ECLI:NL:TGDKG:2017:56 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 16/309
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2017:56 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-05-2017 |
Datum publicatie: | 29-05-2017 |
Zaaknummer(s): | 16/309 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | Berisping |
Inhoudsindicatie: | Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping (met aanzegging) voor het gegronde deel. Gerechtsdeurwaarder heeft zich teveel laten leiden door de opdrachtgever en heeft onvoldoende eigen verantwoordelijkheid getoond. Onvoldoende aangetrokken van berichtgeving klager. Onvoldoende ingegaan op verzoeken om stukken en gegevens. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 2 mei 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/304950 DW RK 16/309 ingesteld door:
[ ] ,
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
tegen:
1. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
gemachtigde: [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
gemachtigde: [ ],
beklaagden.
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 maart 2016, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders [ ] en [ ].
Bij verweerschriften, van gerechtsdeurwaarder sub 1 ingekomen op 22 april 2016 en van gerechtsdeurwaarder sub 2 ingekomen op 25 april 2016, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd.
De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 maart 2017, alwaar klager en zijn gemachtigde zijn verschenen. Namens gerechtsdeurwaarder sub 1 is [ ] verschenen en namens gerechtsdeurwaarder sub 2 is [ ] verschenen. Van deze behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 2 mei 2017.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
1.1. Op 2 februari 2001 is klager gedagvaard op verzoek van [ x ], gevestigd te [ ] met
[ ] als gemachtigde.
1.2. Op 12 juni 2001 is een vonnis ten laste van klager gewezen.
1.3. Op 19 juni 2001 is het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
1.4. In 2002 heeft het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 van voormalig deurwaarderskantoor [ ] de opdracht ontvangen executiemaatregelen ten laste van klager te nemen.
1.5. Op 30 augustus 2002 heeft gerechtsdeurwaarder [ ] executoriaal beslag gelegd onder het UWV ten laste van klager.
1.6. Bij brief van 3 september 2002 is klager door het UWV bericht dat [ ] beslag heeft gelegd en dat maandelijks € 68,79 zal worden ingehouden op zijn uitkering.
1.7. Uit hoofde van het op 30 augustus 2002 gelegde beslag heeft op 1 oktober 2002 de eerste inhouding plaatsgevonden en op 21 december 2011 de laatste.
1.8. Op 24 april 2003 heeft de opdrachtgever aan het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 doorgegeven dat per die datum
[ ] als de opdrachtgever dient te worden gezien.
1.9. Het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft op 13 april 2012 het dossier van klager gesloten, omdat de uitkering van klager op 1 februari 2012 is komen te eindigen.
1.10. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft in 2013 van [ ] de opdracht gekregen om het vonnis van 12 juni 2001 aan klager te betekenen en executiemaatregelen te nemen.
1.11. Op 26 maart 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het vonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.
1.12. Op 4 april 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 loonbeslag gelegd onder de SVB ten laste van klager.
1.13. Na beslaglegging heeft [ y ] zich op 18 april 2013 als gemachtigde van klager bij gerechtsdeurwaarder sub 1 gemeld en een verzoek om informatie over de vordering gedaan. Hij wenste te ontvangen alle gerechtelijke stukken met betrekking tot het vonnis, alle gerechtelijke stukken aangaande faillissement/eventuele opheffing faillissement, alle gevoerde correspondentie in het dossier vanaf 12 juni 2001 en specificaties van zowel de in het betekeningsexploot vermelde hoofdsom als de gevorderde rente.
1.14. Bij brief van 8 mei 2013 heeft [ y ] gerechtsdeurwaarder sub 1 bericht dat nog niet alle gevraagde informatie was ontvangen. Hij verzoekt om overlegging van de ontbrekende gegevens.
1.15. Bij brief van 17 mei 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 onder meer het volgende bericht:
“(…)Voor een specificatie van de totaal openstaande vordering verwijzen wij u naar ons schrijven van 6 mei 2013. Verder verwijzen wij u naar het vonnis en de daarbij horende dagvaarding. Hieruit valt de hoogte van de hoofdsom op te maken en de toegewezen rente. Gerechtelijke stukken omtrent faillissementen zijn openbaar. Indien de heer [ ] u deze stukken niet kan tonen kunt u deze zelf opvragen bij de betreffende rechtbank. Voorts melden wij u dat wij handelen uit naam van het uitgesproken vonnis van 12 juni 2011 en op basis hiervan de zaak ongewijzigd zullen voortzetten.(…)”
1.16. Bij brief van 22 mei 2013 heeft [ y ] gerechtsdeurwaarder sub 1 bericht dat ondanks twee verzoeken om een bepaalde stukken, hij de gevraagde informatie nog steeds niet had ontvangen. [ y ] heeft nogmaals concreet verzocht om de gerechtelijke stukken omtrent faillissement/eventuele opheffing faillissement , alle correspondentie aangaande het dossier, een specificatie van de hoofdsom en een specificatie van de rente.
