigheden aangevoerd die dat in deze situatie anders zouden moeten maken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de Kamer als volgt. In het algemeen is het niet tuchtrechtelijke laakbaar beslag te leggen op roerende zaken waarbij de verwachte verkoopopbrengst lager is dan de met die beslaglegging en verkoop gemoeide kosten. Het kan echter wel tuchtrechtelijk laakbaar zijn om met die kennis de executie voort te zetten. Hier is echter geen sprake van voorzetting van de executie geweest. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder de daarmee gemoeide kosten tegengeboekt. Klagers hebben overigens, hoewel kennelijk aangevoerd, ter plekke geen bewijs kunnen aanleveren dat sommige zaken niet tot hun eigendom behoorden.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de Kamer als volgt. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij communiceert op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. Niet gezegd kan worden dat de gerechtsdeurwaarder door de wijze waarop is gecommuniceerd met klagers de goede en onafhankelijke vervulling van zijn ambt, dan wel het aanzien daarvan, heeft beschaamd of belemmerd. De opmerking met betrekking tot “de risicosfeer” heeft klagers kennelijk wel geraakt op een wijze waarvan de gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat nooit grievend te hebben bedoeld. Hoe betreurenswaardig het ook is dat klagers dat wel als zodanig hebben ervaren, kan daarvan niet geoordeeld worden dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt klachtwaardig gehandeld heeft.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de Kamer als volgt. Anders dan klagers menen te hebben begrepen uit de aankondiging beslaglegging, heeft de gerechtsdeurwaarder klagers slechts gewezen op de mogelijkheid voor hem binnen te treden op grond van art 444 Rv. Het als zodanig opnemen in de aankondiging is niet tuchtrechtelijk laakbaar, ook al kan dit mogelijk dreigend over komen.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de Kamer als volgt. In aansluiting op hetgeen overwogen onder 4.3 is de gerechtsdeurwaarder bevoegd om (vrijelijk) beslag te leggen op de aanwezige vermogensobjecten, behalve op die objecten die staan genoemd in de artikelen 447 en 448 Rv. Op deze objecten rust namelijk het zogenaamde beslagverbod. De koelkast en wasmachine maken vooralsnog geen deel uit van deze lijst van objecten. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hier dan ook niet gebleken.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. D. Bode en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.