ECLI:NL:TGDKG:2015:82 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW246.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:82
Datum uitspraak: 21-04-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW246.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie:   Niet beantwoorden van brieven na stellen gemachtigde. De Kamer stelt vast dat dat geen enkele brief van de gemachtigde is beantwoord en evenmin is medegedeeld dat het verweer aan de opdrachtgever was voorgelegd. Klacht gegrond, geldboete opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 21 april 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 246.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [      ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 3 april 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 29 april 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 maart 2015. Klager is verschenen met zijn gemachtigde. Namens de gerechtsdeurwaarder is verschenen [     ]. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 21 april 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft van De Staat der Nederlanden Ministerie van Economische Zaken de opdracht gekregen een vordering van € 751.720,84 op klager te incasseren.

b)      Bij brief van 11 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht tot betaling van de vordering.

c)      Bij brief (tevens verzonden per fax en e-mail) van 19 februari 2014 heeft de gemachtigde van klager de gerechtsdeurwaarder zich bij de gerechtsdeurwaarder bekend gemaakt en verzocht verdere correspondentie aan de gemachtigde te richten.

d)     Bij brief van 19 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager verzocht zijn bezwaren tegen de vordering aan de gerechtsdeurwaarder kenbaar te maken.

e)      Bij brief van 26 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager herinnerd aan zijn brief van 19 februari 2014 en nogmaals verzocht zijn bezwaren tegen de vordering kenbaar te maken.

f)       Bij brief (tevens verzonden per fax en per e-mail) van 28 februari 2014 heeft de gemachtigde de gerechtsdeurwaarder gewezen op zijn stelbrief van 19 februari 2014 en dat het hem verbaasde dat klager nadien toch rechtstreeks is benaderd door de gerechtsdeurwaarder.

g)      Bij brief van 5 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat geen reactie van hem is ontvangen en de gerechtsdeurwaarder zou overgaan tot het innen van de vordering met kosten.

h)      Bij brief (tevens verzonden per fax en per e-mail) van 6 maart 2014 heeft de gemachtigde de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat hij van klager had vernomen dat hij wederom rechtstreeks door de gerechtsdeurwaarder is aangeschreven en de inhoudelijke berichten die de gemachtigde namens klager had verzonden kennelijk nog niet in behandeling waren genomen. De gemachtigde heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht per omgaande te berichten dat de reacties van klager zijn ontvangen en in behandeling zullen worden genomen.

i)         Bij brief van 31 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klager opnieuw rechtstreeks aangeschreven met de mededeling dat hij opdracht had gekregen van zijn opdrachtgever om klager te dagvaarden.

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze:

1. Artikel 7 van de Verordening heeft geschonden. Er was geen eenduidige, volledig en juiste informatieverstrekking aan klager. Ook is er onvoldoende informatie verstrekt over zijn rechtspositionele mogelijkheden en is er niet gereageerd op berichten van ondergetekende.

2. Niet heeft gehandeld conform artikel 8 van de Verordening. Hierin staat onder meer dat de gerechtsdeurwaarder consistent moet handelen en de belangen van opdrachtgever en justitiabelen op gelijke wijze dient te wegen. Dit is in de

onderhavige zaak niet gebeurd. Door inhoudelijke reacties niet in behandeling te nemen en het incassoproces verder op te starten, zijn de belangen van klager op grove wijze geschaad. Artikel 8 voorziet eveneens in de opdracht aan de gerechtsdeurwaarder zorg te dragen voor minimalisatie voor kosten van de justitiabelen. Ook daarin heeft in de onderhavige zaak de gerechtsdeurwaarder gefaald.

3. Artikel 9 van de Verordening heeft geschonden. De gerechtsdeurwaarder is niet eenvoudig bereikbaar, toegankelijk en benaderbaar. Sterker nog, er is nog niet eens een gerechtsdeunvaarder aangewezen voor de onderhavige zaak. Los van het feit dat geen enkel inhoudelijk bezwaar in behandeling is genomen door de gerechtsdeurwaarder , kan klager ook niet richten tot een behandelend gerechtsdeurwaarder die eindverantwoordelijk is voor het onderhavige dossier.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder mag als vestigingsmanager van het kantoor te [     ] verantwoordelijk worden geacht voor de handelingen waarover wordt geklaagd. Hij heeft het eerste onderdeel van de klacht als juist erkend. Sinds een jaar is er sprake van een reorganisatie. Volgens hem zijn er echter  inmiddels wel maatregelen getroffen ter voorkoming van het niet beantwoorden van brieven en slechte informatieverschaffing in de toekomst. Het dossier wordt nu op naam van een klantbehandelaar gezet is een van die maatregelen. Voor het overige heeft hij verweer gevoerd.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is gericht tegen het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Hij heeft zich ter zitting opgeworpen als de beklaagde gerechtsdeurwaarder. Daartegen is geen bezwaar gekomen. De Kamer acht hem daarom verantwoordelijk. In de aanvang van deze beschikking is daarmee reeds rekening gehouden.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Dat laatste is inderdaad het geval. De Kamer stelt vast dat dat geen enkele brief van de gemachtigde is beantwoord en evenmin is medegedeeld dat het verweer aan de opdrachtgever was voorgelegd. Bovendien is het vaste rechtspraak dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Van de brief van 19 februari 2014 kan nog worden gezegd dat die brief het per fax en email verzonden schrijven van de gemachtigde van 19 februari 2014 heeft gekruist. De overige onderdelen van de klacht zijn erkend of onvoldoende gemotiveerd weersproken. De Kamer acht deze gang van zaken uiterst onzorgvuldig.

4.4 De Kamer acht de klacht op alle onderdelen gegrond en ziet gelet op de ernst van de verweten gedragingen aanleiding tot het opleggen na te noemen maatregel. Daarbij speelt mee dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting heeft aangegeven niet bereid te zijn de door toedoen van de gerechtsdeurwaarder onnodig aan de zaak bestede uren van de gemachtigde (deels) te vergoeden.  

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel op tot betaling van een geldboete van         € 1.000,00 met aanzegging dat de Kamer de ex artikel 43 lid 5 van de gerechtsdeurwaarderswet door haar te bepalen termijn en de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de boete moet voldoen, na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarder zal mededelen.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, mr. J.H.C. Schouten en mr. J.J.L. Boudewijn,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 april 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.