ECLI:NL:TGDKG:2017:160 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 604384/ DW RK 16/237

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:160
Datum uitspraak: 19-09-2017
Datum publicatie: 05-10-2017
Zaaknummer(s): 604384/ DW RK 16/237
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Termijn van vijftien werkdagen voor herberekening beslagvrije voet in dit geval van onvoldoende gewicht is om te kunnen oordelen dat sprake is van laakbaar handelen dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Verder rust op de gerechtsdeurwaarders geen wettelijke verplichting om een (mogelijk) beslag op roerende zaken aan te kondigen. Dat sprake is van beschermingsbewind maakt dat niet anders. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 september 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/604384 / DW RK 16/237 ingesteld door:

[  ], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [  ],

gevestigd te [  ],

klaagster,

tegen:

1. [  ],

voorheen toegevoegd kandidaat gerechtsdeurwaarder te [  ],

2. [  ],

gerechtsdeurwaarder te [  ],

beklaagden,

gemachtigde: [  ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 maart 2016, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde sub 1, hierna: de gerechtsdeurwaarder(s). Bij verweerschrift, ingekomen op 4 april 2016, heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2017 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 september 2017.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 13 augustus 2014 is een vonnis ten laste van [  ] (hierna: [x]) gewezen.

-           Op 15 september 2014 is het vonnis aan [x] betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           Op 19 december 2014 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder [  ] ten laste van [x].

-           Omdat de gerechtsdeurwaarders niet de eerste beslaglegger waren, is het beslag ter verdeling bij de eerste beslaglegger ingediend.

-           Bij beschikking van 26 mei 2015 is klaagster benoemd tot bewindvoerder van [x].

-           Bij schrijven van 3 juni 2015 heeft klaagster het kantoor van de ge­rechtsdeurwaarders in kennis gesteld van het bewind.

-           De gerechtsdeurwaarders hebben op 4 juni 2015 opgave gedaan van het ver­schul­dig­de.

-           Op 30 november 2015 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derden­beslag gelegd op het loon van [x], waarbij hij uit is gegaan van een be­slag­­vrije voet van € 618,83.

-           Op 9 december 2015 heeft klaagster een verzoek ge­daan tot herbere­ke­ning van de beslagvrije voet.

-           Op 11 december 2015 hebben de gerechtsdeurwaarders verzocht om aanvullende stukken. De verzochte aanvullende stukken zijn diezelfde dag aan de gerechts­deurwaarders ver­strekt.

-           Op 6 januari 2016 is een herberekening van de beslagvrije voet gemaakt. De beslagvrije voet is bepaald op € 1.613,09 per maand.

-           Op 11 februari 2016 is aan [x] beslag op roeren­de zaken aangekondigd en is zij gesommeerd om een bedrag van € 1.787,26 uiterlijk de daar­opvolgende dag 12.30 uur te voldoen. Hierbij is aangegeven dat indien zij daarmee in gebreke zou zijn de toegang tot haar perceel met behulp van een timmerman, in samenwerking met de Officier van Justitie, zou worden verschaft, overeenkomstig artikel 444 Rv.

-           Op 11 februari 2016 heeft klaagster per e-mail bezwaar gemaakt tegen het aan­gekondigde beslag op roerende zaken.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: de beslagvrije voet niet onverwijld hebben aangepast;

b: zonder aankondiging aan haar op 11 februari 2016 bij [x] zijn langs gegaan om beslag te leggen op haar inboedel en haar bij brief hebben gesommeerd om de openstaande vordering uiterlijk de volgende dag voor 12.30 uur te voldoen;

c: niet hebben gereageerd op het ingediende bezwaar van 11 februari 2016.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de Kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt als zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde wordt aanmerkt terwijl een klager de klacht tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder heeft gericht (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Klaagster heeft haar klacht gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1. In het verweerschrift heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 aangevoerd dat hij (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid draagt voor zijn werknemers, waaronder gerechtsdeurwaarder sub 1. Daarom worden de door klaagster met naam genoemde gerechtsdeurwaarder alsook de verantwoordelijke gerechtsdeurwaarder als beklaagden aangemerkt.

