ECLI:NL:TGDKG:2015:173 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 542.2015

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:173
Datum uitspraak: 09-10-2015
Datum publicatie: 23-10-2015
Zaaknummer(s): 542.2015
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Verzet gegrond. Het valt de gerechtsdeurwaarder onder de omstandigheden te verwijten dat hij tot beslaglegging op de auto is overgegaan. Deze beslaglegging veroorzaakte nodeloos kosten en versnelde de afdoening van de vordering geenszins.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 9 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van de voorzitter van  2 juni 2015 met nummer 814.2014 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 542.2015 ingesteld door:

[     [,

wonende te Duiven,

klaagster,

tegen:

[     [ ,

gerechtsdeurwaarder te [     [

beklaagde,

gemachtigde: [     [.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Voormelde beschikking van de voorzitter is bij brief van 9 juni 2015 aan klaagster toegezonden. Bij verzetschrift, ter griffie ontvangen op 18 juni 2015, heeft klaagster tegen de beschikking van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2015. Klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder hebben laten weten dat zij niet ter zitting zouden verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 9 oktober 2015.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Krachtens een overeenkomst van bruikleen van 17 februari 2003 is aan klaagster door de gemeente Duiven een personenauto in bruikleen gegeven. De auto is aan klaagster ter beschikking gesteld als voorziening zoals bedoeld in de Wet voorziening gehandicapten en de Verordening voorziening gehandicapten. Het kenteken van de auto is bij de RDW op naam van klaagster gesteld.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft op 4 juli 2014 beslag gelegd op de auto, nadat hij eerder onder het UWV beslag had gelegd op de WAO-uitkering van klaagster.

-           Nadat het proces-verbaal van beslag aan klaagster was betekend, heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat de auto niet haar eigendom is en dat de beslaglegging niet terecht was. Zij heeft bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de beslaglegging en tegen het feit dat de kosten daarvan bij haar in rekening werden gebracht.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft dit bezwaar bij brief van 6 augustus 2014 afgewezen. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslaglegging op zich terecht was, omdat de auto op naam van klaagster stond. 

-           De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens van de openbare verkoop afgezien, maar heeft de kosten van de beslaglegging ad € 206,76 aan klaagster in rekening gebracht. Dat bedrag is voldaan door middel van het derdenbeslag op de uitkering en door een rechtstreekse betaling van klaagster. Volgens de gerechtsdeurwaarder is hij klaagster daarmee voldoende tegenmoet gekomen, omdat klaagster de kosten van het aanplakken en de advertentiekosten bespaard zijn gebleven.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd om de kosten, die verbonden zijn aan het in executoriaal beslag nemen van de auto, aan haar te restitueren. De beslaglegging was niet terecht, omdat de auto eigendom was van de gemeente. De gerechtsdeurwaarder had hiervan op de hoogte moeten zijn. Daar komt nog bij dat op de dag van de aanvankelijk geplande verkoop, 30 oktober 2014, de schuld door middel van het beslag op de uitkering afgezien van één maandelijkse inhouding zou zijn voldaan. Bovendien was de auto 12 jaar oud en aangepast aan haar handicap. Als gevolg daarvan zouden de kosten van het herstel van de auto in de gewone staat volgens klaagster meer bedragen dat de verwachte verkoopopbrengst. 

4. Het oorspronkelijke verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Als gevolg van de aanpassing van de beslagvrije voet was de opbrengst uit het loonbeslag verminderd. Omdat inmiddels bekend was geworden dat op naam van klaagster bij de RDW een auto stond geregistreerd, acht de gerechtsdeurwaarder het beslag onder de gegeven omstandigheden rechtmatig. Er mocht van worden uitgegaan dat de auto eigendom van klaagster was. Een auto vertegenwoordigt doorgaans een grotere waarde dan de opbrengst van een beslag op de inboedel. De vordering kon op deze manier, conform de wenst van de opdrachtgever, sneller worden geïncasseerd. Ten behoeve van de beslaglegging zijn werkzaamheden verricht. Het is redelijk dat klaagster de daarmee gemoeide kosten in rekening zijn gebracht.     

