ECLI:NL:TGDKG:2016:57 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDw377.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:57
Datum uitspraak: 19-04-2016
Datum publicatie: 08-07-2016
Zaaknummer(s): GDw377.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Niet adequaat en binnen redelijke termijn gereageerd op brieven en e-mails van de gemachtigde. Klacht gegrond. De daartoe aangevoerde redenen komen voor rekening van de gerechtsdeurwaarder. Ook had naar aanleiding van de onterecht ontvangen nabetalingen direct contact opgenomen moeten worden met de gemachtigde, hetgeen niet is gebeurd.  De twee overige klachtonderdelen acht de Kamer niet gegrond. Voor het gronde deel van de klacht maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beschikking van 19 april 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 377.2015 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ] (bewindvoerder),

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 mei 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 23 juni 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 maart 2016. Partijen zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Bij e-mail van 11 maart 2016 heeft de gemachtigde van klager excuses gemaakt dat de oproep aan de aandacht was ontsnapt. Volgens de gemachtigde is de zaak inmiddels tot volle tevredenheid afgehandeld. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 april 2016.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op basis van twee tegen klager gewezen vonnissen ten laste van klager beslag gelegd onder diens werkgever. De werkgever heeft betalingen verricht in de periode van 21 december 2012 tot en met 22 december 2014. De werkgever heeft enige tijd geen afdrachten gedaan. Met de laatste betaling van december 2014 waren de vorderingen volledig voldaan. De dossiers zijn daarop door de gerechtsdeurwaarder  gesloten, en dit is aan de werkgever meegedeeld. In januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een in december 2014 te veel ontvangen geldbedrag aan de werkgever geretourneerd.

-           In januari en februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een aantal brieven van de gemachtigde met verzoek om toelichting ontvangen, omdat van de werkgever was vernomen dat er opnieuw beslag was gelegd. Bij e-mail van 5 maart 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een toelichting met betrekking tot de vorderingen en de inhoudingen aan de gemachtigde verschaft. .

-           Op 20 april 2015 is per abuis opnieuw een bedrag door de werkgever aan de gerechtsdeurwaarder afgedragen. Dit bedrag is door de gerechtsdeurwaarder op 21 mei 2015 terugbetaald. Op 22 mei 2015 is een kleiner ten onrechte op 20 mei 2015 ontvangen bedrag aan de werkgever terugbetaald. Op 22 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief met uitleg over de vorderingen aan de gemachtigde gezonden. 

-           Op 10 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief aan de gemachtigde doen toekomen waarin hij zijn verontschuldigingen heeft aangeboden voor het niet adequaat reageren op diens brieven.

3. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: loonbeslag heeft gelegd zonder zijn bewindvoerder daarvan in kennis te stellen;

b: geen specificatie heeft verstrekt omtrent de bijkomende kosten;

c: niet dan wel niet binnen een redelijke termijn op de correspondentie van zijn bewindvoerder heeft gereageerd.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat er volgens hem als gevolg van miscommunicatie tussen afdelingen op zijn kantoor, niet adequaat op brieven van de gemachtigde is gereageerd. De overige klachtonderdelen heeft hij gemotiveerd weersproken.

5. De  beoordeling van de klacht

5.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 De gerechtsdeurwaarder heeft naar het oordeel van de Kamer niet adequaat en binnen redelijke termijn gereageerd op brieven en e-mails van de gemachtigde. De daartoe aangevoerde redenen komen voor zijn rekening. Ook had naar aanleiding van de onterecht ontvangen nabetalingen direct contact opgenomen moeten worden met de gemachtigde, hetgeen niet is gebeurd. Klachtonderdeel c is daarom gegrond.

De twee overige klachtonderdelen acht de Kamer niet gegrond. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarder bij brief van 22 mei 2015 onder meer een specificatie van bijkomende kosten aan de gemachtigde heeft doen toekomen Uit de overgelegde producties en het verweerschrift kan voorts worden opgemaakt dat er in december 2014 geen sprake was van een nieuw loonbeslag zoals door de gemachtigde is aangenomen.

5.3 Voor het gegronde deel van de klacht ziet de Kamer aanleiding na te noemen maatregel op te leggen.

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond ten aanzien van klachtonderdeel c en voor de overige klachtonderdelen ongegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel van de klacht de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2016 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.