ECLI:NL:TGDKG:2015:195 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW 851.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:195
Datum uitspraak: 20-10-2015
Datum publicatie: 10-12-2015
Zaaknummer(s): GDW 851.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   In zaken als de onderhavige dient de vraag beantwoord te worden of het tuchtrechtelijk laakbaar is als de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding niet aan de curator heeft betekend. Hierbij dient als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder zich er niet van hoeft te vergewissen of de juiste persoon wordt gedagvaard wanneer er geen aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. Wel is het vaste rechtspraak van de Kamer dat controle op adresgegevens dient plaats te vinden alvorens tot dagvaarding wordt overgegaan, maar als er geen indicatie is dat van onder curatelestelling sprake is bestaat er vooralsnog geen verplichting om tevens het openbare Centraal Curatele- en bewindregister te raadplegen. Het is de Kamer in deze zaak overigens gebleken dat de koppeling tussen het Centraal Curatele- en bewindregister en de Gemeentelijke Basisadministratie niet altijd sluitend is. Wanneer het gaat om onderbewindstelling vindt registratie eerst vanaf 1 januari 2014 plaats en verder geldt geen verplichte registratie voor alle bewinden. Het register is dus niet volledig. Dat betekent dat zelfs bij raadpleging van het register voor de gerechtsdeurwaarder mogelijk niet steeds kenbaar is dat een curator of bewindvoerder als formele procespartij moet worden gedagvaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 851.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ] ,

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

-          Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 november 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-          Bij verweerschrift, ingekomen op 8 december 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

-          Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

-          De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 september 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

-          Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-          De uitspraak is bepaald op 20 oktober 2015.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          De gerechtsdeurwaarder is belast met het incasseren van een vordering op klager.

-          Op 23 april 2014 is een verstekvonnis ten laste van klager gewezen.

-          Op 16 juni 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het verstekvonnis aan klager betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-          Op 20 juni 2014 heeft de curator van klager (hierna de curator) telefonisch en schriftelijk contact met de gerechtsdeurwaarder opgenomen en medegedeeld dat klager al geruime tijd onder curatele staat en dat alle kosten die inmiddels in de onderhavige zaak zijn gemaakt niet ten laste van klager mogen worden gebracht. Diezelfde dag heeft de curator een bedrag van € 300,00 rechtstreeks aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder betaald.

-          De gerechtsdeurwaarder heeft de e-mail van de curator d.d. 20 juni 2014 doorgestuurd naar zijn opdrachtgever met het verzoek te reageren. Op 21 juli 2014 en 21 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een rappel doen uitgaan naar zijn opdrachtgever met het verzoek om te reageren.

-          Op 23 september 2014 heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de e-mail van de curator d.d. 20 juni 2014.

-          Op 29 september 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de curator medegedeeld dat zijn opdrachtgever heeft verzocht om de gestarte procedure voort te zetten.

-          Op 3 oktober 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de curator medegedeeld dat het verstekvonnis aan haar betekend zal worden en dat het aan haar is om een verzet procedure te starten.

-          Nadien hebben de curator en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd. Verzet is niet ingesteld.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder ten onrechte (incasso)kosten in rekening heeft gebracht, omdat de dagvaarding niet aan zijn curator is betekend terwijl dit wel had gemoeten;

b: de gerechtsdeurwaarder niet dan wel niet binnen een redelijke termijn inhoudelijk op de e-mail van zijn curator d.d. 20 juni 2014 heeft gereageerd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat het Gerechtshof Amsterdam in een andere zaak (ECLI:NL:GAMS:2009:BI1012) heeft beslist dat de Kamer in zaken als de onderhavige de vraag dient te beantwoorden of het tuchtrechtelijk laakbaar is dat de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding niet aan de curator heeft betekend. Hierbij dient als uitgangspunt dat de gerechtsdeurwaarder zich er niet van hoeft te vergewissen of de juiste persoon wordt gedagvaard wanneer er geen aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is. Wel is het vaste rechtspraak van de Kamer dat controle op adresgegevens dient plaats te vinden alvorens tot dagvaarding wordt overgegaan, maar als er geen indicatie is dat van onder curatelestelling sprake is bestaat er vooralsnog geen verplichting om tevens het openbare Centraal Curatele- en bewindregister te raadplegen. Het is de Kamer in deze zaak overigens gebleken dat de koppeling tussen het Centraal Curatele- en bewindregister en de Gemeentelijke Basisadministratie niet altijd sluitend is. Bovendien kan het zijn dat ondercuratelestellingen van voor 1996 niet in het register zijn opgenomen. Wanneer het gaat om onderbewindstelling vindt registratie eerst vanaf 1 januari 2014 plaats en verder geldt geen verplichte registratie voor alle bewinden. Het register is dus niet volledig. Dat betekent dat zelfs bij raadpleging van het register voor de gerechtsdeurwaarder mogelijk niet steeds kenbaar is dat een curator of bewindvoerder als formele procespartij moet worden gedagvaard.

4.3 Uit het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie kan worden opgemaakt dat daaruit niet bleek dat klager onder curatele was gesteld, maar achteraf is gebleken dat dit wel het geval was. Dit is echter een omstandigheid die niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden toegerekend zodat hem niet kan worden verweten dat de dagvaarding in de onderhavige zaak niet aan de curator is betekend.

4.4 Is er bij raadpleging van de basisadministratie wel een indicatie dat van curatele sprake is of bestaan daarvoor andere aanwijzingen, dan is een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder gehouden het Centraal Curatele en Bewind register te raadplegen, alvorens tot dagvaarding over te gaan. Dit geldt temeer nu de Hoge Raad naar aanleiding van prejudiciële vragen met betrekking tot – de minder vergaande maatregel – bewindvoering (ECLI:NL:HR:2014.525) heeft geantwoord dat een bewindvoerder als formele procespartij moet worden aangemerkt.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij e-mails met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. De Kamer is het met de gerechtsdeurwaarder eens dat het hem niet kan worden verweten dat hij niet binnen een redelijke termijn op de e-mail van 20 juni 2014 heeft gereageerd, omdat diens opdrachtgever in gebreke bleef. Wel was het netter geweest als de gerechtsdeurwaarder aan de curator had medegedeeld dat hij nog in afwachting was van een reactie van diens opdrachtgever maar dit is niet zo ernstig dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden gesproken.

4.6 Overigens merkt de Kamer op dat indien klager het niet eens is met de executie van het verstekvonnis, hij dit dan kan voorleggen aan de executierechter. Het tuchtrecht biedt hiervoor niet de geëigende weg.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. A.W.J. Ros en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.