ECLI:NL:TGDKG:2015:163 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW351.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:163
Datum uitspraak: 14-04-2015
Datum publicatie: 02-10-2015
Zaaknummer(s): GDW351.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Dagvaarden voor huurachterstand die al was voldaan. De gerechtsdeurwaarder had naar aanleiding van de brieven van klaagster contact moeten opnemen met zijn opdrachtgever. Dan zou hij op de hoogte gekomen zijn van de ontvangen betaling en dan zouden - zo mag worden aangenomen - de kosten van de procedure zijn gecrediteerd. De gerechtsdeurwaarder is echter halsstarrig blijven vasthouden aan zijn standpunt dat het voor rekening en risico van klaagster behoort te komen dat zij geen verweer heeft gevoerd en bij verstek is veroordeeld. Klacht gegrond verklaard, maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 14 april 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 351.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 mei 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 13 juni 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 februari 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Klaagster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 14 april 2015.

2. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster op 1 mei 2013 gedagvaard tegen 21 mei 2013 wegens huurachterstand van € 519,32 tot en met april 2013, te vermeerderen met € 3,43 wegens rente en € 94,26 wegens kosten.

b)      Naar aanleiding van de dagvaarding heeft klaagster aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder geschreven dat zij de huur voor april 2013, op 28 april 2013 had betaald, dat zij niet was aangemaand en dat zij al een aantal maanden gewoon was de huur na de eerste van de maand te betalen maar wel binnen de betreffende maand. Deze brief is door de gerechtsdeurwaarder van zijn opdrachtgever ontvangen kort voorafgaand aan het wijzen van het vonnis. Op deze brief is niet gereageerd.

c)      Bij verstekvonnis van 7 juni 2013 is klaagster veroordeeld tot betaling van € 522,74 aan achterstallige huur berekend tot en met april 2013 en rente, vermeerderd met de wettelijke rente over €519,32 vanaf de dag van de dagvaarding tot de voldoening.

d)     Bij brief van 22 juli 2013 heeft klaagster bij de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen het vonnis. Volgens klaagster was er geen huurachterstand, was zij voorafgaand aan de dagvaarding nooit aangemaand en was dat ook bevestigd door een medewerker waarmee zij contact had opgenomen. Tevens heeft zij verzocht om alsnog op haar eerste brief te reageren. De gerechtsdeurwaarder heeft deze  brief op 25 juli 2013 ontvangen.

e)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de ten uitvoerlegging van het tegen klaagster gewezen verstekvonnis. Hij heeft ten laste van haar beslagen gelegd.  

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze haar ten onrechte heeft gedagvaard. Voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding is zij niet tot betaling gesommeerd en bovendien was er voor de maand april 2013 geen huur meer verschuldigd, omdat zij die huurtermijn op 27 april 2013 heeft betaald. De opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder was ervan op de hoogte dat zij de huur niet op de eerste van de maand kan betalen, maar wel voor het einde van de betreffende maand. Hiertegen heeft de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder nooit bezwaar gemaakt.

3.2  Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder voorts dat deze niet heeft gereageerd op haar brief die zij hem naar aanleiding van het uitbrengen van de dagvaarding heeft gestuurd en waarin zij heeft hem op de hoogte heeft gesteld van de betaling van de huur.

3.3 Tot slot verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij haar nodeloos op kosten heeft gejaagd, door de rechtszaak door te zetten en vervolgens diverse beslagen te leggen, waaronder een beslag op de huurtoeslag zonder toepassing van een beslagvrije voet.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt dat hij klaagster voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding diverse malen heeft gesommeerd. Zonder daartoe verplicht te zijn, heeft hij  de zaak enige tijd aangehouden vanwege een mogelijk WSNP traject van de debitrice. Pas na de betekening van het vonnis heeft klaagster voor het eerst gereageerd. Daar heeft de gerechtsdeurwaarder bij brief van 30 juli 2013 op geantwoord dat klaagster haar verweer dat zij de huur over april 2013 had betaald, in de procedure bij de rechter had moeten voeren. Maar voorts ook dat naar de door klaagster gestelde betaling  onderzoek zou worden gedaan. Mocht de betaling zijn verricht, dan zou deze in mindering op de vordering strekken. De klacht dat hij geen sommaties heeft gezonden, heeft de gerechtsdeurwaarder bestreden met de stelling dat deze ook niet nodig waren. Klaagster dient de huur immers voor de eerste van de maand te betalen, zodat zij, nu zij dat niet gedaan heeft, van rechtswege in verzuim was.

4.2 Ter zitting heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder hieraan desgevraagd toegevoegd niet te kunnen verklaren wanneer zijn kantoor voor het eerst met de betaling van klaagster van de huur voor de maand april 2013 bekend was. Als die betaling bekend was geweest, was er niet gedagvaard. Van de opdrachtgever is ook geen bericht omtrent een eventuele betaling ontvangen. Het is de gewoonte dat voor de eerst dienende dag in het boekhoudsysteem van deze opdrachtgever wordt gekeken of er nog een betaling is ontvangen. Ook pleegt het systeem te worden  geraadpleegd als een debiteur zich op een betaling beroept en bij de opstelling van de dagvaarding. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder heeft voorts toegegeven dat over de bezwaren van klaagster kennelijk is heen gelezen. Voorts heeft de gemachtigde erkend dat de huur op 28 april 2013 aan de opdrachtgever is betaald en dat er op 1 mei 2013 geen betalingsachterstand bestond.  

5. De beoordeling van de klacht

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2  De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij op basis van de door klaagster toegestuurde stukken de beslagvrije voet heeft berekend op nihil. Hij heeft die handelwijze aan klaagster toegelicht bij brief van 15 mei 2014. Klaagster heeft dit verweer niet bestreden, omdat zij niet ter zitting is verschenen. Daarom is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onder deze omstandigheden tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door bij het beslag op de huurtoeslag geen beslagvrije voet toe te passen.

5.3 Naar het oordeel van de Kamer had de gerechtsdeurwaarder naar aanleiding van de brieven van klaagster contact moeten opnemen met zijn opdrachtgever. Dan zou hij op de hoogte gekomen zijn van de ontvangen betaling en dan zouden - zo mag worden aangenomen - de kosten van de procedure zijn gecrediteerd. De gerechtsdeurwaarder is echter halsstarrig blijven vasthouden aan zijn standpunt dat het voor rekening en risico van klaagster behoort te komen dat zij geen verweer heeft gevoerd en bij verstek is veroordeeld. Daarbij ziet de gerechtsdeurwaarder er aan voorbij dat op het moment van dagvaarden er geen huurachterstand meer was, terwijl de gevorderde incassokosten door de kantonrechter werden afgewezen. Dat alles betekent dat er nodeloos kosten veroorzaakt.

5.3 Naar het oordeel van de Kamer heeft de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig gehandeld jegens klaagster en is na te melden maatregel passend.

6. Op grond van voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

  De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.