1.17. Bij brief van 31 mei 2013 schrijft [ y ] onder meer het volgende aan gerechtsdeurwaarder sub 1:
“(…)Uit een aantal telefoongesprekken en gedetailleerd email verkeer is mij duidelijk geworden dat [ x ] en/of [ ] vanaf 12 juni 2001 geen enkele poging heeft ondernomen om deze vordering op te eisen.
[ x ] heeft aangegeven dat er in haar administratie geen gegevens voorkomen van mijn cliënt.
Uit de telefoongesprekken met [ ] is gebleken dat dit dossier geen onderdeel uitmaakte van de portfolio wat per 1ebruari 2012 werd overgedragen aan de rechtsopvolger van [ ] , onderdeel van [ x ] te weten [ ] .
Bovendien heeft [ ] aangegeven dat op basis van de historische informatie die hen ter beschikking staat is gebleken dat deze vordering reeds in 1997 financieel is afgeboekt. (…)
Gelet op het bovenstaande meen ik te kunnen vaststellen dat er geen wettelijke grond bestaat deze vordering op te eisen.(…)”
1.18. In een e-mail van 12 juni 2013, afkomstig van [ ], gericht aan gerechtsdeurwaarder sub 1, staat onder meer het volgende:
“(…) Sinds februari 2012 is [ ], statutair gevestigd te [ ] de nieuwe eigenaar en heeft zij het portofolio overgenomen van [ ] , onderdeel van [ x ].
In verband daarmee deel ik u mede dat het dossier van de heer [ ] geen onderdeel uitmaakte van het portofolio wat in februari 2012 werd overgenomen door [ ] .(…)”
1.19. Bij brief van 1 juli 2013 schrijft gerechtsdeurwaarder sub 1 onder meer het volgende aan klager:
“(…) Ten tweede hebben wij de meldingen van de heer [ y ] inzake de correctheid van de vordering - is deze (nog) wel van [ x ] of niet - voorgelegd aan onze opdrachtgever. Wij zijn in afwachting van hun reactie. (…) De stelling dat de heer [ y ] aangeeft dat u de vordering niet erkent, kunnen wij dus niet delen.
Ten derde heeft de heer [ y ] ons een overzicht gevraagd van de hoogte van de vordering, inclusief de rente. Informatie voorafgaand aan de datum van het vonnis is niet rechtstreeks in ons bezit, wij baseren ons altijd op het vonnis en wat hierin door de Rechter wordt toegewezen. Wel kunnen wij u een overzicht geven van de vordering zelf. Dit houdt het volgende in:
Het vonnis van 12 juni 2001 - kopie bijgevoegd inclusief dagvaarding - bepaalt dat u bent verschuldigd een hoofdsom van f 77.416,84. Dit is in euro’s een bedrag van € 35.130,23. Dit bedrag - afgerond tot € 35.130,00 - is tevens als hoofdsom in ons dossier opgenomen. De rente die door de Rechter is toegewezen, bedraagt 1,75% per maand vanaf 15 maart 2000 tot aan de dag der algehele voldoening. Per jaar is dit 21%. Onze opdrachtgever heeft ons verzocht een bedrag van 15% aan te houden.
Dit rentebedrag is inmiddels behoorlijk opgelopen, echter wel conform het vonnis, zelfs met een lager percentage. Via websites zoals http://www.wettelijkerente.net kunt u eenvoudig zelf de berekening maken wat de verschuldigde rente tot op heden bedraagt. (…)”
1.20. Bij brief van 5 juli 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 klager bericht dat de executie opgeschort zal worden totdat er meer duidelijkheid is omtrent de eisende partij.
1.21. Bij e-mail van 16 juli 2013 heeft [ z ] gerechtsdeurwaarder sub 1 bericht dat [ x ] de juridisch eigenaar is en dat de executie kon worden voortgezet. Dit standpunt is door gerechtsdeurwaarder sub 1 bij brief van 26 juli 2013 aan [ y ] medegedeeld.
1.22. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft op 24 augustus 2013 aan de SVB doorgegeven dat de betalingen uit hoofde van het op 4 april 2013 gelegde beslag dienden te worden hervat.
1.23. Bij e-mail van 18 februari 2016 heeft [ z ] gerechtsdeurwaarder sub 1 bericht dat het dossier gesloten diende worden, omdat de debiteur uit naam van de verkeerde schuldeiser zou zijn aangeschreven.
