ECLI:NL:TGDKG:2014:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW546.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:78
Datum uitspraak: 04-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDW546.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Voorafgaand aan betekenen vonnis niet eerst opgave van het verschuldigde doen. De kamer overweegt dat het niet in strijd is met de wet om na het wijzen van een vonnis tot betekening daarvan over te gaan. Op grond van een veroordeling is het verschuldigde immers direct opeisbaar. De Kamer overweegt verder dat klaagster geen notoire wanbetaler is en er lag ook geen opdracht direct na het vonnis tot betekening over te gaan. Nu zich hier voorts de situatie voordoet dat er een wanverhouding bestaat tussen de hoofdsom en de kosten van een betekening, had van de gerechtsdeurwaarder verwacht mogen worden dat hij klaagster alvorens tot betekening over te gaan, nog betalingsinstructies en een betalingstermijn had gegeven. Daarbij speelt een rol dat het een niet juridisch geschoolde debiteur na lezing van het dictum van een vonnis niet altijd duidelijk zal zijn welk bedrag hij aan wie moet betalen. Voorts dient een gerechtsdeurwaarder onnodige kosten te voorkomen. Het was dus zorgvuldiger geweest als de gerechtsdeurwaarder klaagster nog een keer tot betaling had aangeschreven alvorens tot betekening over te gaan, maar dat hij dit niet heeft gedaan levert geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen op.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 4 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 546.2013 van:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 9, 12 en 16 juli 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehecht verweerschrift, ingekomen op 2 augustus 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in aanwezigheid van klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 4 maart 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Bij vonnis op tegenspraak van 20 juni 2013 is klaagster veroordeeld om een bedrag van € 143,08 aan hoofdsom te betalen.

-           Nadat het vonnis aan klaagster door de griffie was toegezonden en van klaagster niets was vernomen, heeft de gerechtsdeurwaarder op 4 juli 2013 het vonnis aan klaagster betekend met bevel tot betaling.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder haar voorafgaand aan de betekening niet eerst een opgave van het verschuldigde heeft doen toekomen. Daardoor is zij niet in de gelegenheid gesteld om het verschuldigde vrijwillig te voldoen en wordt zij nodeloos met de extra kosten van de betekening geconfronteerd. Klaagster heeft hier ter zitting aan toegevoegd dat het voor haar na ontvangst van het vonnis onduidelijk was aan wie zij moest betalen. Bovendien staat op de website van de gerechtsdeurwaarder vermeld, dat er eerst een aanmaning wordt verstuurd met een betalingstermijn van veertien dagen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat klaagster nadat zij was veroordeeld, veertien dagen de tijd had om te betalen. Volgens de instructie van de opdrachtgever is het vonnis betekend. De gerechtsdeurwaarder heeft zich in dit verband op zijn ministerieplicht beroepen. Voor de stelling van klaagster, dat hij haar eerst in der minne nog had moeten aanschrijven, bestaat geen wettelijke grondslag, aldus de gerechtsdeurwaarder. De termijn van veertien dagen die is vermeld op de website, slaat op het incasseren van vorderingen en is niet van toepassing in de situatie zoals hier, waar er een rechterlijke uitspraak is. Als klaagster na ontvangst van het vonnis niet wist aan wie zij bevrijdend kon betalen, had zij met de gerechtsdeurwaarder contact kunnen opnemen. Volgens de gerechtsdeurwaarder had dit klaagster na ontvangst van de door hem uitgebrachte en aan haar betekende dagvaarding duidelijk moeten zijn.  

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De Kamer is van oordeel dat de klacht ongegrond is, omdat de gerechtsdeurwaarder niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het vonnis te betekenen. Het is niet in strijd met de wet om na het wijzen van een vonnis tot betekening daarvan over te gaan. Op grond van een veroordeling is het verschuldigde immers direct opeisbaar en klaagster had op het moment van betekening niet aan de veroordeling niet voldaan.

4.3 De Kamer acht het handelen van de gerechtsdeurwaarder echter wel onzorgvuldig. Niet is gebleken dat klaagster een notoire wanbetaler is en de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder heeft ook geen opdracht gegeven direct na het wijzen van het vonnis tot betekening over te gaan. Nu zich hier voorts de situatie voordoet dat er een wanverhouding bestaat tussen de hoofdsom en de kosten van een betekening, had van de gerechtsdeurwaarder verwacht mogen worden dat hij klaagster alvorens tot betekening over te gaan, nog betalingsinstructies en een betalingstermijn had gegeven. Daarbij speelt een rol dat het een niet juridisch geschoolde debiteur na lezing van het dictum van een vonnis niet altijd duidelijk zal zijn welk bedrag hij aan wie moet betalen. Voorts dient een gerechtsdeurwaarder onnodige kosten te voorkomen. Het was dus zorgvuldiger geweest als de gerechtsdeurwaarder klaagster nog een keer tot betaling had aangeschreven alvorens tot betekening over te gaan, maar dit levert geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen op.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. C.W. Inden en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.