ECLI:NL:TGDKG:2018:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/633568 / DW RK 17/790

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2018:1
Datum uitspraak: 30-01-2018
Datum publicatie: 01-02-2018
Zaaknummer(s): C/13/633568 / DW RK 17/790
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet.  De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de beslaglegging onvoldoende onderzoek heeft verricht of de aanwezige goederen op het adres [  ] te [  ] daadwerkelijk eigendom waren van [a]. Van de gerechtsdeurwaarder had mogen worden verwacht dat hij het onderscheid tussen afzonderlijke juridische entiteiten in acht neemt en niet zonder verder onderzoek de conclusie trok dat ten laste van [a] beslag mocht worden gelegd op het adres van [b] te [  ]. Verzet gegrond. Maatregel van berisping.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 30 januari 2018 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 21 juli 2017 met zaaknummer C/13/627115 / DW RK 17/405 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/633568 / DW RK 17/790 ingesteld door:

[  ], in hoedanigheid van directeur van [b],

gevestigd te [  ],

klager,

tegen:

[  ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagde.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 april 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft bij e-mails, ingekomen op 22 mei 2017, 12 juni 2017,

26 juni 2017, 30 juni 2017 en 16 juli 2017 nader gereageerd. Bij beslissing van 21 juli 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 1 augustus 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft de gronden van het verzet bij e-mail van 14 augustus 2017 ingediend. Vervolgens heeft klager het verzet nog met diverse nagekomen e-mails aangevuld. Klager heeft bij brief van 20 november 2017 medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 december 2017 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 30 januari 2018.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-     De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een op 25 januari 2017 tegen de besloten vennootschap [a] gewezen vonnis.

-     Na een eerdere beslagpoging heeft de gerechtsdeurwaarder op 6 april 2017 beslag roerende zaken gelegd op het adres waar niet [a] maar [b] was ingeschreven.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze het vonnis ten onrechte executeert. Klager heeft geprobeerd om de gerechtsdeurwaarder ervan te overtuigen dat aan de vordering een door hem betwiste factuur ten grondslag ligt. Ook is er op een ander adres beslag gelegd dan op het adres waar de besloten vennootschap staat ingeschreven.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. Het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder heeft ingenomen en zijn daarop gebaseerde handelingen zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.

4.3  Voor het overige betreft de klacht een executiegeschil waarover de Kamer niet kan oordelen. Als klager het niet eens is met de veroordeling dan moet hij zich tot de gewone rechter wenden. Hij kan het de gerechtsdeurwaarder niet verwijten dat deze de dagvaarding aan hem heeft betekend en vervolgens het vonnis heeft geëxecuteerd. Een gerechtsdeurwaarder heeft ministerieplicht. Dat betekent dat hij in beginstel gehoor moet geven aan een opdracht tot betekening van een dagvaarding en de executie van een vonnis.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klager allereerst aangevoerd dat de beslissing van 21 juli 2017 op zijn naam staat en naar zijn privé adres is verzonden, terwijl de klacht is ingediend door [b].

6.2 Klager heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op een onjuist adres. De gerechtsdeurwaarder had het vonnis moeten executeren ten laste van [a] op het adres [  ] te [  ]. De gerechtsdeurwaarder had klager bovendien de gelegenheid moeten bieden om aan te tonen dat de goederen in de showroom en opslag eigendom waren van [b] en niet van [a]. Ook staat de waarde van de inbeslaggenomen goederen niet in verhouding tot de hoogte van de openstaande vordering.

6.3 De gerechtsdeurwaarder heeft tevens de kosten onnodig laten oplopen, door het weigeren van het verlenen van uitstel van betaling dan wel uitstel van beslaglegging en door te gaan met executeren, aanplakken en adverteren van de verkoopdatum alsmede het inschakelen van een slotenmaker terwijl op Facebook en de raamsticker duidelijk de openingstijden vermeld staan.  

