ECLI:NL:TGDKG:2017:23 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 686.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:23
Datum uitspraak: 07-03-2017
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 686.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Klacht gegrond. Geldboete opgelegd. Klaagster heeft zich correct aan de betalingsregelingen gehouden. Wegens administratieve fouten zijdens de gerechtsdeurwaarder zijn ten onrechte beslagen gelegd en kosten gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft de Kamer onjuiste informatie verschaft. Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat op het moment dat er zaken fout zijn gegaan en eerder onterecht loonbeslag is gelegd, hij extra zorgvuldig is met het leggen van een volgend loonbeslag, temeer nu de wijze van boeking van de betalingen klaagster op geen enkele wijze valt te verwijten.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 maart 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 686.2015 ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 17 augustus 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 21 september 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 januari 2017, alwaar klaagster en een gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder,

[   ], zijn verschenen. Van deze behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 maart 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder heeft een vordering op klaagster (dossier [1]) en een vordering op de zoon van klaagster (dossier [2]) in behandeling.

-          Op 18 november 2014 is een betalingsregeling getroffen van € 75,00 per maand per dossier, waarbij de eerste betaling uiterlijk 1 december 2014 diende te zijn ontvangen.

-          Op 28 november 2014 is vonnis gewezen ten laste van klaagster.

-          Op 31 december 2014 is het vonnis aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Op 13 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd onder [   ].

-          Op 31 juli 2015 is executoriaal beslag gelegd onder de werkgever van klaagster.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder op 31 juli 2015 ten onrechte beslag heeft gelegd. Klaagster had voor twee dossiers een regeling getroffen en is deze regeling tot en met de laatste aflossing van 25 april 2015 altijd stipt nagekomen. De gerechtsdeurwaarder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat klaagster voor ieder dossier afzonderlijk een bedrag van € 75,00 had moeten overmaken onder vermelding van het dossiernummer en dat zij niet kon volstaan met iedere keer een bedrag van € 150,00 over te maken, onder vermelding van beide dossiernummers. De door de gerechtsdeurwaarder gewenste wijze van betaling is nooit aan klaagster kenbaar gemaakt. Klaagster voelt zich onheus bejegend door de gerechtsdeurwaarder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft de gerechtsdeurwaarder zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. Naar het oordeel van de Kamer kan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat hij ten onrechte loonbeslagen heeft gelegd en onnodig kosten heeft veroorzaakt. Klaagster heeft vanaf 18 november 2014 een betalingsregeling getroffen van € 75,00 inzake haar dossier en € 75,00 inzake het dossier van haar zoon. Hoewel de gerechtsdeurwaarder in het verweerschrift enkel de betalingsregeling inzake het dossier van klaagster heeft overgelegd, blijkt uit een telefoonnotitie van 18 november 2014 dat op die dag ook een betalingsregeling van € 75,00 inzake het dossier van haar zoon is getroffen. Dit heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder ter zitting uiteengezet. Klaagster betaalde maandelijks een bedrag van € 150,00 aan de gerechtsdeurwaarder, onder vermelding van beide dossiernummers. 

4.3. Door een administratieve fout van de gerechtsdeurwaarder zijn de maandelijkse bedragen van € 150,00 eerst volledig afgeboekt op het dossier van de zoon van klaagster, zodat het erop leek dat in het dossier van klaagster geen betalingen binnenkwamen. Dit ten onrechte. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder erkent ter zitting dat door een fout van het kantoor de afboekingen verkeerd zijn gegaan. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder op 13 maart 2015 loonbeslag gelegd, ondanks het feit dat klaagster zich correct aan de betalingsregeling hield. Nadat klaagster contact had opgenomen,  heeft zij op verzoek van de gerechtsdeurwaarder betalingsbewijzen overgelegd. De gerechtsdeurwaarder erkende toen dat geen beslag gelegd had mogen worden. Op dat moment was het dan ook duidelijk dat de betalingen verkeerd geboekt waren. Waarom de gerechtsdeurwaarder dan eenzijdig op 20 mei 2015 een betalingsregeling van € 150,00 aan klaagster bevestigt is de Kamer niet duidelijk.

4.4. Nu klaagster zich niet zou hebben gehouden aan die betalingsregeling van 20 mei 2015, legt de gerechtsdeurwaarder op 31 juli 2015 wederom loonbeslag. Dat is gezien hetgeen hiervoor is overwogen ten onrechte. Van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat op het moment dat er zaken fout zijn gegaan en eerder onterecht loonbeslag is gelegd, hij extra zorgvuldig is met het leggen van een volgend loonbeslag, temeer nu de wijze van boeking van de betalingen klaagster op geen enkele wijze valt te verwijten. Ter zitting is namens de gerechtsdeurwaarder erkend dat als de dossiers in het systeem wel goed aan elkaar gekoppeld zouden zijn, er geen executiemaatregelen zouden zijn genomen. Met andere woorden, klaagster zou beide dossiers hebben afgelost in het kader van de betalingsregeling.

4.5. Het voorgaande leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld. De klacht omtrent de onheuse telefonische bejegening heeft klaagster onvoldoende onderbouwd. Niet kan worden vastgesteld dat er brutaal en kortaf tegen haar is gesproken, temeer nu dit door de gerechtsdeurwaarder wordt weersproken en klaagster niet uiteen heeft gezet welke bewoordingen zouden zijn gebruikt die niet door de beugel kunnen.

4.6. De Kamer zal de klacht gegrond verklaren. De Kamer is van oordeel dat oplegging van een tuchtrechtelijke maatregel passend en geboden is, mede gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift onjuiste informatie heeft verstrekt aan de Kamer. Door het handelen van de gerechtsdeurwaarder is klaagster financieel benadeeld. Daarbij doet de gerechtsdeurwaarder het in zijn verweerschrift ten onrechte voorkomen alsof klaagster degene is aan wie deze fouten zijn te wijten. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn verweerschrift bovendien dat hij ‘uit coulance’ de kosten van de bankbeslagen ad € 450,28 aan klaagster heeft geretourneerd. Ter zitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder dit bedrag niet in september 2015, zoals hij in zijn verweerschrift stelt, maar pas in januari 2017, dus een week voor de zitting, aan klaagster heeft terugbetaald, overigens zonder dat rente is vergoed. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht gegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder een geldboete ter hoogte van € 350,00 op, waarbij de in artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet bepaalde termijn en de wijze waarop de boete moet worden voldaan door de Kamer na het onherroepelijk worden van de beslissing per brief aan de gerechtsdeurwaarder wordt medegedeeld.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. W.M. de Vries en

mr. M.W. de Ruijter, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 maart 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.