ECLI:NL:TGDKG:2015:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW711.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2015:101
Datum uitspraak: 12-06-2015
Datum publicatie: 10-07-2015
Zaaknummer(s): GDW711.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Executeren van (ontruimings-mutatie) kosten zonder titel. Adresverificatie. De post ‘mutatieschade’ had niet in het beslagexploot opgenomen mogen worden. Dat onderdeel van de klacht is gegrond. Voor het overige acht de Kamer de klacht ongegrond. De kosten van overbetekening zijn op het moment van beslaglegging weliswaar nog niet gemaakt, maar nu de overbetekening wel het noodzakelijke gevolg is van de beslaglegging, acht de Kamer het verdedigbaar en niet tuchtrechtelijk laakbaar om de kosten van overbetekening in het beslagexploot te vermelden. Voorts is verdedigbaar dat de ontruimingskosten beschouwd moeten worden als executiekosten, waarvoor het vonnis een titel oplevert. Gezien de verschillende civiele uitspraken die hierover bestaan, is het in elk geval niet evident onjuist dat de gerechtsdeurwaarders deze kosten in rekening hebben gebracht. Onder de gegeven omstandigheden mochten de gerechtsdeurwaarders ervan uitgaan dat het van de werkgever verkregen (verblijfs)adres juist was.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 juni 2015 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 711.2014 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

[     ],

[     ],

[     ],

(toegevoegd kandidaat-)gerechtsdeurwaarders te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 30 september 2014, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 11 november 2014, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 mei 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en namens beklaagden, gerechtsdeurwaarder [     ]. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 juni 2015.

2. De feiten

a) Het kantoor van de beklaagden heeft het dossier van een schuldeiser van klager ter incasso gekregen van een ander gerechtsdeurwaarderskantoor. Klager is veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en tot ontruiming. Deze ontruiming is al door het eerste kantoor uitgevoerd op 31 mei 2011.

b) Beklaagden hebben ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd onder diens werkgever. Het exploot van beslaglegging vermeldt een aantal posten waarover wordt geklaagd.

c) Op 18 augustus 2014 heeft klager naar aanleiding van een e-mail van het kantoor van de gerechtsdeurwaarders d.d. 24 juli 2014 met daarin een beknopte specificatie, verzocht om een gespecificeerd overzicht van de gemaakte executiekosten, een kopie van het exploot van betekening en bevel alsmede om een kopie van de grosse. Op 21 augustus 2014 heeft klager de gevraagde informatie ontvangen alsmede de op de zaak betrekking hebbende stukken die nog zijn opgesteld door het andere gerechtsdeurwaarderskantoor. Bij brief van 22 september 2014 heeft klager bezwaar gemaakt tegen de op het exploot vermelde post executiekosten. Daaruit blijkt volgens klager dat beslag is gelegd voor kosten waarvoor geen titel is, namelijk de kosten van ontruiming ad € 1.861,96 en de mutatieschade ad € 112,76. Klager heeft verzocht deze bedragen af te boeken op de vordering. Daarnaast zijn de kosten van betekening van het proces-verbaal al opgenomen, in plaats van als PM post. Deze kosten mogen pas in rekening gebracht worden nadat ze zijn gemaakt. Ten onrechte zijn kosten van overbetekening berekend, want in strijd met het Btag.

d) Bij brief van 24 september 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders geantwoord. Een ontruiming is een ambtshandeling en is een gevolg van het niet voldoen aan een vonnis. Ontruimingskosten zijn executiekosten en daarvoor is wel een titel. De mutatieschade zou inderdaad in een apart dossier opgenomen moeten worden, maar gelet op het geringe bedrag is ervoor gekozen om dat bij de kosten op te voeren. De gerechtsdeurwaarder heeft zich bereid verklaard om daarvoor een apart dossier aan te leggen, maar heeft wel gewezen op de kosten daarvan. De kosten van overbetekening van een loonbeslag staan wel degelijk vermeld in het Btag. Bij de brief van 24 september 2014 bevindt zich een kopie van het exploot van overbetekening door beklaagde [     ] d.d. 28 augustus 2014.

e) Bij brief van 29 september 2014 heeft klager gepersisteerd bij zijn standpunt.  

