ECLI:NL:TGDKG:2017:232 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/602636 / DW RK 16/104

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:232
Datum uitspraak: 08-09-2017
Datum publicatie: 25-03-2018
Zaaknummer(s): C/13/602636 / DW RK 16/104
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Schorsing in de uitoefening van het ambt
Inhoudsindicatie:   Verkeerde berekening beslagvrije voet, authentieke akte niet waarheidsgetrouw, niet in achtnemen wettelijke termijn van overbetekening, tweede beslag onnodig gelegd en daarmee veroorzaken nodeloze kosten en pas reageren op daarover bij hen ingediende klacht na indienen klacht bij de kamer. Vijf ernstige fouten op een rij, welke misslagen de gerechtsdeurwaarders in hoge mate wordt aangerekend. Maatregel van schorsing voor de duur van één week opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 8 september 2017 zoals bedoeld in  artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/602636 / DW RK 16/104 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1. [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

2. [     ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 5 februari 2016,  heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 april 2016, is door de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 juli 2017 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op uiterlijk 8 september 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarders zijn op verzoek van het CJIB belast met de tenuitvoerlegging van een op 25 september 2015 door het Zorginstituut Nederland ten laste van klager uitgevaardigd dwangbevel. Volgens dit dwangbevel was klager € 73,53 aan hoofdsom verschuldigd en € 30,25 aan invorderingskosten.

-          Het dwangbevel is door gerechtsdeurwaarder sub 2 bij exploot van 2 oktober  2015 aan klager betekend met bevel tot betaling van € 196,40 (hoofdsom, invorderingskosten en € 92,62 aan explootkosten).

-          Op 22 oktober 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 ten laste van klager beslag gelegd onder diens uitkeringsinstantie. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 3 november 2015 aan klager overbetekend. Er is beslag gelegd voor de hoofdsom, de invorderingskosten, de kosten van betekening van het dwangbevel, executiekosten, de kosten van het exploot van beslaglegging en de kosten van overbetekening. De beslagvrije voet is bepaald op € 618,83.

-          Klager geniet een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande. Op grond van het beslag is maandelijks vanaf november 2015 € 41,25 aan de gerechtsdeurwaarders afgedragen.

-          Op 7 januari 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag gelegd onder de Belastingdienst op de zorgtoeslag van klager. Het proces-verbaal van dit beslag heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op 14 januari 2016 aan klager betekend. Er is beslag gelegd voor de hoofdsom, de invorderingskosten, de kosten van betekening van het dwangbevel, executiekosten, explootkosten en de kosten van overbetekening. In mindering is gebracht een bedrag van  € 197,28 (dat komt overeen met de voorafgaand aan het beslag op de uitkering aan het CJIB betaalde oorspronkelijke hoofdsom vermeerderd met driemaal de maandelijkse inhouding ad € 41,24 op grond van loonbeslag). De beslagvrije voet is bepaald op nihil.

-          Bij brief van 18 januari 2016 heeft de vader van klager bezwaar gemaakt tegen het exploot van 14 januari 2016, alsmede tegen de daarmee samenhangende kosten en de beslaglegging op de zorgtoeslag. Het bedrag waarvoor bij de betekening van het dwangbevel bevel betaling was gedaan, was door zijn zoon betaald. Het beslag op de bijstandsuitkering was al onnodig, maar het beslag op de zorgtoeslag helemaal. Volgens de vader van klager dienden de gerechtsdeurwaarders daarom de beslagen op te heffen en bedragen terug te betalen.  

-          Eerst na ontvangst van de onderhavige klacht is op 17 februari 2016 op de brief van 18 januari 2016 gereageerd, is de beslagvrije voet aangepast, zijn alle door de gemeente verrichte inhoudingen aan klager gerestitueerd en zijn de beslagen opgeheven.

3. De klacht

3.1 Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: ten onrechte beslag op zijn zorgtoeslag hebben gelegd;

b: een verkeerde beslagvrije voet hebben vastgesteld;

c: te hoge executiekosten in het exploot van 7 januari 2016 hebben berekend en evenmin rekening hebben gehouden met de op grond van het eerste beslag reeds geïncasseerde bedragen;

d: niet hebben gereageerd op zijn brief van 18 januari 2016.

3.2 Met de inhoudingen op basis van het beslag op de uitkering zou de schuld in augustus 2016 zijn afgelost. Ten tijde van het tweede beslag was door de gerechtsdeurwaarders reeds een bedrag van € 197,28 ontvangen. Niet gebleken is dat met dit bedrag rekening is gehouden. Het tweede beslag was dus niet nodig. De juiste beslagvrije voet bedroeg € 988,96. Het bedrag van € 270,51 aan executiekosten vindt geen rechtvaardiging in het BTaG.   