1.24. De SVB heeft klager bij brief van 25 februari 2016 bericht dat het loonbeslag
op verzoek van gerechtsdeurwaarder sub 1 per direct is opgeheven.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1 samengevat over dat:
2.1. niet bekend wordt gemaakt wie nu eigenlijk de opdrachtgever van de vordering is, althans dat gerechtsdeurwaarder sub 1 blijft bij zijn bewering dat [ x ] juridisch de eigenaar is, terwijl [ x ] reeds op 31 augustus 2001 is uitgeschreven uit het handelsregister en niet meer bestaat;
2.2. ondanks meerdere verzoeken daartoe geen aanvullende stukken of gegevens over de vordering overlegd kunnen worden;
2.3. beslag is gelegd zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.
Klager beklaagt zich er ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 2 samengevat over dat:
2.4. op 30 augustus 2002, in opdracht van [ x ] en op grond van een vonnis van 12 juni 2001, executoriaal beslag is gelegd op de uitkering van klager, terwijl alle activiteiten van [ x ] sinds 31 augustus 2001 zijn stopgezet en niemand de naam [ x ] meer mag gebruiken. Gedurende tien jaar lang heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 niet aan klager laten weten dat beslag was gelegd op zijn uitkering. Klager heeft nooit een afrekening gehad over de ingehouden bedragen.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1. Klager heeft in zijn klacht [ ] als beklaagde genoemd, omdat [ ] in 2002 executoriaal derdenbeslag ten laste van klager heeft gelegd. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft echter ter zitting aangevoerd dat [ ] al langere tijd niet meer werkzaam is als gerechtsdeurwaarder (op het kantoor waarvan klager het adres heeft opgegeven in zijn klacht). De gemachtigde namens het kantoor heeft ter zitting gemotiveerd uiteengezet waarom gerechtsdeurwaarder sub 2 als beklaagde dient te worden aangemerkt. Gerechtsdeurwaarder sub 2 is namelijk verantwoordelijk geweest voor de dossierbehandeling van klager. Klager heeft daar ter zitting verder niets meer tegen ingebracht. De Kamer zal daarom de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder sub 2 als beklaagde aanmerken. Daarmee is in de aanhef van deze uitspraak al rekening gehouden.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.1. overweegt de Kamer dat uit de door klager overgelegde stukken volgt dat klager, althans zijn toenmalige gemachtigde [ y ], gerechtsdeurwaarder sub 1 uitvoerig heeft bericht dat de eisende partij, [ x ], vanaf 31 augustus 2001 niet meer in het handelsregister voorkomt en dat de vordering die gerechtsdeurwaarder sub 1 ter executie in behandeling heeft geen juridische grondslag (meer) heeft. De berichtgeving afkomstig van de zijde van klager was goed gemotiveerd en deugdelijk onderbouwd. Gelijkluidende berichten ontvangt gerechtsdeurwaarder sub 1 in de loop der tijd eveneens van zowel [ x ] als [ ], al dan niet via klager. Bovendien heeft de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 ter zitting aangevoerd dat naar aanleiding van de berichtgeving van klager op kantoor getracht is om [ x ] in het handelsregister te vinden, maar dat [ x ] niet in het handelsregister voorkwam. Een akte van cessie kon [ z ] ook niet overleggen.
4.4. Bij gerechtsdeurwaarder sub 1 zou bij dergelijke signalen op zijn minst enige twijfel moeten zijn ontstaan omtrent de mogelijkheid dat [ x ] niet meer de juridisch eigenaar van de bij vonnis van 19 juni 2001 toegewezen vordering zou kunnen zijn. Het blindelings overnemen van het standpunt van opdrachtgever [ z ] daaromtrent getuigt niet van een onafhankelijke opstelling, maar van een te lijdelijke houding. Klager heeft er alles aan gedaan om gerechtsdeurwaarder sub 1 inzichtelijk te maken dat [ x ] niet de juridisch eigenaar kon zijn. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft zich in deze teveel laten leiden door zijn opdrachtgever en heeft onvoldoende getoond dat hij een eigen verantwoordelijkheid heeft. Gerechtsdeurwaarder sub 1 had gerede twijfel omtrent de juistheid van (de juridisch eigenaar van) de vordering en heeft niet gehandeld als een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.
4.5. Uit de door de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1 ter zitting gegeven toelichting lijkt te volgen dat gerechtsdeurwaarder sub 1 zich op het standpunt stelt dat zijn onderzoeksplicht ophoudt, indien hij navraag heeft gedaan bij de opdrachtgever en die opdrachtgever vervolgens verklaart dat zij de juridisch eigenaar is. In het onderhavige geval gaat het over een periode van drie jaar. Klager is aanhoudend onderzoek blijven doen. Uit het verweerschrift noch uit de uitlatingen van de gemachtigde ter zitting blijkt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 zich verder ook maar iets heeft aangetrokken van de berichtgeving van klager. De Kamer is van oordeel dat dit klachtonderdeel doel treft.
