ECLI:NL:TGDKG:2015:93 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW503.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:93
Datum uitspraak: 12-05-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW503.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslagvrije voet bij bankbeslag? Uit het verweer blijkt dat het beslag is gelegd op grond van het door de opdrachtgever geuite (enkele) vermoeden ten aanzien van overige vermogensbestanddelen van klager. Waar dat vermoeden op gebaseerd was wordt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt. Een blote mededeling van zijn opdrachtgever is onvoldoende. Nu de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de financiële situatie van klager, hij een eerder gelegd beslag heeft moeten terugdraaien, vanwege de beslagvrije voet en er tussen dit laatste beslag en het bankbeslag ongeveer één maand is verstreken, lijkt het er sterk op dat de gerechtsdeurwaarder de regeling van artikel 475c Rv bewust heeft proberen te ontduiken, hetgeen in strijd is met de tuchtrechtelijke norm. De klacht wordt gegrond verklaart en de gerechtsdeurwaarder wordt de maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 mei 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 503.2014 ingesteld door:

[     ] ,

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 9 juli 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 8 augustus 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 31 maart 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 12 mei 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op 17 mei 2013 tegen klager gewezen vonnis dat op 31 mei 2013 aan klager is betekend. Hij heeft op 20 mei 2014 ten laste van klager beslag gelegd op diens arbeidsongeschiktheidsuitkering. Na bezwaar van klager is de beslagvrije voet aangepast met als gevolg dat er geen afdrachten plaatsvonden, omdat de uitkering van klager onder de beslagvrije voet lag. Op 25 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klager bankbeslag gelegd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder ten laste van hem bankbeslag heeft gelegd terwijl hij wist dat hierdoor zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering zou worden getroffen. De gerechtsdeurwaarder was, door een eerder gelegd beslag op de arbeidsongeschiktheidsuitkering, op de hoogte van de financiële positie van klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Indien door een klager een klacht wordt ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, dient te worden vastgesteld, tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt. Bij klachten tegen een samenwerkingsverband dient de tuchtrechter zelf te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat de gewraakte handeling door [     ] is verricht en om die reden wordt hij als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beschikking al rekening gehouden.

4.2 Uitgangspunt is dat de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. Het betreft hier namelijk geen beslag op een vordering tot periodieke betaling. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Uit (civiele)rechtspraak (LJN: BB3135 en LJN: BK3544) blijkt dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor bij het leggen van een dergelijk beslag sprake kan zijn van misbruik van recht.

4.3 Bij het inzetten van een ingrijpend middel als beslaglegging mag van de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Uit het verweer blijkt dat het beslag is gelegd op grond van het door zijn opdrachtgever geuite (enkele) vermoeden ten aanzien van overige vermogensbestanddelen van klager. Waar dat vermoeden op gebaseerd was wordt op geen enkele wijze inzichtelijk gemaakt. Een blote mededeling van zijn opdrachtgever is onvoldoende. Dit geldt temeer daar de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de financiële situatie van klager en hij een eerder gelegd beslag heeft moeten terugdraaien, omdat de arbeidsongeschiktheidsuitkering van klager onder de beslagvrije voet lag. Nu tussen het beslag op de arbeidsongeschiktheidsuitkering en het bankbeslag ongeveer één maand is verstreken lijkt het er sterk op dat de gerechtsdeurwaarder de regeling van artikel 475c Rv bewust heeft proberen te ontduiken, hetgeen in strijd is met de tuchtrechtelijke norm.

4.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 mei 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.