ECLI:NL:TGDKG:2014:68 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW425.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:68
Datum uitspraak: 18-03-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDW425.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Executie vonnis. Onvoldoende inspanningen. De kamer overweegt dat de gerechtsdeurwaarder zijn opdracht niet voortvarend genoeg heeft uitgevoerd. Maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beschikking van 18 maart 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 425.2013 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 6 juni 2013, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 16 augustus 2013, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd.  De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 februari 2014 in aanwezigheid van klager. De gerechtsdeurwaarder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 maart 2014.

1. Feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 5 oktober 2012 is een vonnis ten voordele van klager gewezen.

-           Op 10 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het vonnis, als losse opdracht, betekend.

-           Op 13 februari 2013 heeft de advocaat van klager de gerechtsdeurwaarder de executie van het vonnis opgedragen.

-           Op 19 februari en op 5 augustus 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder bij de uitkeringsverstrekker van de debiteur geïnformeerd naar diens inkomen. Daarbij is gebleken dat er reeds beslag was gelegd op de uitkering door de Belastingdienst.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarder zich niet voldoende heeft ingespannen om het vonnis te executeren.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij zich bij de uitvoering van zijn opdracht terughoudend heeft opgesteld in verband met het kostenrisico. De debiteur bevindt zich waarschijnlijk in een schuldsanering, onbekend is of zijn woning hem toebehoort en er is op dit moment tenminste één preferente schuldeiser, waardoor het onzeker is of een executieopbrengst uit de verkoop van roerende zaken wel ten goede kan komen aan klager. De gerechtsdeurwaarder heeft ook nog aangevoerd dat hij in wezen niets met klager te maken heeft, omdat hij niet zijn opdrachtgever is.  

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat geval doet zich hier voor. Klager is wel degelijk belanghebbende bij zijn zaak en onbetwist is dat hij concrete verhaalsmogelijkheden aan de gerechtsdeurwaarder heeft genoemd. Volgens klager zou de debiteur namelijk in een koophuis wonen en op een Harley Davidson rijden. De gerechtsdeurwaarder had op zijn minst met zijn opdrachtgever kunnen overleggen welke verdere actie naar aanleiding van deze informatie gewenst was. De Kamer is daarom van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder zijn opdracht niet voortvarend genoeg heeft uitgevoerd. De klacht is gegrond. De Kamer acht voorts na te melden maatregel passend.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.