5. De beschikking van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Hij heeft daartoe overwogen dat uit de door klaagster overgelegde bruikleenovereenkomst kan worden opgemaakt dat het kentekenen van de auto op haar naam is gesteld. Gelet op die omstandigheid mocht de gerechtsdeurwaarder, nadat hij het kenteken bij de RDW had geverifieerd, er gerechtvaardigd op vertrouwen dat klaagster de eigenaar van de auto was. Zoals de gerechtsdeurwaarder terecht stelt vertegenwoordigt een auto doorgaans een bovengemiddeld bedrag in vergelijking met de doorsnee inboedelzaken en het kan hem dan ook niet worden verweten dat hij er beslag op heeft gelegd. Er zijn derhalve door de gerechtsdeurwaarder terecht executiemaatregelen getroffen en het is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm dat de gerechtsdeurwaarder de daarmee samenhangende kosten bij klaagster in rekening heeft gebracht. Dat de auto vanwege de bruikleenovereenkomst niet kon worden verkocht is een omstandigheid die niet aan de gerechtsdeurwaarder kan worden toegerekend, aldus de voorzitter.

6. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beschikking tijdig ingesteld, zodat klaagster in haar verzet kan worden ontvangen.

7. De gronden van het verzet

Klaagster is het niet eens met de beschikking van de voorzitter. De beslaglegging was wel degelijk onterecht. Drie weken na de geplande datum van de openbare verkoop zou de laatste inhouding op de uitkering plaatsvinden. Daarmee was de schuld voldaan. Klaagster beschouwt het handelen van de gerechtsdeurwaarder als pesten. In dit verband heeft zij verwezen naar de laatste alinea van de gerechtsdeurwaarder in de brief van 6 augustus 2014 waarin deze schrijft: “Nu wij inhoudelijk op uw klacht cq. bezwaar hebben gereageerd verzoeken wij u ten slotte om enige terughoudendheid te betrachten met het sturen van mailberichten in opgemeld dossier welke qua inhoud niet bijdragen aan de voortgang hiervan, waarvoor bij voorbaat dank. “ 

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft geen verweer gevoerd. Hij heeft verwezen naar zijn reactie op de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 De Kamer acht de beslissing van de voorzitter niet juist, omdat de voorzitter de klacht te summier heeft opgevat. De Kamer acht het verzet daarom gegrond.

9.2 Klaagster heeft zich impliciet er ook over beklaagd dat er door toedoen van de gerechtsdeurwaarder voor haar nodeloos kosten zijn ontstaan. De gerechtsdeurwaarder heeft niet weersproken dat de vordering door de eerste beslaglegging binnen een redelijke termijn (in de maand na de geplande verkoopdatum van de auto) zou zijn voldaan. Met die beslaglegging was op zich ook al een voor klaagster fors maandelijks bedrag gemoeid en deze aflossing was bovendien regelmatig. Niet in geschil is voorts dat het een oude (invaliden)-auto betreft die naar verwachting niet veel meer zou opbrengen. Het was te voorzien dat de verkoop van deze auto klaagster als gevolg van haar handicap onevenredig zou treffen. Het valt de gerechtsdeurwaarder op zich niet te verwijten dat hij beslag heeft gelegd op een auto die geen eigendom van klaagster was, omdat hij dat toen niet kon weten. Wel valt het de gerechtsdeurwaarder te verwijten dat hij onder deze omstandigheden tot beslaglegging is overgegaan. Die maatregel leidde niet tot een hogere maandelijkse aflossing, want het bedrag van de uitkering van klaagster, dat de beslagvrije voet te boven ging, werd immers al afgedragen en uit niets bleek dat klaagster meer financiële armslag had. Het beslag op de auto bracht dus alleen maar extra kosten met zich en versnelde de afdoening van de vordering geenszins. De Kamer acht de beslaglegging op de auto een nodeloze maatregel en derhalve is sprake van het maken van nodeloze kosten. Evenzeer is nodeloos dat de gerechtsdeurwaarder, nadat hij met alle omstandigheden bekend was, klaagster toch  heeft belast voor de kosten van de beslaglegging. De Kamer acht de klacht daarom alsnog gegrond.

9.3 Gelet op het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder te maken valt, acht de Kamer na te melden maatregel op zijn plaats.

10 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESCHIKKING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart het verzet gegrond;

-          vernietigt de beslissing van de voorzitter;

-          verklaart de klacht alsnog gegrond;

-          legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze uitspraak kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.