3.3 Gezien zijn slechte gezondheidstoestand voelt klager zich door toedoen van de gerechtsdeurwaarders extra belast. Hij acht daarom toekenning van een vergoeding van € 2.500,00 op zijn plaats.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 De gerechtsdeurwaarders hebben verweer gevoerd. Bij het beslag op de zorgtoeslag is geen beslagvrije voet van toepassing. Klager heeft pas op 18 januari 2016 verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet. Achteraf bezien is bij het beslag op de uitkering een te lage beslagvrije voet toegepast. Er is echter geen sprake geweest van bewuste misleiding van de gemeente zoals klager heeft gesteld. Ook in het exploot van beslaglegging op de zorgtoeslag is geen sprake geweest van een leugen, zoals eveneens door klager is gesteld. Er was weliswaar een bedrag voldaan dat iets groter was dan het bedrag dat werd gevorderd in het exploot van betekening van het dwangbevel, maar een betaling strekt eerst in mindering op de kosten en rente. De vordering waarvoor bevel was gedaan was dus nog niet betaald. Het door klager betaalde bedrag betrof drie termijnen uit het loonbeslag en een rechtstreekse betaling aan de opdrachtgever van € 73,53.  

4.2 Het in het exploot van derdenbeslag van 7 januari 2016 vermelde bedrag van € 270,51 aan executiekosten heeft betrekking op reeds verschenen executiekosten, zoals het proces-vervaal van beslag onder de gemeente, de overbetekening van dat beslag, verdeelkosten en informatiekosten. Het door klager genoemde bedrag van € 12,27 heeft betrekking op het achterhalen van verhaalsmogelijkheden. Het door klager in grief 6 genoemde bedrag bij een samenlopend beslag van € 5,85 is hier niet aan de orde, omdat hier sprake is van een beslag onder twee verschillende derden. Een samenlopend beslag betreft meerdere derdenbeslagen onder een derde.    

4.3 De onderhavige vordering, van het Zorg Instituut Nederland kent een beperkte behandeltijd. Als incassering binnen die termijn niet mogelijk is, moet het dossier gesloten worden. Om dat tegen te gaan is gekozen om aanvullend beslag te leggen. Gelet op de hoogte van het op grond van het loonbeslag maandelijks geïncasseerde bedrag was aflossing binnen de expiratiedatum van de vordering niet mogelijk. Achteraf was het beter geweest om de kosten van het proces-verbaal en overbetekening van het tweede beslag direct op nihil te stellen. De intentie bestond om de vordering te incasseren zonder klager met extra kosten te belasten.

4.4 Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders hieraan toegevoegd dat het eerste beslag niet gelegd had moeten worden en het tweede wellicht evenmin.

5. Beoordeling van de klacht

5.1. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Vast staat dat de gerechtsdeurwaarders een verkeerde beslagvrije voet hebben bepaald bij het loonbeslag. Dat valt hun aan te rekenen, omdat ter zitting is bevestigd dat de uitkering van klager € 783,85 bedroeg en dit voorafgaand aan het beslag door de gemeente is meegedeeld. Dat bedrag op zich was al lager dan het bedrag van de alleenstaandennorm. Vervolgens is bij de bepaling van de beslagvrije voet uitgegaan van een gehuwdennorm terwijl nergens is gebleken dat toepassing van die norm gerechtvaardigd was en evenmin dat aanleiding bestond voor een halvering van die beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders hebben hiervoor ter zitting in ieder geval geen verklaring kunnen geven, behalve dat het een fout van een medewerker zou betreffen. Nog los van het feit dat een gerechtsdeurwaarder in de regel voor het handelen van zijn medewerker de verantwoordelijkheid draagt, had deze fout de gerechtsdeurwaarders zonder meer moeten opvallen bij het leggen van het beslag. Er werd immers beslag gelegd op een bijstandsuitkering met een gehalveerde beslagvrije voet, terwijl van een partner of neveninkomsten niet is gebleken. Anders had de gemeente de uitkering gekort en was dat kenbaar geweest uit de verklaring derdenbeslag. Dit alles wijst op grote onzorgvuldigheid bij het opstellen van het exploot. Dit had de gerechtsdeurwaarders bij het leggen van het beslag alsnog moeten opvallen.

5.3 Voorts staat vast dat in het beslagexploot van 22 oktober 2017, de op 15 oktober 2017 ontvangen deelbetaling niet was verwerkt. Hierdoor is er voor een te hoog bedrag beslag gelegd. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders verklaard dat het exploot waarschijnlijk al gemaakt was, maar zij hebben niet kunnen verklaren waarom het exploot niet is aangepast als het nog niet was uitgebracht. Een exploot is echter een authentieke akte die waarheidsgetrouw dient te worden opgesteld. De gerechtsdeurwaarders hebben zich daar onvoldoende rekenschap gegeven, hetgeen tuchtrechtelijk laakbaar is. 

5.4 Voorts staat vast dat het loonbeslag buiten de wettelijke termijn van artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is overbetekend. Ter zitting hebben de gerechtsdeurwaarders dit niet kunnen verklaren. Hoewel deze termijn niet op straffe van nietigheid is voorgeschreven, is er wel sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen nu deze norm niet in acht is genomen. De gerechtsdeurwaarders hebben zich daarvan onvoldoende rekenschap gegeven, hetgeen tuchtrechtelijk laakbaar is.