4.2 Bij brief van 3 juni 2015 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders verzocht om uitstel van betaling voor drie maanden, om haar de gelegenheid te geven om de inventarisatie ten aanzien van [x] af te ronden en een betalingsvoorstel te doen, dan wel de gerechtsdeurwaarders te informeren over de verdere procedure. De gerechtsdeurwaarders hebben vervolgens, vanwege het uitblijven van een reactie dan wel een verzoek om een betalingsregeling, op 30 november 2015 executoriaal derdenbeslag ten laste van [x] gelegd. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders klaagster, voordat zij derdenbeslag hebben gelegd, voldoende in de gelegenheid hebben gesteld om een reactie dan wel een betalingsregeling aan hen te doen toekomen, te weten bijna zes maanden na haar brief van 3 juni 2015. De gerechtsdeurwaarders waren niet gehouden om bij klaagster te informeren naar de stand van zaken. Het lag op de weg van klaagster als professioneel bewindvoerder om de gerechtsdeurwaarders op de hoogte houden. Er is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.3 Klaagster heeft bij brief van 9 december 2015 bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. Na het verzoek van de gerechtsdeurwaarders om aanvul­lende stukken heeft klaagster deze stukken op 11 december 2015 aan de gerechtsdeurwaarders toege­zonden, waar deze op 14 december 2015 zijn ontvangen. Vervolgens hebben de gerechtsdeurwaarders op 6 januari 2016 een herberekening gemaakt van de beslagvrije voet. Dat houdt in dat de herberekening vijftien werkdagen in beslag heeft genomen, hetgeen de Kamer in beginsel niet als onverwijld beschouwt. Niettemin meent de Kamer dat dit onderdeel van onvoldoende gewicht is om te kunnen oordelen dat sprake is van laakbaar handelen dat tuchtrechtelijk dient te worden bestraft. Daarbij speelt een rol dat de werkgever op kennelijke instructie van de bewindvoerder geen uitvoering gaf aan het beslag waardoor er geen inhoudingen plaatsvonden en ook dat de feestdagen in de maand december een zekere vertraging zullen hebben veroorzaakt.

4.4 De gerechtsdeurwaarders zijn op 11 februari 2016 bij het adres van klaagster langs geweest om ter plaatste een inschatting te kunnen maken of beslag op de aanwezige zaken mogelijk en zinvol zou zijn. Hierbij is niemand aangetroffen, waardoor niet daadwerkelijk beslag kon worden gelegd. De gerechtsdeurwaarders hebben vervolgens een brief op het adres van klaagster achtergelaten waarin zij beslag roerende zaken op een nader moment hebben aangekondigd. De Kamer overweegt dat op de gerechtsdeurwaarders geen wettelijke verplichting rust om een (mogelijk) beslag op roerende zaken aan te kondigen. Dat sprake is van beschermingsbewind maakt dat niet anders. De klacht stuit hierop af.

4.5 Van gerechtsdeurwaarders mag worden verwacht dat zij brieven c.q. e-mails met betrekking tot een bij hen in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoorden. Bij e-mail van 11 februari 2016 heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen het boedelbeslag en de manier waarop wordt overgegaan tot executie. Klaagster heeft in de e-mail verzocht om haar uiterlijk de volgende dag voor 12 uur te informeren dat de gerechtsdeurwaarders afzien van verdere executie en ook de verdere stappen betreffende de executie. In de brief is tevens opgenomen dat indien klaagster op voornoemd tijdstip geen bericht van de gerechtsdeurwaarders heeft ontvangen, zij terstond en met spoed een klacht bij de Kamer zal indienen. Gelet op de laatste zin is de Kamer van oordeel dat de gerechtsdeurwaarders niet gehouden waren om op de e-mail van 11 februari 2016 te reageren.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. Ch.A. van Dijk en

mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

19 september 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.