ECLI:NL:TGDKG:2014:93 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW727.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:93
Datum uitspraak: 20-05-2014
Datum publicatie: 11-06-2014
Zaaknummer(s): GDW727.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: De klacht betreft een beslag op een bankrekening wat de gerechtsdeurwaarder gezien de omstandigheden volgens klager niet had mogen doen. De Kamer is het met klager eens temeer daar de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de financiële toestand van klager en een eerder gelegd beslag op een uitkering van klager kort daarvoor heeft moeten terugdraaien omdat de uitkering ver onder de beslagvrije voet lag. De klacht wordt gegrond verklaard en de maatregel van berisping wordt opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 20 mei 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 727.2013 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief, met bijlagen, van 2 september 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 12 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 8 april 2014 alwaar klager, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 20 mei 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een onder meer tegen klager gewezen vonnis dat op 17 mei 2013 aan klager is betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft ten laste van klager beslag gelegd op diens uitkering. Omdat de uitkering van klager onder de beslagvrije voet lag, vonden er geen afdrachten plaats. Na door de gemachtigde van klager gemaakt bezwaar, heeft de gerechtsdeurwaarder het beslag op 19 juni 2013 opgeheven.

b)      Op 12 juli 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder onder meer ten laste van klager beslag gelegd onder een bank op de rekening van klager.

c)      Op 28 augustus 2013 heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. De klacht is door de gerechtsdeurwaarder bij brief van 30 augustus 2013 afgewezen.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - beslag te hebben gelegd op het saldo van de bankrekening. Gezien de omstandigheden van klager had de gerechtsdeurwaarder dit niet mogen doen. Klager heeft een uitkering en zit in een schuldsaneringstraject. Er is eerder beslag gelegd op zijn uitkering die ver onder de beslagvrije voet ligt. De gerechtsdeurwaarder is daarvan op de hoogte en heeft het beslag opgeheven en de beslagvrije voet met terugwerkende kracht aangepast. Kort daarop heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd onder de bank. Op die rekening wordt slechts de uitkering van klager en de huur en zorgtoeslag gestort. Klager verwijst voor de onrechtmatigheid van het leggen van beslag op een bankrekening van personen die reeds een beslag op hun uitkering hebben naar de door hem in de klacht genoemde rechtspraak. Klager acht het handelen van de gerechtsdeurwaarder in de gegeven omstandigheden tuchtrechtelijk laakbaar.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op het verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht dient tot uitgangspunt dat de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. Het betreft hier namelijk geen beslag op een vordering tot periodieke betaling. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Uit (civiele)rechtspraak (LJN: BB3135 en LJN: BK3544) blijkt dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor er bij het leggen van een dergelijk beslag sprake kan zijn van misbruik van recht.

4.3 Bij de tuchtrechter staan echter de normen van het tuchtrecht centraal. Daar geldt dat de gerechtsdeurwaarder, na te zijn ingeschakeld door een opdrachtgever, in beginsel zijn ministerie dient te verlenen. Wel dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen. Daarbij mag van hem een kritische houding worden verwacht. Op een bepaald moment houdt de ministerieplicht ten opzichte van de opdrachtgever op. De grens is uiteraard niet in algemene zin aan te geven, maar zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld.

4.4 Bij het inzetten van een ingrijpend middel als beslaglegging mag van de gerechtsdeurwaarder uiterste zorgvuldigheid worden verwacht. Het door de gerechtsdeurwaarder ter zitting aangevoerde standpunt dat zijn opdrachtgever het vermoeden had dat er meer bij klager te halen was, is door hem op geen enkele wijze nader onderbouwd. De blote mededeling van zijn opdrachtgever dat mogelijk spaarrekeningen onder het beslag zouden kunnen vallen is daartoe onvoldoende. Op zijn minst had de gerechtsdeurwaarder een en ander nog eens moeten bespreken met zijn opdrachtgever. Dit geldt temeer daar de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de financiële toestand van klager en een eerder gelegd beslag op een uitkering van klager kort daarvoor heeft moeten terugdraaien omdat de uitkering ver onder de beslagvrije voet lag.

4.5 Op grond van het voorgaande acht de Kamer de klacht terecht voorgesteld. De klacht dient gegrond te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder na te melden maatregel op te leggen.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. A. Sissing en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 mei 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.