ECLI:NL:TGDKG:2017:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 605.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2017:101
Datum uitspraak: 21-02-2017
Datum publicatie: 13-07-2017
Zaaknummer(s): 605.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Klacht gegrond. Berisping. Aanpassing van de beslagvrije voet is niet voortvarend gebeurd. De kamer acht het van groot belang dat de aanpassingen van de beslagvrije voet wel voortvarend gebeuren.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 21 februari 2017 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/590537 / DW RK 15/605 ingesteld door:

[   ] en [   ],

wonende te Zundert,

klagers,

tegen:

[   ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 juli 2015 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 september 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.  Op 22 januari 2016 hebben klagers stukken toegezonden en hun klacht aangevuld. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 januari 2017. Klager sub 1 is, mede namens zijn partner, verschenen. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. De uitspraak is bepaald op 21 februari 2017.

2. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klagers gewezen verstekvonnis.   

In opdracht van IDM Financieringen B.V. heeft de gerechtsdeurwaarder klager op 15 april 2014 gedagvaard. Op 4 juni 2014 is het verstekvonnis gewezen. Op 24 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder de overdracht van de vordering van de opdrachtgever op Hoist Portfolio Holding Ltd. d.d. 28 maart 2014 aan klagers bij exploot aangezegd en het vonnis betekend.

3. De klacht

3.1 Volgens klagers is de executie van het vonnis niet rechtsgeldig. De vordering is overgedragen aan Hoist nog voordat het vonnis is betekend. In het vonnis is de vordering toegewezen aan IDM, dit terwijl IDM toen al geen partij meer was. De toegezonden akte van cessie dateert van 30 oktober 2013, terwijl in de kennisgeving van de cessie sprake is van een akte van 28 maart 2014. In de bijlage bij de akte is de vordering tegen klagers niet te vinden.

3.2 Klagers hebben in dit verband verwezen naar een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 12 maart 2015. In die zaak ging het om een verzoek tot tussenkomst van Hoist die had gesteld dat zij de vordering op gedaagde had overgenomen. Volgens de kantonrechter bleek uit de overgelegde akte van cessie niet dat de vordering die in geschil was, op Hoist was overgegaan. Volgens de kantonrechter kon daarom niet worden vastgesteld dat een rechtsgeldige cessie had plaatsgevonden en is het verzoek tot tussenkomst afgewezen.

3.3 Klagers verzoeken de Kamer te bepalen dat het ten onrechte op grond van het onrechtmatige beslag geïnde bedrag van € 20.000,- wordt terugbetaald.

3.4 Al op 23 februari 2015 is bepaald dat de beslagvrije voet zou worden aangepast en het teveel geïncasseerde zou worden terugbetaald. Dit laatste is nog steeds niet gebeurd. 

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat klagers hun bezwaren tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis moeten voorleggen aan de voorzieningenrechter. Het is niet aan de Kamer om een oordeel te vellen over de geldigheid van de akte van cessie. De gerechtsdeurwaarder heeft voorshands uit te gaan van de juistheid van de overdracht van de vordering en heeft op grond van zijn ministerieplicht geen aanleiding om geen uitvoering aan zijn executieopdracht te geven. Klagers hebben ter zitting toegegeven dat het inderdaad een executiegeschil betreft, maar zij hebben afgezien van een procedure voor de voorzieningenrechter vanwege financiële redenen.

5.3 Naar aanleiding van een, overigens volgens de gerechtsdeurwaarder terechte,  e-mail van de advocaat van klagers van 12 juni 2015 tot restitutie als gevolg van de herberekende beslagvrije voet is alsnog aan de boekhouding opdracht gegeven tot terugbetaling van het op grond de aanpassing van de beslagvrije voet teveel geïnde bedrag. Dit is echter niet voortvarend gebeurd, omdat die aanpassing al vier maanden eerder, te weten in februari 2015, had moeten plaatsvinden en tot 22 januari 2016 niet had plaatsgevonden. De Kamer acht het van groot belang en heeft meermalen uitgesproken dat inzake aanpassingen van de beslagvrije voet voortvarend wordt gehandeld, gelet op de vaak grote financiële consequenties voor betrokkenen. Gelet op het ernstige verwijt dat de gerechtsdeurwaarder in dit geval te maken valt, acht de Kamer oplegging van na te melden maatregel op zijn plaats.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op, met de aanzegging dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit het ambt zal worden overwogen.

Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, plaatsvervangend-voorzitter, mrs. A.E. de Vos en J.M. Wisseborn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 februari 2017  in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.