ECLI:NL:TGDKG:2018:103 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/626886 / DW RK 17/392

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:103
Datum uitspraak: 27-11-2018
Datum publicatie: 31-12-2018
Zaaknummer(s): C/13/626886 / DW RK 17/392
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De gerechtsdeurwaarder wordt verweten beslag te hebben gelegd terwijl er een betalingsregeling liep en geen rekening te hebben gehouden met de (juiste) beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat het in beide gevallen niet goed is gegaan. De regeling is ten onrechte beëindigd en ook bij het toepassen van de beslagvrije voet is het mis gegaan. De klacht wordt gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 27 november 2018 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/626886 / DW RK 17/392 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 7 april 2017, aangevuld op 9 mei 2017 en 22 mei 2017 heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij brief, ingekomen op 2 juni 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 16 oktober 2018. Verschenen is de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 27 november 2018.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 9 mei 2016 een met klaagster getroffen betalingsregeling bevestigd.

b)     Bij brief van 8 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in gebreke gesteld voor wat betreft betaling van de lopende maandpremies.

c)     Op 9 maart 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder het UWV op de uitkering van klaagster.

d)     Naar aanleiding van een klacht over de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bij brief van 22 maart 2017 verzocht een aantal bewijsstukken over te leggen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder beslag te hebben gelegd op haar uitkering terwijl er een betalingsregeling liep. Door het beslag heeft klaagster andere schulden niet kunnen voldoen. Andere betalingsregelingen zijn komen te vervallen en de vorderingen zijn geheel opeisbaar geworden. Hierdoor heeft klaagster schade geleden. Namens de gerechtsdeurwaarder is aan klaagster een bedrag van € 50,00 geboden indien de klacht zou worden ingetrokken. Later is dit bedrag verhoogd naar € 100,00. Klaagster wenst de klacht echter te handhaven.

2.2 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder daarnaast dat bij het leggen van beslag geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht deels erkend en voor het overige gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Onderzocht dient te worden of er gehandeld is in strijd met de tuchtrechtelijke norm als hiervoor vermeld.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de met klaagster getroffen betalingsregeling ten onrechte als beëindigd is beschouwd. In de regeling is niet de voorwaarde opgenomen dat geen nieuwe achterstand mocht ontstaan in betaling van de lopende zorgkostennota’s. De kamer overweegt dat uit deze erkenning volgt dat de regeling ten onrechte als beëindigd is beschouwd, waaruit volgt dat ook ten onrechte beslag is gelegd. Dit klachtonderdeel dient gegrond te worden verklaard.

4.3 Met betrekking tot de klacht dat geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet geldt het volgende. Uit een door klaagster overgelegde brief van de UWV volgt dat er een beslagvrije voet is toegepast van € 884,51 per maand. Dit betrof de beslagvrije voet voor een alleenstaande, terwijl klaagster gehuwd was. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat het daar ook niet goed is gegaan. Er is niet goed opgelet. Dat is verder niet uitgezocht en evenmin is de beslagvrije voet aangepast, omdat het beslag vrij snel daarna is opgeheven. De ontvangen bedragen zijn aan klaagster terugbetaald. Hieruit volgt dat ook dit klachtonderdeel gegrond dient te worden verklaard. In zijn algemeenheid geldt dat voor het treffen van een betalingsregeling een gerechtsdeurwaarder inzage wenst te hebben in de inkomsten-en uitgaven van een debiteur teneinde de hoogte van het bedrag van het af te lossen termijnbedrag te kunnen bepalen. Hoewel dit niet uit de stukken blijkt, valt wel aan te nemen dat ook in dit geval inzage is verlangd in de inkomsten en uitgaven, zodat de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de huwelijkse staat van klaagster.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De kamer acht het passend en geboden voor het gegrond verklaarde deel van de klacht na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, mr. C.A. van Dijk en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.