ECLI:NL:TGDKG:2016:132 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 952.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2016:132
Datum uitspraak: 05-07-2016
Datum publicatie: 19-12-2016
Zaaknummer(s): 952.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel berisping opgelegd. Op onjuiste gronden beslagvrije voet gehalveerd. De sanctie halvering uit hoofde van artikel 475g lid 2 Rv mag niet worden ingezet omdat klaagster een nieuw adres heeft. Bij vaststelling beslagvrije voet heeft gerechtsdeurwaarder steken laten vallen. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster niet ingelicht dat de openbare verkoop van haar roerende zaken niet door zou gaan. Ingrijpend middel, zorgvuldigheid moet worden betracht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 5 juli 2016 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 952.2015 ingesteld door:

[   ] ,

wonende te [   ],

klaagster,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 oktober 2015, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 november 2015, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij emailbericht van 24 mei  2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een schriftelijke aanvulling op het verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 24 mei 2016 alwaar klaagster is verschenen. Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 5 juli 2016.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een door de rechtbank Oost-Brabant op [   ] gewezen vonnis waarbij klaagster is veroordeeld tot betaling van een geldsom.

b)     Het vonnis is op 24 april 2014 aan klaagster betekend.

c)     Bij brief van 7 mei 2014 heeft [   ] verzocht de executie aan te houden in verband met een verzoek tot toelating van klaagster tot de wettelijke schuldsaneringsregeling.

d)     De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 21 oktober 2014 opnieuw tot betaling aangeschreven. Op deze brief heeft klaagster bij emailbericht d.d. 23 oktober 2014 gereageerd met het aanbod een bedrag van € 10,00 per maand te betalen.

e)     De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster bij brief van 23 oktober 2014 bericht akkoord te kunnen gaan met een eenmalige aanbetaling van € 50,00 en vervolgens € 35,00 per maand.

f)      Bij brief van 31 oktober 2014 heeft  klaagster gereageerd met de mededeling dat beslag slechts mogelijk is op haar inkomen omdat haar inboedel geen waarde heeft met als bijlage een berekening van de beslagvrije voet.

g)     Bij emailbericht van 3 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht specificaties over te leggen aan de hand waarvan hij een inschatting kan maken of beslag op roerende zaken zinvol is en heeft hij  klaagster wederom verzocht om aanbetaling van € 50,00 en vervolgens € 35,00 per maand te gaan betalen. Klaagster is niet tot betaling overgegaan.

h)     Op 11 november 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder [   ].

i)      Bij brief van 19 november 2014 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft hierop bij brief van 20 november 2014 afwijzend gereageerd.

j)      Na een brief van de advocaat van klaagster van 1 december 2014 met de nodige bewijsstukken, heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast en de teveel ingehouden gelden aan klaagster terugbetaald.

k)     Bij brief van 7 januari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster opnieuw tot betaling aangeschreven.

l)      Op 18 mei 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag op de roerende zaken van klaagster gelegd. Op 20 mei 2015  is het proces-verbaal aan klaagster betekend met aanzegging van de verkoop op 19 juni 2015. In verband met de te verwachten opbrengst van de verkoop van de in beslag genomen inboedel, heeft  de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder van verkoop afgezien.

m)   De gerechtsdeurwaarder heeft op 7 september 2015 ten laste van klaagster derdenbeslag gelegd en daarbij de beslagvrije voet gehalveerd.

n)     Op 13 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder [   ] en daarbij de beslagvrije voet gehalveerd.

o)     Op 22 oktober 2015 heeft klaagster verzocht om aanpassing van de beslagvrije voet.

