ECLI:NL:TGDKG:2015:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDwverzet838.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:18
Datum uitspraak: 10-02-2015
Datum publicatie: 08-04-2015
Zaaknummer(s): GDwverzet838.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Passeren bewindvoerder. Niet beantwoorden brieven. De Kamer vernietigt de beslissing van de voorzitter op deze onderdelen. Vast staat dat de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder schriftelijk heeft medegedeeld dat klaagster onder bewind was gesteld en heeft verzocht het correspondentieadres van klaagster te wijzigen in dat van de bewindvoerder. Aan een dergelijk verzoek dient te worden voldaan omdat van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze in geval van een onder bewindstelling de bewindvoerder direct op de hoogte stelt van al hetgeen de bewindvoering aangaat (ECLI:NL:GHAMS:2014:2388) en dat exploten in ieder geval aan de bewindvoerder worden betekend. Bij de stukken bevindt zich geen enkele aan de bewindvoerder gerichte brief en de gerechtsdeurwaarder heeft ook niet aannemelijk kunnen maken dat er contact met de bewindvoerder is geweest. Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling (geweest) zijnde zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. Dat is niet gedaan. Klachten gegrond, maatregel van berisping opgelegd. Voor het overige wordt het verzet ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 10 februari 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 oktober 2014 met zaaknummer 168.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 883.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 12 maart 2014 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 8 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 21 oktober 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 22 oktober 2014.

Bij brief van 27 oktober 2014 heeft klaagster verzet ingesteld op nader aan te voeren gronden. De gronden zijn bij brief van 3 november 2014, ingekomen op 17 november 2014, bij de Kamer ingediend.

Het verzet is behandeld ter zitting van  16 december 2014 alwaar de gemachtigde van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 10 februari 2015.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van twee ten laste van klaagster door de rechtsvoorganger van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) uitgevaardigde dwangbevelen. De dwangbevelen zijn op 14 april 2010 en 24 mei 2011 aan klaagster betekend. Op 23 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag gelegd onder de [     ] Bank. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 12 oktober 2011 aan klaagster betekend. Bij brief van 8 november 2011 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder op de hoogte gesteld van de omstandigheden van klaagster en verzocht hoe de situatie die is ontstaan kon worden opgelost. Bij brief van 5 december 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van de vorderingen toegezonden en een betalingsregeling aangeboden. Bij brief van 19 december 2011 heeft DUO de moeder van klaagster medegedeeld dat de invordering drie maanden zou worden aangehouden om de budgetbeheerder van klaagster de gelegenheid te geven orde op zaken te stellen. Bij brief van 27 maart 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster aangekondigd beslag op roerende zaken te leggen omdat de opdrachtgever niet bereid was verder uitstel toe te staan. Bij brief van 28 maart 2012 heeft de bewindvoerder van klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat klaagster onder bewind was gesteld en de correspondentie via hem te laten lopen. Bij brief van 1 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster nog eenmaal in gelegenheid gesteld het verschuldigde te voldoen bij gebreke waarvan verdere executiemaatregelen zouden volgen. Bij exploot van 10 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de UWV op de uitkering van klaagster. Op 17 augustus 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het proces-verbaal van het gelegde beslag aan klaagster betekend door een afschrift te laten aan haar gemachtigde in persoon. Bij brief van 7 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster een specificatie van het nog openstaande bedrag toegezonden in de zaak met nummer 111254/dh. Bij brief van 27 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld dat de vordering was voldaan. Bij brieven van 4 , 12 en 25 februari 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de gerechtsdeurwaarder opheldering verzocht op een aantal punten. Bij brief van 11 maart 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder op de brief van 25 februari 20154 gereageerd door een machtiging aan de gemachtigde van klaagster te verzoeken. Bij brief van 14 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster de verzochte machtiging toegezonden. De gerechtsdeurwaarder heeft niet meer inhoudelijk op de brieven van de gemachtigde van klaagster gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

4.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder samengevat dat hij het exploot waarmee het proces-verbaal van een op 23 september 2011 gelegd beslag onder de [     ] bank is betekend, heeft uitgebracht aan een verkeerd adres. Het proces-verbaal is betekend op een adres in [     ] terwijl klaagster per 29 september 2011 stond ingeschreven in de gemeente [     ].

4.2 Verder verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze geen rekening wenst te houden met het feit dat zij door de rechtbank [     ] onder bewind is gesteld. De gerechtsdeurwaarder is daarvan op 17 februari 2012 op de hoogte gebracht. De gerechtsdeurwaarder heeft de bewindvoerder stelselmatig genegeerd door brieven en exploten niet naar de bewindvoerder maar alleen naar klaagster toe te zenden.

4.3 Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat zijn nota’s en specificaties niet te begrijpen en steeds verschillend zijn. Vragen daarover worden niet beantwoord en brieven van haar gemachtigde evenmin.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder uitgebreid en gemotiveerd verweer heeft gevoerd. Naar aanleiding van diens toelichting en ook omdat klaagster haar verschillende onderdelen van de klacht niet heeft onderbouwd, kan niet worden geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld ten opzichte van klaagster. De gerechtsdeurwaarder heeft toegelicht dat de bewindvoerder op 30 maart 2012 heeft verzocht de beide dossiers te bevriezen. Daarna is nog een keer uitstel verzocht waarin de gerechtsdeurwaarder eveneens heeft toegestemd. Nadat verder bericht van de bewindvoerder uitbleef, is beslag gelegd onder het UWV ten laste van klaagster. Beide dossiers zijn inmiddels afgewikkeld. Volgens de gerechtsdeurwaarder heeft er op 17 augustus 2012 een telefoongesprek met de gemachtigde plaatsgevonden om uitleg te geven over de gang van zaken, hetgeen volgens de gerechtsdeurwaarder naar tevredenheid van de gemachtigde is afgehandeld. Desondanks schreef de gemachtigde op 25 februari 2014 een brief, waarin op een aantal punten kritiek werd geformuleerd. Voordat de gerechtsdeurwaarder deze brief had kunnen beantwoorden, was volgens de gerechtsdeurwaarder de onderhavige klacht reeds ingediend. Daarna is hij aan de beantwoording van die brief niet toegekomen. Voor zover de gemachtigde van klaagster thans nog met onbeantwoorde vragen zit, wordt geadviseerd om alsnog met de gerechtsdeurwaarder contact op te nemen. 