4.6. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.2. overweegt de Kamer dat klager hier kennelijk doelt op de verzoeken van zijn toenmalige gemachtigde [ y ]. Op 18 april 2013 heeft [ y ] gerechtsdeurwaarder sub 1 steeds zeer gerichte en specifieke vragen gesteld om meer duidelijkheid van de vordering te kunnen verkrijgen (zie overweging 1.13.). Uit de reacties van gerechtsdeurwaarder sub 1 op de brieven blijkt dat klager daar steeds geen, althans een onvoldoende deugdelijk antwoord op heeft gekregen (in dit kader wordt verwezen naar overweging 1.15.). Zo wordt klager met het verzoek om een jaarlijkse renteberekening bij brief van 3 juli 2013 verwezen naar een internetwebsite waarop klager aan de hand van het vonnis deze renteberekening zelf kan maken (zie overweging 1.19.). In zoverre is de Kamer van oordeel dat ook dit klachtonderdeel doel treft, nu klager niet alle gevraagde stukken en gegevens heeft mogen ontvangen.
4.7. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.3. overweegt de Kamer dat gerechtsdeurwaarder sub 1 voldoende gemotiveerd uiteen heeft gezet dat de beslagvrije voet op verzoek van klager met terugwerkende kracht is herberekend en toegepast. Op 16 april 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 verzocht om uitkeringsspecificaties van de laatste drie maanden. Deze stukken waren voor gerechtsdeurwaarder sub 1 noodzakelijk om de beslagvrije voet te kunnen herberekenen. Ondanks dat gerechtsdeurwaarder sub 1 in afwachting was van deze stukken, heeft hij de beslagvrije voet uiteindelijk toch met terugwerkende kracht herberekend en toegepast. Dat is klager kenbaar gemaakt bij brief van 3 juli 2013. Klager heeft in zijn klacht onvoldoende uiteengezet waarom gerechtsdeurwaarder sub 1 klachtwaardig gehandeld zou hebben, nu juist klager nalatig lijkt te zijn met de aanlevering van de gevraagde gegevens. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.
4.8. Gelet op het hiervoor gestelde zal de Kamer de klachtonderdelen 2.1. en 2.2., gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1, gegrond verklaren. Klachtonderdeel 2.3. gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 is naar het oordeel van de Kamer ongegrond.
4.9. De Kamer is van oordeel dat ten aanzien van gerechtsdeurwaarder sub 1, voor de
gegronde klachtonderdelen 2.1. en 2.2., oplegging van na te nemen tuchtrechtelijke
maatregel passend en geboden is.
4.10. Met betrekking tot klachtonderdeel 2.4. overweegt de Kamer dat klager stelt dat [ ] geen executiemaatregelen kon nemen ten laste van hem, omdat [ x ] in 2002 niet meer in het handelsregister stond ingeschreven. Daar is [ ] in die periode echter nimmer door iemand op gewezen. [ ] mocht in 2002 uitgaan van de juistheid van de hem ter hand gestelde executoriale titel en executieopdracht, afkomstig van een advocaat. Het lag niet op zijn weg om de titel meer dan marginaal te toetsen. Indien een gerechtsdeurwaarder wordt verzocht een titel te executeren, is hij wettelijk verplicht om aan dat verzoek te voldoen. [ ] heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren en loonbeslag te leggen onder het UWV. Door het UWV is klager bij brief van 2 september 2002 op de hoogte gesteld dat loonbeslag is gelegd en welk bedrag maandelijks onder het beslag zou vallen (zie overweging 1.5.). Ook al zou juist zijn, dat klager deze brief niet ontvangen heeft, zoals hij stelt, dan had hij maandelijks op zijn uitkeringsspecificatie kunnen zien dat er een bedrag werd ingehouden door het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2. Dat klager dacht dat dit een inhouding van [ ] was doet daar verder niet aan af. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft aangevoerd dat het loonbeslag aan klager is overbetekend. Gerechtsdeurwaarder sub 2 diende en afschrift van het exploot van overbetekening over te leggen alsmede aan klager een afrekening te verstrekken na het eindigen van de beslaglegging, zodat de kennisgeving en afdrachten door de Kamer geverifieerd konden worden. Door dit na te laten heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 2.4 is gegrond en oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel is passend en geboden. Beslist wordt als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klachtonderdelen 2.1. en 2.2. gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 gegrond;
- legt gerechtsdeurwaarder sub 1 voor de gegrond verklaarde klachtonderdelen de maatregel berisping op met de aanzegging, dat indien andermaal een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen;
- verklaart klachtonderdeel 2.3 gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 ongegrond;
- verklaart klachtonderdeel 2.4. gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 gegrond;
- legt gerechtsdeurwaarder sub 2 de maatregel berisping op;
Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter,
mr. A. Sissing en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 mei 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.