ECLI:NL:TGDKG:2015:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW622.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:182
Datum uitspraak: 13-10-2015
Datum publicatie: 01-12-2015
Zaaknummer(s): GDW622.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Aanpassen beslagvrije voet. Er heeft geen tijdige herberekening van de beslagvrije voet plaatsgevonden. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een voorstel tot finale kwijting of een minnelijke regeling wenste te treffen, staat aan herberekening van de beslagvrije voet niet in de weg. Het verzoek is onder toezending van relevante stukken gedaan op 18 maart 2014. De beslagvrije voet is op 19 juni 2014 aangepast. Dat is naar het oordeel van de Kamer te laat. Restitutie heeft na 9 oktober 2014 plaatsgevonden en ook dat is rijkelijk laat. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 13 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet in de zaak met nummer 622.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 2 september 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij e-mail van 14 januari 2015 is namens de gerechtsdeurwaarder meegedeeld dat hij had begrepen dat de gemachtigde van klaagster de klacht zou intrekken. Bij e-mail van 10 juli 2015 heeft de gemachtigde van klaagster verzocht de klacht alsnog in behandeling te nemen.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 21 juli 2015 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 1 september 2015 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 13 oktober 2015.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van de eerste beslaglegger beslag gelegd onder een gemeente op de WWB-uitkering van klaagster.

b)      Bij e-mail van 18 maart 2014 heeft de gemachtigde namens klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht de beslagvrije voet te verhogen, de derde beslagene daarover te informeren en de te veel ingehouden gelden over drie maanden met terugwerkende kracht terug te betalen.

c)      De gerechtsdeurwaarder heeft de gemachtigde van klaagster bij brief van 15 april 2014 verzocht om eventueel een voorstel tegen finale kwijting te doen of een minnelijke regeling voor te stellen.

d)     Op 19 juni 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder laten weten dat sprake was van een hoge schuldenlast en geen tot zeer weinig afloscapaciteit. Tevens beklaagt hij zich bij de gerechtsdeurwaarder over het niet aanpassen van de beslagvrije voet. Diezelfde dag heeft de gerechtsdeurwaarder de gemeente verzocht de beslagvrije voet te verhogen.

e)      Op 14 juli 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder verzocht hem te laten weten of de derde-beslagene was geïnformeerd, wanneer de te veel ingehouden gelden zouden worden teruggestort en in hoeverre de klacht in behandeling was genomen.

f)       In een telefoongesprek met de gemachtigde heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder op 25 juli 2014 laten weten dat restitutie niet mogelijk was in verband met het aantal dossiers waaronder de inhouding werd verdeeld en dat de klacht in behandeling was genomen.

g)      Na een telefoongesprek op 9 oktober 2014 heeft restitutie aan klaagster plaatsgevonden van een bedrag ad € 77,29.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat de beslagvrije voet niet onverwijld is aangepast na een verzoek daartoe. Het verzoek is gedaan op 18 maart 2014. In plaats van een aanpassing heeft zij een brief ontvangen met een verzoek om de stand van zaken en een verzoek om een regeling voor te stellen. Op een daarover ingediende klacht is niet inhoudelijk gereageerd. Door het niet snel aanpassen van de beslagvrije voet is klaagster in financiële problemen gekomen. Ook heeft geen restitutie plaatsgevonden van te veel ingehouden gelden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan daarom niet als zodanig worden aangemerkt als beklaagde. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt onder meer dat, als een klacht wordt ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor, eerst dient te worden vastgesteld tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) de klacht zich richt. De in de aanhef van deze beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder heeft medegedeeld dat de behandeling van het dossier van klaagster onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvindt. Op deze grond wordt de in aanhef van de beslissing genoemde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt.

4.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 De Kamer stelt vast dat de gerechtsdeurwaarder niet is ingegaan op het verzoek van de gemachtigde van klaagster bij e-mail van 18 maart 2014 tot aanpassing van de beslagvrije voet. Bij brief van 15 april 2014 verzoekt de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster slechts om eventueel een voorstel tegen finale kwijting te doen of een minnelijke regeling voor te stellen. Vervolgens heeft de gerechtsdeurwaarder niet gereageerd op de in de e-mail van 19 juni 2014 door de gemachtigde van klaagster tegen hem gerichte klacht en het verzoek om spoedige aanpassing van de beslagvrije voet. Ook de brief van 14 juli 2014 van de gemachtigde van klaagster is door de gerechtsdeurwaarder niet beantwoord. De gemachtigde heeft zelf initiatief moeten nemen om van de stand van zaken op de hoogte te raken door op 25 juli 2014 te bellen met het kantoor van de gerechtsdeurwaarder. Volgens vaste rechtspraak van de Kamer dienen brieven in beginsel binnen een redelijke termijn te worden beantwoord. Nu dat niet is gedaan, dient de klacht op dit onderdeel gegrond te worden verklaard.

4.4 Beslaglegging op het inkomen van een debiteur is een ingrijpend middel. De wetgever heeft daarom aan een beslag op periodieke betalingen (waaronder uitkeringen als de onderhavige) een beslagvrije voet verbonden, omdat de schuldenaar voor zijn levensonderhoud van deze betalingen afhankelijk kan zijn. De wetgever heeft met die regeling willen waarborgen dat de beslagene in staat blijft om tenminste nog de lopende kosten van bestaan te voldoen. De beslagene heeft dan ook een groot belang bij een tijdige en correcte vaststelling van een beslagvrije voet.

4.5 Naar het oordeel van de Kamer heeft er geen tijdige herberekening van de beslagvrije voet plaatsgevonden. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een voorstel tot finale kwijting of een minnelijke regeling wenste te treffen, staat aan herberekening van de beslagvrije voet niet in de weg. Het verzoek is onder toezending van relevante stukken gedaan op 18 maart 2014. De beslagvrije voet is op 19 juni 2014 aangepast. Dat is naar het oordeel van de Kamer te laat. Restitutie heeft na 9 oktober 2014 plaatsgevonden en ook dat is rijkelijk laat. Dit betekent dat de klacht ook op dit punt terecht is voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

 Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.