3. De klacht

3.1 Uit de op 21 augustus 2014 van de gerechtsdeurwaarders ontvangen stukken blijkt volgens klager het volgende: op de afrekening huuropzegging staat een post mutatieschade vermeld. Dat is de door klager aan de woning toegebrachte schade die moest worden hersteld. Er wordt geklaagd over de kosten van de ontruiming. Die kosten, niet zijnde Btag kosten volgens klager, mogen niet in een latere executie gevorderd worden. Daarvoor is een nieuw vonnis nodig. Klager heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak met vindplaats ECLI:Nl:RBSCH:2007:BBS5738.

Ook mogen de kosten van betekening van het proces-verbaal beslaglegging aan de geëxecuteerde in het proces-verbaal van beslag  alleen als PM post worden opgenomen. Ten onrechte is hiervoor in het proces-verbaal van beslag reeds € 95,74 vermeld. Overbetekening is een niet benoemde post in het Btag.

Bij de overbetekening is ten onrechte gebruik gemaakt van een door de werkgever opgegeven adres. Er is geen verificatie verricht en het stuk heeft de cliënt niet bereikt.

3.2 Klager verwijt gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 dat deze kosten van de ontruiming executeren zonder dat daaraan een titel ten grondslag ligt, onvoldoende rechtskennis bezitten, in het proces-verbaal van executoriaal derdenbeslag een bedrag opvoeren dat als pro memorie post had moeten worden vermeld, voorafgaand aan de overbetekening geen adresverificatie hebben verricht en bij de keuze van de wijze van betekenen meer op de kosten hebben gelet dan op de wettelijke bepalingen.

3.3 Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 3 dat deze executiekosten heeft geëxecuteerd zonder titel, een verkeerde woordkeuze heeft gebezigd in een proces-verbaal en zich niet aan de terminologie van het Btag heeft gehouden en kosten in rekening heeft gebracht van een ambtshandeling die nog niet is uitgevoerd.

3.4 Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 3 dat deze een proces-verbaal heeft betekend zonder daaraan voorafgaand een adresverificatie te verrichten en heeft betekend aan een adres waar betrokken niet staat ingeschreven en vervolgens ex artikel 47 Rv heeft betekend.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 Conform artikel 237 Rv is het normaal dat de kosten van de ontruiming altijd als executiekosten worden gezien.

4.2 Aangezien zowel de kosten van het betekenen van een derdenbeslag als de betekening van dat beslag aan de geëxecuteerde op voorhand bekend zijn en werkgevers in de praktijk graag het totale bedrag willen weten om uitvoering aan het beslag te kunnen geven, vermelden beklaagden in het proces-verbaal van beslag deze beide kostenposten. Dit wordt volgens beklaagden inmiddels door veel gerechtsdeurwaarders gedaan. Aangezien het tarief vast staat en de betekening aan de geëxecuteerde daadwerkelijk plaatsvindt, is er geen reden om die posten niet te vermelden.  

4.3 Hoewel klager officieel geen vaste woon- of verblijfplaats heeft sedert 2012, kregen beklaagden van zijn werkgever zijn adres. Uit de informatie werd begrepen dat dit zijn woonadres was. Aangezien het BRP niet leidend is en beklaagden de overtuiging hebben dat klager ook feitelijk zijn woon- of verblijfplaats op het door de werkgever opgegeven adres had, hebben beklaagden het exploot van betekening van het derdenbeslag daar gelaten. Het exploot is ook niet geretourneerd. Ook de later verstuurde derdenverklaring van de werkgever is aan dat adres gestuurd en niet retour gekomen. Het is dus aannemelijk dat het door de werkgever opgegeven adres juist was.