6.4 Klager voert voorts aan de opdrachtgever de betreffende factuur heeft gericht aan [a], welke onderneming geen opdracht heeft gegeven en de betreffende factuur dan ook niet heeft geaccepteerd. Klager stelt dat [b] opdracht heeft gegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden en dat hij ondanks herhaalde verzoeken nooit een correcte factuur met een juiste tenaamstelling van de opdrachtgever heeft ontvangen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Ten aanzien van de stelling van klager dat de beslissing van 21 juli 2017 ten onrechte naar zijn privé adres is verzonden overweegt de kamer dat de klacht volgens het klachtenformulier is ingediend en ondertekend door klager waarbij klager het adres [  ] te [  ] heeft vermeld. Op de brief van 10 april 2017 is eveneens het adres [  ] te [  ] vermeld als adres van de afzender. De beslissing is dan ook begrijpelijkerwijs aan klager gericht en naar het door klager vermelde adres verzonden. Verder wordt op basis hiervan [  ] in persoon als klager aangemerkt, weliswaar in hoedanigheid van directeur van [b].

7.2 In de procedure in verzet kan de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten worden aangevuld. Voor zover klager in verzet nieuwe klachtonderdelen, zoals dat de gerechtsdeurwaarder hem de gelegenheid had moeten bieden om aan te tonen dat de goederen in de showroom eigendom waren van [b], de waarde van de goederen niet in verhouding staan tot de hoogte van de vordering en dat de gerechtsdeurwaarder de kosten onnodig heeft laten oplopen, kan hij daarin niet worden ontvangen.

7.3 Anders dan de voorzitter in de beslissing van 21 juli 2017, volgt de kamer niet het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat hij voldoende aanleiding had om beslag te leggen op de roerende zaken in de showroom en opslag van [b],

gelegen aan de [  ] te [  ]. [a] was op dat moment volgens het handelsregister ingeschreven op het adres [  ] te [  ].

De gerechtsdeurwaarder stelt zich op het standpunt dat er desalniettemin voldoende aanleiding was om aan te nemen dat [a] ook op het adres aan de [  ] te [  ] gevestigd was. De gerechtsdeurwaarder heeft er daarbij op gewezen dat i) er informatie op Facebook te lezen was die daarop wees, ii) er stickers van [a] op het raam van het pand in [  ] waren aangebracht, en iii) de heer [  ] op dat adres werd aangetroffen. De kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder daarmee onvoldoende concreet heeft gemaakt dat [a] ook -feitelijk- op het adres [  ] te [  ] is gevestigd. De informatie op Facebook waarover de deurwaarder spreekt is niet concreet omschreven, en ook niet overgelegd in deze procedure. De kamer wil aannemen dat op Facebook staat vermeld dat er producten van [a] vanaf het adres [  ] te [  ] werden aangeboden. [b] verkoopt immers producten van [a]. Dat betekent nog niet dat die goederen ook eigendom van [a] waren, net zo min als de naamstickers op de ramen daar zonder meer op wijzen. Dat de heer [  ] op zowel het adres [  ] te [  ] als op het adres [  ] te [  ] te vinden was, kan geen aanleiding geven om aan te nemen dat de roerende zaken in [  ] aan [a] toebehoorden. Vast staat immers dat [  ] bij beide ondernemingen betrokken is.

7.4 De kamer is daarom van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de beslaglegging onvoldoende onderzoek heeft verricht of de aanwezige goederen op het adres [  ] te [  ] daadwerkelijk eigendom waren van [a]. Van de gerechtsdeurwaarder had mogen worden verwacht dat hij het onderscheid tussen afzonderlijke juridische entiteiten in acht neemt en niet zonder verder onderzoek de conclusie trok dat ten laste van [a] beslag mocht worden gelegd op het adres van [b] te [  ].

7.5 Ten aanzien van de klacht van klager dat [b] geen correcte factuur van de opdrachtgever heeft ontvangen, overweegt de kamer dat dit een executiegeschil betreft welk geschil niet ter toetsing aan de kamer kan worden voorgelegd.

7.6 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing, waarbij de kamer het opleggen van na te melden maatregel geboden en passend acht.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 januari 2018, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.