ECLI:NL:TGDKG:2017:168 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 186.2016

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:168
Datum uitspraak: 06-10-2017
Datum publicatie: 12-10-2017
Zaaknummer(s): 186.2016
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Er is loonbeslag gelegd ten laste van klager voor een schuld van diens echtgenote. Klager en zijn echtgenote zijn op huwelijkse voorwaarden getrouwd met koude uitsluiting.Nu de gerechtsdeurwaarder wist dat hij op het inkomen van klager loonbeslag legde voor een vordering op diens echtgenote brengt de in acht te nemen zorgvuldigheid mee dat de gerechtsdeurwaarder op voorhand het huwelijksgoederenregister had moeten raadplegen om te bezien of klager wellicht op huwelijkse voorwaarden was getrouwd. Nu de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan en derhalve het risico heeft genomen dat hij onterecht beslag zou leggen op het inkomen van klager, is de klacht gegrond. Daaraan doet niet af dat raadpleging van dat register mogelijk geen definitief uitsluitsel zou hebben gegeven. Volgens artikel 475 lid 2 Rv heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager het formulier toegezonden waarop de werkgever de verklaring zoals bedoeld in artikel 476b Rv heeft gedaan. De wijze waarop de gerechtsdeurwaarder dit formulier heeft ingevuld voldoet aan de bijlage bij het Besluit verklaring derdenbeslag. De werkgever heeft dit formulier erg snel ingevuld en aan de gerechtsdeurwaarder geretourneerd en heeft niet de wettelijke termijn van vier weken afgewacht. De gerechtsdeurwaarder heeft hiervan een kopie aan klager gestuurd. Dit was voor de gerechtsdeurwaarder echter geen reden om het proces-verbaal van beslag niet aan klager over te betekenen. De klacht is gedeeltelijke gegrond en aan de gerechtsdeurwaarder wordt een berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 6 oktober 2017 zoals bedoeld in  artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/603799 / DW RK 16/186 ingesteld door:

[   ],

wonende te Eindhoven,

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 23 februari 2016,  heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen van 6 april 2016 (per abuis is 2015 vermeld) is door de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 25  augustus 2017 in aanwezigheid van de gemachtigden. Namens de gerechtsdeurwaarder is een notitie overgelegd. Van de behandeling zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op  6 oktober 2017.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een door de Officier van Justitie ten laste van de echtgenote van klager uitgevaardigd dwangbevel. Het dwangbevel is op 29 december 2015 aan de echtgenote van klager betekend, met bevel om tot betaling over te gaan.

-           Omdat betaling dan wel een reactie is uitgebleven heeft de gerechtsdeurwaarder op 29 januari 2016 derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klager.

-           Op 10 februari 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een kopie van de verklaring derdenbeslag verzonden.

-           Het beslag is op 15 februari 2016 opgeheven, nadat de gerechtsdeurwaarder het verschuldigde bedrag had ontvangen. De werkgever van klager is hiervan op de hoogte gesteld.

3. De klacht

3.1 Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: er ten onrechte beslag op zijn inkomen is gelegd voor een niet betaalde verkeersboete van zijn vrouw, terwijl zij getrouwd zijn op huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting;

b: zijn eer en goede naam als arts is aangetast door zonder waarschuwing beslag te leggen op zijn salaris via de salarisadministratie van zijn ziekenhuis. Door de aard van zijn professie is klager meer dan gewoon geraakt. De gerechtsdeurwaarder had van te voren moeten waarschuwen alvorens tot deze disproportionele maatregel over te gaan;

c: uit de verklaring van het derdenbeslag niet  op te maken valt waar het over gaat. Hoe kan een leek begrijpen wat wordt bedoeld met de afkorting voor zaak “OVJ/Mulder/[   ]”? Hoe kan een leek begrijpen wat een derdenbeslag is? Waarom is de verklaring niet ondertekend door een deurwaarder? Waarom is er nergens een bedrag te vinden wat er betaald moet worden? Waarom is er geen specificatie van de kosten? Volgens klager is het niet professioneel van een gerechtsdeurwaarder om een dergelijk stuk op te stellen dat zoveel vragen oproept. Klager is van mening dat van een gerechtsdeurwaarder, net als van een arts, kan worden gevergd een begrijpelijk stuk op te stellen met een verwijzing naar relevante wetsartikelen. Dat geldt ook voor de handelingen die een gerechtsdeurwaarder verricht. 

3.2 Klager en zijn vrouw houden hun administraties volstrekt gescheiden. Volgens klager had de gerechtsdeurwaarder voorafgaand aan de beslaglegging onderzoek moeten instellen naar het huwelijksgoederenregiem. De auto waarmee de gedraging is verricht staat op naam van zijn vrouw. Klager heeft het dwangbevel niet eens onder ogen gekregen, omdat het is betekend tijdens de vakantie en zijn vrouw het stuk niet tussen haar administratie heeft aangetroffen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Het eerste klachtonderdeel betreft volgens haar een executiegeschil  De gerechtsdeurwaarder had op voorhand mede gelet op de lange duur van het huwelijk geen reden om aan te nemen dat er tussen klager en zijn echtgenote geen enkele huwelijksgemeenschap zou bestaan en er was dus op voorhand geen aanleiding om daarnaar onderzoek te doen.  Er geldt geen verplichting tot het vooraf raadplegen van het huwelijksgoederenregister (zie de uitspraak van de Kamer over het curateleregister ECLI:NL:TGKDK:2015:195) en dat onderzoek had mogelijk ook geen zin gehad omdat zelfs bij raadpleging van het register nog steeds niet kenbaar kan zijn dat sprake is van huwelijkse voorwaarden, niet zeker is of die voorwaarden nog actueel zijn en de inhoud van die voorwaarden niet kenbaar wordt. Dat klager en zijn echtgenote gescheiden administraties hanteren, was niet kenbaar en van haar kon ook niet verwacht worden om dat te onderzoeken, aldus de gerechtsdeurwaarder.