4.4 Voor wat betreft de mutatieschade ad € 112,76 wordt erkend dat daarvoor geen titel voorhanden is. De medewerker van de gerechtsdeurwaarder heeft die post uit oogpunt van kostenbesparing opgenomen met de beste bedoelingen. Dit bedrag is bij de totale achterstand opgeteld. De medewerker is erop aangesproken dat zulks niet kan en dat hiervoor een nieuwe titel moet worden verkregen.

5. De beoordeling

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Partijen hebben ter zitting verklaard dat een schikking is getroffen over de hoogte van de kosten van de ontruiming en dat op dit onderdeel van de klacht niet behoeft te worden beslist. De klachtonderdelen met betrekking tot de omvang van deze kostenposten is daarmee vervallen.

5.3 De post ‘mutatieschade’ had (zoals de gerechtsdeurwaarders ter zitting hebben erkend) niet in het beslagexploot opgenomen mogen worden. Dat aanvankelijk is geprobeerd (“om niet”) mee te incasseren met het bedrag dat klager nog ingevolge het vonnis verschuldigd was is begrijpelijk en zou niet klachtwaardig zijn, indien duidelijk was aangegeven dat het om een buiten de werking van het vonnis vallend bedrag gaat. Echter, zodra executiemaatregelen worden genomen (of zelfs maar worden aangekondigd) dient de post ‘mutatieschade’ daarvan uitgezonderd te blijven. Dit onderdeel van de klacht acht de Kamer gegrond.

5.4 Voor het overige acht de Kamer de klacht ongegrond. De kosten van overbetekening zijn op het moment van beslaglegging weliswaar nog niet gemaakt, maar nu de overbetekening wel het noodzakelijke gevolg is van de beslaglegging, acht de Kamer het verdedigbaar en niet tuchtrechtelijk laakbaar om de kosten van overbetekening conform Btag. in het beslagexploot te vermelden. Temeer omdat een afschrift van dit exploot (soms nog dezelfde dag, maar in ieder geval binnen 8 dagen) aan de debiteur wordt overbetekend. Dan zijn die kosten dus daadwerkelijk gemaakt en is het voor de debiteur het meest inzichtelijk als hij de kosten daarvan ook aantreft in de specificatie van hetgeen er betaald moet worden. Dit voorkomt ook dat deze kosten bij de afwikkeling van het beslag over het hoofd worden gezien of dat daarover misverstanden ontstaan.

5.5 Het is voorts een verdedigbaar en niet tuchtrechtelijk laakbaar standpunt dat de ontruimingskosten beschouwd moeten worden als executiekosten, waarvoor het vonnis een titel oplevert. Gezien de verschillende civiele uitspraken die hierover bestaan, is het in elk geval niet evident onjuist dat de gerechtsdeurwaarders deze kosten in rekening hebben gebracht en daarom niet klachtwaardig.

5.6 De gerechtsdeurwaarders hebben gebruik gemaakt van het van de werkgever verkregen adres waar klager verbleef, welk adres klager blijkens zijn verklaring ter zitting zelf was verstrekt aan deze werkgever en welk adres ook op zijn salarisstrook stond vermeld. Klager heeft ter zitting verklaard dat het een adres van kennissen betrof. De gerechtsdeurwaarders mochten onder de gegeven omstandigheden ervan uitgaan dat dit een verblijfsadres van klager betrof en dat er een grotere kans was dat klager op deze manier bereikt kon worden dan via een openbaar exploot. De stukken hebben klager inderdaad bereikt en bovendien is klager ook geïnformeerd via zijn e-mailadres. Klager heeft ter zitting verklaard nog steeds geen vast adres te hebben en dat zijn e-mailadres onveranderd is. Onder deze omstandigheden is er niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.  

5.7 De Kamer ziet geen aanleiding voor het gegronde deel van de klacht een maatregel op te leggen.

6. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-        ziet voor het gegronde deel van oplegging van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. E.C. Smits en

M.W. de Ruijter,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni  2015 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.