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet is door klaagster -voor zover van belang- aangevoerd dat de klacht is ingediend tegen gerechtsdeurwaarder [     ] en niet tegen gerechtsdeurwaarder [     ] zoals in de beschikking van de voorzitter wordt vermeld. Gerechtsdeurwaarder [     ] dient daarom als beklaagde te worden aangemerkt.

6.2 Verder is door klaagster aangevoerd dat de beslissing van de voorzitter onbegrijpelijk is. Het niet met stukken onderbouwde verweer van de gerechtsdeurwaarder is klakkeloos overgenomen. De gerechtsdeurwaarder heeft door de gemachtigde van klaagster verzonden brieven met daarin concreet gestelde vragen nooit beantwoord. Het betreft de brieven van 8 november 2011, 4, 12 en 25 februari 2014 en van 11 maart 2014. Vragen over de door de gerechtsdeurwaarder toegezonden specificaties zijn evenmin beantwoord.

6.3 Herhaaldelijk is de gerechtsdeurwaarder verzocht alle correspondentie via de bewindvoerder te laten lopen. Dat is niet gedaan. De gemachtigde van klaagster stelt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor de gemaakte kosten en onkosten. Voor de kosten verwijst de gemachtigde naar een door hem bijgevoegde factuur.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De beschikking van de voorzitter kan naar het oordeel van de Kamer op grond van hetgeen hierna wordt overwogen niet in stand blijven en dient te worden vernietigd.

8. De beoordeling van de klacht

8.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, dient eerst te worden vastgesteld welke gerechtsdeurwaarder als beklaagde kan worden aangemerkt. Als leidraad geldt daarbij de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat als een klacht wordt ingediend tegen een met naam genoemde gerechtsdeurwaarder, de Kamer op de klacht gericht tegen deze gerechtsdeurwaarder dient te beslissen. Nu de klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [     ] en alle brieven ook aan hem zijn gericht, kan hij op de klacht worden aangesproken en wordt hij als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking rekening gehouden.

8.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

8.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 4.1 overweegt de Kamer dat  dit klachtonderdeel wel in de inleidende klacht staat vermeld maar niet door de voorzitter in de klachtbeschrijving is opgenomen zodat daar ook niet door de voorzitter op is beslist. Dit klachtonderdeel kan echter niet aan de gerechtsdeurwaarder worden toegerekend omdat het exploot niet door hem is betekend. Bovendien kan zonder nadere onderbouwing, die door klaagster niet is gegeven, niet worden vastgesteld of het afschrift van het exploot op een verkeerd adres is achtergelaten. Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.

8.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 4.2 stelt de Kamer vast dat uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder klaagster schriftelijk heeft benaderd met brieven en exploten. Vast staat verder dat de bewindvoerder de gerechtsdeurwaarder bij brief van 28 maart 2012 heeft medegedeeld dat klaagster onder bewind was gesteld en heeft verzocht het correspondentieadres van klaagster te wijzigen in dat van de bewindvoerder. Aan een dergelijk verzoek dient te worden voldaan omdat van een redelijk handelend gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat deze in geval van een onder bewindstelling de bewindvoerder direct op de hoogte stelt van al hetgeen de bewindvoering aangaat (ECLI:NL:GHAMS:2014:2388) en dat exploten in ieder geval aan de bewindvoerder worden betekend. Bij de stukken bevindt zich geen enkele aan de bewindvoerder gerichte brief en de gerechtsdeurwaarder heeft ook niet aannemelijk kunnen maken dat er contact met de bewindvoerder is geweest. Het ter zitting door de gerechtsdeurwaarder gedane aanbod de contacten die hij met de bewindvoerder van klaagster heeft gehad in chronologische volgorde op papier te zetten en over te leggen wordt als zijnde tardief gedaan verworpen. Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

8.5 Bij de beoordeling van klachtonderdeel 4.3 dient tot uitgangspunt dat van de gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling (geweest) zijnde zaak binnen een redelijke termijn beantwoordt. De Kamer stelt allereerst vast dat niet op de brief van 8 november 2011 is gereageerd. Op dat moment had, indien dat door de gerechtsdeurwaarder noodzakelijk werd geacht, al om een machtiging kunnen worden verzocht. Dat is echter niet gedaan. Er zijn wel specificaties door de gerechtsdeurwaarder naar klaagster verzonden maar brieven van de gemachtigde van klaagster met vragen daarover zijn niet beantwoord. Toen de machtiging in 2014 werd overgelegd, zijn de brieven evenmin door de gerechtsdeurwaarder beantwoord. Ook dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.

8.5 Het verzoek van klager hem schadevergoeding toe te kennen is niet toewijsbaar, omdat de wet geen bepaling kent op grond waarvan de Kamer de gerechtsdeurwaarder in een tuchtprocedure zou kunnen veroordelen tot schadevergoeding.

9. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet gegrond;

-        vernietigt de beschikking van de voorzitter;

-        verklaart de klachtonderdelen 4.2 en 4.3 gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-        verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. Th. C.M. Hendriks-Jansen en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 februari 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kunnen partijen binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.