5.5 Uit het exploot van beslag op de zorgtoeslag blijkt wel dat is geconstateerd dat deelbetalingen hebben plaatsgevonden, maar daar zijn verder kennelijk geen consequenties aan verbonden. Met klager is daarover evenmin gecommuniceerd, niet over de deelbetaling en evenmin over het restant dat nog open stond. De Kamer is voorts van oordeel dat dit beslag zonder noodzaak is gelegd. De zorgtoeslag bedroeg per maand € 83,00. De gerechtsdeurwaarders hebben daarnaar op 4 januari 2016 geïnformeerd. Op 25 maart 2016 verstreek de verhaalstermijn van het dossier hetgeen op 4 januari 2016 ook al bekend was. Met het tweede beslag hadden de kosten dus nooit binnen die termijn geïncasseerd kunnen worden. De conclusie lijkt onontkoombaar dat dit beslag slechts diende tot verhaal van de eigen kosten van het eerste beslag. Kennelijk waren de gerechtsdeurwaarders zich hiervan ook bewust omdat volgens een interne notitie van een medewerker de kosten tegengeboekt hadden moeten worden. Dat doet echter niet af aan de zinloosheid van dit beslag. Eventuele ontvangsten uit dat beslag hadden immers volgens de imputatie-regels eerst in mindering moeten worden afgeboekt op de kosten. Daarmee was bekend dat binnen de resterende verhaalstermijn van de opdrachtgever nimmer meer dan een deel van de extra, en dus nodeloze, aan dat beslag verbonden kosten afgelost zouden worden. Naar het oordeel van de Kamer wijst de interne notitie niet, zoals de gerechtsdeurwaarders hebben betoogd, op een belang van klager, maar ziet die op de instructie om op het einde van de verhaalstermijn de nog niet verhaalde kosten tegen te boeken. Het maken van de interne notitie wijst er volgens de Kamer op dat er bij het voorbereiden van het beslag reeds het besef is geweest dat de vordering ook met dit beslag niet geïncasseerd kon worden. Indien het belang van klager voorop had gestaan, zoals de gerechtsdeurwaarders hebben betoogd, dan had het beslag niet gelegd moeten worden, maar in ieder geval hadden de kosten daarvan niet ten laste van klager opgevoerd mogen worden zoals de gerechtdeurwaarders in hun verweerschrift overigens ook hebben toegegeven.

5.6 Voorts is niet tijdig op de brief van klager gereageerd, maar pas na indiening van de onderhavige klacht. Op de dag na ontvangst van de klacht zijn de beslagen opgeheven. Ook is getracht om de gemachtigde te bewegen om de klacht in te trekken.

5.7  Al met al is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders vijf ernstige fouten zijn aan te rekenen. De gerechtsdeurwaarders hebben de beslagvrije voet bij het beslag op de uitkering verkeerd berekend, zij hebben een authentieke akte opgesteld die niet waarheidsgetrouw is, zij hebben de wettelijke termijn van overbetekening niet in acht genomen, zij hebben het tweede beslag onnodig gelegd en hebben daarmee nodeloos kosten veroorzaakt en zij hebben pas op de bij hen ingediende klacht van klager gereageerd nadat de onderhavige klacht bij de Kamer was ingediend. Kennelijk worden er structureel fouten gemaakt, waarvan een deel doelbewust. De beslagvrije voet is doelbewust verkeerd bepaald. Zelfs als de zaak door een onervaren medewerker was voorbereid, had het de gerechtsdeurwaarders moeten opvallen bij de beslaglegging. Eveneens is de authentieke akte niet waarheidsgetrouw opgesteld.  De Kamer rekent de gerechtsdeurwaarders deze misslagen in hoge mate aan. Dat zij excuses hebben aangeboden, beide beslag hebben opgeheven, alle inhoudingen hebben teruggestort aan klager en intern maatregelen hebben getroffen ter verbetering van hun bedrijfsvoering doet niet af aan ernst van de verweten gedragingen. De Kamer acht daarom oplegging van na te melden zware maatregel op zijn plaats.

5.8 De onderhavige procedure leent zich niet voor toekenning van schadevergoeding, zo daartoe al aanleiding zou zijn.

5.9 Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt aan de gerechtsdeurwaarders ieder afzonderlijk de maatregel van schorsing op voor de duur van één week, welke maatregel ingaat na het onherroepelijk worden van deze beslissing op een aan de gerechtsdeurwaarders bij aangetekende brief door de Kamer mee te delen datum. De periodes van telkens één week worden aansluitend opgelegd, eerst voor gerechtsdeurwaarder sub 1 en dan voor gerechtsdeurwaarder sub 2.   

Aldus gegeven door mr. A.E. de Vos, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. J.N. Reijn,  leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.