4.2 Er geldt geen verplichting voor een executant om een beslaglegging vooraf aan te kondigen. De mogelijke positie van klager op zijn werk maakt dat niet anders, hooguit kan dat voor de werkgever van klager betekenen dat een grotere discretie in acht moet worden genomen. Een gerechtsdeurwaarder verricht zijn ambtshandelingen zonder aanzien des persoons. De wijze waarop op een salarisadminstratie van een werkgever met de verklaring derdenbeslag wordt omgegaan, kan aan een gerechtsdeurwaarder niet verweten worden.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft slechts gevolg gegeven aan haar wettelijke verplichting op basis van artikel 476b Rv. Het is gebruikelijk dat na een beslaglegging eerst het proces-verbaal van overbetekening wordt betekend waaruit blijkt waar de vordering op betrekking heeft. In dit geval is de verklaring derdenbeslag (te) snel door de werkgever geretourneerd. Het zou onjuist zijn geweest om die verklaring achter te houden en eerst tot betekening van het proces-verbaal over te gaan. Omdat klager naar aanleiding daarvan zelf contact opnam en zodoende al was geïnformeerd over de beslaglegging, is uit kostenoogpunt afgezien van de overbetekening.

5. Beoordeling van de klacht

5.1. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel overweegt de Kamer dat het gerechtshof Amsterdam in een soortgelijke zaak heeft beslist dat het bij een beslag roerende zaken aan klagers is om de huwelijkse voorwaarden over te leggen (ECLI:NL:GHAMS:2012:4401). Het verschil met die zaak en de onderhavige zaak is gelegen in het feit dat het bij een beslag op roerende zaken bij samenwonende echtelieden niet terstond duidelijk zal zijn aan wie de desbetreffende zaken toebehoren terwijl dat bij een loonbeslag wel het geval is. Bovendien raakt bij een loonbeslag de werkgever van de echtgenoot van de schuldenaar op de hoogte van het te executeren dwangbevel, terwijl niet vaststaat of het inkomen van de echtgenoot wel in de huwelijksgemeenschap valt. Nu de gerechtsdeurwaarder wist dat hij op het inkomen van klager loonbeslag legde voor een vordering van zijn echtgenote brengt de redelijkerwijs in acht te nemen zorgvuldigheid mee dat de gerechtsdeurwaarder op voorhand het huwelijksgoederenregister had moeten raadplegen om te bezien of klager wellicht op huwelijkse voorwaarden is getrouwd. Nu de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan en derhalve het risico heeft genomen dat hij onterecht beslag op het inkomen van klager zou leggen, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Daaraan doet niet af dat raadpleging van het huwelijksgoederenregister mogelijk geen definitief uitsluitsel zou hebben gegeven.

5.3 Dat klager het beslag als diffamerend heeft ervaren is begrijpelijk, maar dat brengt niet mee dat de gerechtsdeurwaarder gehouden was om voorafgaand het derdenbeslag een waarschuwing aan klager te sturen.  Een gerechtsdeurwaarder is bevoegd om een titel te executeren door middel van beslaglegging zonder dat eerst aan te kondigen.

5.4 Volgens artikel 475 lid 2 Rv heeft de gerechtsdeurwaarder aan de werkgever van klager het formulier toegezonden waarop de werkgever de verklaring zoals bedoeld in artikel 476b Rv heeft gedaan. De wijze waarop de gerechtsdeurwaarder op dit formulier bepaalde gegevens van te voren heeft ingevuld voldoet aan de bijlage bij het Besluit verklaring derdenbeslag. De bedoeling van de verklaring derdenbeslag is niet om betrokkenen te informeren. Dat gebeurt door middel van de betekening van het beslagexploot.  De verklaring derdenbeslag  dient om zekerheid te verkrijgen of een beslag beklijft omdat de werkgever op dat formulier verklaart of de schuldenaar in dienst is en er een salaris wordt genoten. Het zou immers mogelijk kunnen zijn dat de betreffende werknemer na de beslaglegging uit dienst is getreden. Het tweede onderdeel van de klacht is ongegrond.

5.5 Uit de overgelegde producties valt niet af te leiden dat er binnen acht dagen na het gelegde loonbeslag een proces-verbaal van dit beslag aan klager is betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft weliswaar op 10 februari 2016 een kopie van de ingevulde derdenverklaring aan klager verzonden, maar hieruit kan niet worden opgemaakt waar het beslag betrekking op heeft. Bovendien is het betekenen van derdenbeslag een wettelijke verplichting voor de gerechtsdeurwaarder ingevolge artikel 475i Rv.

Dat de werkgever van klager erg snel was met het invullen en terugsturen van de derdenverklaring en niet de wettelijke termijn van vier weken heeft afgewacht is geen reden om af te zien van de wettelijke verplichting om het proces-verbaal van het derdenbeslag aan klager te betekenen.  Ook het derde onderdeel van de klacht is gegrond.

5.6 De Kamer ziet aanleiding voor het gegronde deel van de klacht na te noemen maatregel op te leggen.

6. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING                                                               

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ten aanzien van de  klachtonderdelen zoals weergegeven in 3.1. a en  3.1. c gegrond en voor het overige ongegrond;

-                     legt voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas,  leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2017 in tegenwoordigheid van de secretaris.