ECLI:NL:TGDKG:2016:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet1177.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:40
Datum uitspraak: 22-03-2016
Datum publicatie: 24-06-2016
Zaaknummer(s): GDWverzet1177.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De kamer is het niet met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet gegrond. Ter zitting is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder pas bij brief d.d. 29 mei 2015 aan de SVB heeft bericht dat het beslag opgeheven diende te worden. Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klager intern afgewikkeld, maar nagelaten door te geven aan de SVB dat er geen inhoudingen meer hoefden te worden gedaan. Uit voornoemde brief is niet komen vast te staan dat eerder aan de SVB is medegedeeld dat het beslag diende te worden beëindigd. Alles duidt erop dat deze brief een eerste bericht is aan de SVB aangaande de opheffing van het beslag. Het is (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder eveneens kwalijk te nemen dat klager telkens is voorgehouden dat zijn vakantiegeld niet bij hen binnen was gekomen, terwijl dit wel het geval was. De SVB is kennelijk blijven afdragen aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder in het kader van een eerder gelegd beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft een onjuist standpunt ingenomen dat er een fout bij de SVB is gemaakt. Het is verder een kwalijke zaak dat het bedrag dat bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is binnengekomen niet te traceren was. Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder het vakantiegeld van klager aan hem geretourneerd, dit neemt niet weg dat klager weken lang op zijn geld heeft moeten wachten. Klacht gegrond verklaard en de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 22 maart 2016 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 15 december 2015 met zaaknummer 482.2015 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 1177.2015 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 4 juni 2015, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 9 juli 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij beslissing van 15 december 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 18 december 2015.

-           Bij brief, ingekomen op 22 december 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

-           Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 februari 2016 alwaar klager en een gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 22 maart 2016.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder heeft een dossier ten laste van klager in behandeling.

-           Klager heeft telefonisch contact met de Sociale Verzekeringsbank (hierna de SVB) opgenomen toen hij zijn AOW zonder vakantiegeld ontving. Door de SVB werd aan klager medegedeeld dat zijn vakantiegeld in verband met een gelegd loonbeslag was overgemaakt naar de gerechtsdeurwaarder.

-           Klager heeft vervolgens telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen. De gerechtsdeurwaarder gaf aan dat er door hem geen loonbeslag was gelegd, geen gelden waren ontvangen en dat er geen restitutie zou plaatsvinden. Bij brief van 28 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het vorenstaande schriftelijk aan klager bevestigd.

-           Nadien is gebleken dat de SVB wel het vakantiegeld naar de gerechtsdeur-waarder had overgemaakt.

-           Op 2 juni 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder het vakantiegeld aan klager gerestitueerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder zijn vakantie-geld niet heeft gerestitueerd.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1. De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

‘4.1 Uit het verweerschrift kan worden opgemaakt dat de SVB per abuis het vakantiegeld van klager naar de gerechtsdeurwaarder had overgemaakt. Nu de gerechtsdeurwaarder slechts één dossier ten laste van klager in behandeling had en er in dat dossier geen loonbeslag was gelegd kan het hem niet worden verweten dat hij in eerste instantie aan klager heeft medegedeeld dat het vakantiegeld niet door hem was ontvangen en dat van restitutie geen sprake kon zijn. De gerechtsdeurwaarder heeft, na constatering van de door de SVB gemaakte fout, adequaat gehandeld door het ontvangen vakantiegeld alsnog aan klager te restitueren. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.2 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.’

5.2. Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hem door de SVB telefonisch is medegedeeld dat de SVB nooit per abuis een bedrag overmaakt. Dit doen zij alleen indien zij daarvoor een verzoek hebben ontvangen. Het kantoor van de gerechtsdeurwaarder bleef steeds maar zeggen dat zij het geld absoluut niet hadden, terwijl klager duidelijk probeerde te maken dat de SVB wel degelijk het geld naar hun had overgemaakt. Klager is verder onvriendelijk te woord gestaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1. Ter zitting is de Kamer gebleken dat de gerechtsdeurwaarder pas bij brief d.d. 29 mei 2015 aan de SVB heeft bericht dat het beslag opgeheven diende te worden. Kennelijk heeft de gerechtsdeurwaarder het dossier van klager intern afgewikkeld, maar nagelaten door te geven aan de SVB dat er geen inhoudingen meer hoefden te worden gedaan. Uit voornoemde brief is niet komen vast te staan dat eerder aan de SVB is medegedeeld dat het beslag diende te worden beëindigd. Alles duidt erop dat deze brief een eerste bericht is aan de SVB aangaande de opheffing van het beslag. De door klager ingediende klacht is dan ook gegrond. Het is (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder eveneens kwalijk te nemen dat klager telkens is voorgehouden dat zijn vakantiegeld niet bij hen binnen was gekomen, terwijl dit wel het geval was. De SVB is kennelijk blijven afdragen aan het kantoor van de gerechtsdeurwaarder in het kader van een eerder gelegd beslag. De gerechtsdeurwaarder heeft een onjuist standpunt ingenomen dat er een fout bij de SVB is gemaakt. Het is verder een kwalijke zaak dat het bedrag dat bij het kantoor van de gerechtsdeurwaarder is binnengekomen niet te traceren was. Weliswaar heeft de gerechtsdeurwaarder het vakantiegeld van klager aan hem geretourneerd, dit neemt niet weg dat klager weken lang op zijn geld heeft moeten wachten.

7.2. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter;

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, en

mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 maart 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.