ECLI:NL:TGDKG:2017:12 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 504.2015 en 848.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:12
Datum uitspraak: 17-01-2017
Datum publicatie: 25-01-2017
Zaaknummer(s): 504.2015 en 848.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Onjuiste vaststelling van de beslagvrije voet. Klacht gegrond, oplegging van de maatregel van berisping met aanzegging. De Kamer rekent het de gerechtsdeurwaarder aan dat deze zonder nader onderzoek uit door klagers verstrekte gegevens de conclusie heeft getrokken dat die gegevens niet juist waren. Van een gerechtsdeurwaarder mag bij de vaststelling van een beslagvrije voet een kritische houding worden verwacht, maar de gerechtsdeurwaarder heeft in dit geval onzorgvuldig gehandeld door zonder nader onderzoek voorbarige conclusies te trekken. De Kamer acht het ook passend als de gerechtsdeurwaarder wel was ingegaan op het aanbod van klagers tot het aangaan van een gesprek.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 17 januari 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klachten met nummers 504.2015 en 848.2015 ingesteld door:

[   ]

wonende te  Hengelo,

klagers,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 12 juni 2015, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 8 juli 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Van klagers is op 27 september 2015 dezelfde klacht opnieuw ontvangen. Die klacht is per abuis opnieuw ingevoerd onder zaaknummer 848.2015. Van de gerechtsdeurwaarder zijn op 18 november 2016 nog stukken ontvangen. Die klachten zijn gevoegd behandeld ter openbare terechtzitting van 22 november 2016. Partijen zijn verschenen. Klagers hebben een pleitnota overgelegd. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 17 januari 2017.

2. De feiten

a) De gerechtsdeurwaarder heeft op 9 januari 2015 uit kracht van een tegen klager gewezen vonnis derdenbeslag gelegd onder de werkgever van klaagster. Daarbij is de   beslagvrije voet naar de norm van gehuwden gehanteerd. Ten onrechte is geen rekening gehouden met de woon- en ziektekostentoeslag.

b) In een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel van 1 juli 2015 is geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig heeft gehandeld door het onjuist vaststellen van de voor klagers geldende beslagvrije voet en dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet ten onrechte heeft gehalveerd, omdat klager wel een inkomen had opgegeven,  zij het een inkomen van “0”.

c) De voorzieningenrechter heeft onder meer overwogen dat door de gerechtsdeurwaarder niet is betwist dat de beslagvrije voet moet worden verhoogd met ziektekosten ad € 387,60 en dat door de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk is erkend dat de beslagvrije voet moet worden verhoogd met een bedrag van € 313,29 wegens woonkosten. De voorzieningenrechter komt daarmee op een beslagvrije voet van € 1.936,25. Anders dan de gerechtsdeurwaarder is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze beslagvrije voet niet mag worden gehalveerd. Klager heeft na het beslag een inkomen van “0” opgegeven, zodat er strikt genomen niet is voldaan aan het vereiste dat het inkomen niet is opgegeven; er is wél een inkomen opgegeven, namelijk van “0”. Bovendien zijn de bedragen die de gerechtsdeurwaarder per e-mail van 12 mei 2015 heeft doorgekregen van de accountant, omzetbedragen en kan uit deze e-mail niet worden afgeleid dat klager periodieke/regelmatig wederkerende betalingen heeft ontvangen, die in mindering kunnen worden gebracht op de beslagvrije voet, aldus de voorzieningenrechter.   

3. De klachten

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarder dat deze de beslagvrije voet niet juist bepaalt en dat er met hem niet te communiceren valt. Klaagster verdient per maand

€ 1.576,00. De beslagvrije voet is bepaald op € 1.223,54, terwijl volgens klagers een beslagvrije voet van € 1.721,99 diende te worden gehanteerd.

Bij brief van 9 januari 2015 hebben zij de gerechtsdeurwaarder laten weten dat klaagster kostwinner is, klager geen periodieke betalingen ontvangt en dat de beslagvrije voet te laag is bepaald. Bij e-mail van 12 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder om nadere informatie gevraagd maar is hij er ook van uitgegaan dat klager kennelijk ook inkomsten uit zijn eigen bedrijf krijgt. Nadat klager informatie hadden toegestuurd heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 4 februari 2015 meegedeeld dat hij de beslagvrije voet niet zou aanpassen omdat klager zijn inkomsten niet had opgegeven en volgens de opdrachtgever wel aan het werk was. Hierna heeft een briefwisseling plaatsgevonden waarbij klagers hebben aangeboden om in aanwezigheid van hun accountant aan de gerechtsdeurwaarder duidelijk te maken dat klager geen inkomen uit zijn bedrijf ontving. De gerechtsdeurwaarder heeft dat geweigerd. Daarbij is de toon van zijn brieven intimiderend. Dat is met name nijpend geworden toen na 15 mei 2015 de bedrijfsinkomsten van klager wegvielen en het salaris van klaagster de enige bron van inkomsten was.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat het niet aan de Kamer is om te oordelen over de vaststelling van de beslagvrije voet. Hij heeft verwezen naar het vonnis.

Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat hij geen beroep tegen het vonnis heeft ingesteld. Wel heeft de rechter ten onrechte overwogen dat hij de beslagvrije voet heeft gehalveerd. Dat blijkt ook niet uit zijn als productie 8 bij de klacht overgelegde brief van 4 februari 2015. De gerechtsdeurwaarder heeft slechts willen wijzen op de mogelijkheid van halvering als hij niet goed zou worden geïnformeerd.

5. De beoordeling van de klachten

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De Kamer kan wel degelijk oordelen over de wijze waarop een gerechtsdeurwaarder omgaat met de vaststelling van een beslagvrije voet. Hooguit is de bepaling van de exacte hoogte voorbehouden aan de gewone rechter. De Kamer acht klagers dus wel ontvankelijk.

5.3 De Kamer acht het tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder zich niet genoeg rekenschap heeft willen geven van de omstandigheden van klagers. De gerechtsdeurwaarder heeft zonder nader onderzoek uit de gegevens die door klagers zijn verstrekt de conclusie getrokken dat die gegevens niet juist waren. Hoewel de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet niet heeft gehalveerd (maar dat in zijn brief van 4 februari 2015 wel uitdrukkelijk heeft gesteld) heeft hij daarmee klagers een niet onderbouwd verwijt gemaakt. De Kamer acht het voorts laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om op het aanbod van klagers om een gesprek aan te gaan in te gaan. De Kamer had het passend gevonden als hij dat wel had gedaan. Ook valt uit de overwegingen uit het vonnis, die door de gerechtsdeurwaarder niet zijn weersproken, af te leiden dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte met de zorg- en woonkosten geen rekening heeft gehouden.  

5.4 Van een gerechtsdeurwaarder mag bij de bepaling van een beslagvrije voet een kritische houding worden verwacht, maar in dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig gehandeld omdat hij zonder nader onderzoek voorbarige conclusies heeft getrokken over de inkomsten van klager. Inmiddels is de beslagvrije voet aangepast en is een bedrag gerestitueerd. Ook is ter zitting gebleken dat partijen bereid zijn om alsnog in gesprek te gaan over een oplossing voor de schuld. Dit neemt niet weg dat Kamer oplegging van na te noemen maatregel op zijn plaats acht. Een juiste, zorgvuldige en voortvarende vaststelling van de beslagvrije voet is voor betrokkenen van groot belang. Dat heeft de Kamer al bij herhaling laten weten in diverse uitspraken.

5.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klachten gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met de aanzegging, dat indien andermaal een van de in artikel 34, eerste lid, bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en

M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2017, in tegenwoordigheid van de secretaris.