p)     Bij brief van 26 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster bericht dat hij de beslagvrije voet heeft aangepast.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder:

a: geen rekening houdt met de beslagvrije voet;

b: zonder nadere aanzegging de openbare verkoop van de roerende zaken van klaagster niet heeft door laten gaan;

c: kosten in rekening brengt voor de openbare verkoop terwijl deze geen doorgang heeft gevonden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2. Klachtonderdeel a heeft betrekking op het niet rekening houden met de beslagvrije voet. Ten aanzien van het op 11 november 2014 onder [   ] gelegde beslag geldt dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet op basis van de binnengekomen stukken heeft herberekend en aangepast, zodat hem terzake geen verwijt valt te maken. Het is de Kamer echter gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet bij het op 7 september 2015 gelegde beslag heeft gehalveerd omdat volgens de gerechtsdeurwaarder  klaagster een nieuw adres heeft. De wet biedt in artikel 475g lid 2 Rv de mogelijkheid om de beslagvrije voet te halveren. Als de debiteur wordt verzocht op te geven wat de hoogte van het inkomen van zijn of haar partner is en de debiteur dat nalaat, dan koppelt de wetgever daar de sanctie aan van halvering van de beslagvrije voet. De beslagvrije voet mag derhalve slechts worden gehalveerd indien het inkomen van de partner niet wordt opgegeven. Als de debiteur zijn of haar eigen inkomsten niet (of niet juist) opgeeft, ontbreekt die sanctie. Dat klaagster een nieuw adres heeft kan dus nooit een geldige reden zijn om de beslagvrije voet te halveren. De gerechtsdeurwaarder wist bovendien aan de hand van eerder door de advocaat van klaagster overgelegde stukken dat klaagster alleenstaande was. Er was derhalve geen geldige reden om ook bij het op 13 oktober 2015 gelegde beslag weer over te gaan tot halvering van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft bij de vaststelling van de beslagvrije voet duidelijk steken laten vallen. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.

4.3. Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer als volgt. De gerechtsdeurwaarder heeft in een aanvulling op zijn verweerschrift aangevoerd dat hij de dag na het beslag op de roerende zaken van klaagster zijn cliënt heeft ingelicht over de geringe waarde van de beslagen zaken en dat een eventuele verkoop geen positief resultaat zal opleveren. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens afgezien van een daadwerkelijke verkoop. Zoals de gerechtsdeurwaarder in de aanvulling op zijn verweerschrift terecht heeft opgemerkt had het  op zijn weg gelegen om klaagster daarover in te lichten. . Bij de inzet van een ingrijpend middel als openbare verkoop van roerende zaken dient door de daarbij optredende gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid te worden betracht, zodat indien die verkoop om een bepaalde reden geen doorgang vindt de gerechtsdeurwaarder de beslagene daarvan op de hoogte dient te stellen. Dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel eveneens terecht is voorgesteld.

4.4. Het laatste klachtonderdeel van klaagster ziet op de in rekening gebrachte kosten voor wat betreft de openbare executieverkoop die geen doorgang heeft gevonden. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er geen kosten bij klaagster in rekening zijn gebracht die verband houden met de openbare executieverkoop of met een andere (ambts)handeling die niet heeft plaatsgevonden. Uit de overgelegde producties is op te maken dat dit standpunt van de gerechtsdeurwaarder juist is. Wel heeft de gerechtsdeurwaarder kosten in rekening gebracht die verband houden met de beslaglegging op roerende zaken en de betekening van het proces-verbaal van beslaglegging. Deze kosten heeft de gerechtsdeurwaarder mogen maken, nu klaagster bij vonnis van [   ] is veroordeeld tot betaling van een geldbedrag en dit geldbedrag op het moment van beslaglegging nog niet volledig was voldaan. De door de gerechtsdeurwaarder in rekening gebrachte kosten zijn conform de daarvoor geldende regelingen berekend. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de Kamer ongegrond.

4.5. Gelet op vorenstaande ziet de Kamer aanleiding om de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen en wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart klachtonderdelen a en b gegrond;

-       verklaart klachtonderdeel c ongegrond;

-       legt de gerechtsdeurwaarder voor het gegronde deel de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, plaatsvervangend-voorzitter, en

mrs. A. Sissing en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van

5 juli 2016, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.