ECLI:NL:TGDKG:2014:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet830.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:40
Datum uitspraak: 25-02-2014
Datum publicatie: 23-05-2014
Zaaknummer(s): GDWverzet830.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Vermeend onzorgvuldig handelen bij beslag roerende zaken en de openbare verkoop daarvan waardoor er verhaalsmogelijkheden zijn verdwenen. Is het maximale gedaan om te komen tot een effectieve uitwinning van de goederen van de debiteur? De Kamer kan zich verenigen met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 september 2013 met zaaknummer 257.2013 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 830.2013 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ]

.  

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief van 27 maart 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 24 juni 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 24 september 2013 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 10 oktober 2013. Bij brief van 21 oktober 2013 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

a)      Op 10 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de advocaat van klaagster de grosse van een notariële akte aan de schuldenaar van klaagster (hierna de schuldenaar) betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen, te weten betaling van een bedrag van € 38.961,00.

b)      Op 26 mei 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de advocaat van klaagster beslag op de roerende zaken van de schuldenaar gelegd. Uit het proces-verbaal van het gelegde beslag blijkt dat de navolgende zaken in beslag zijn genomen: 3x personal computers met aan- en toebehoren, lx HP Officejet G95, 5x beeldschermen (diverse merken), lx Lexmark T520, lx Epson CX11N. Daarnaast zijn in beslag genomen en in gerechtelijke bewaring gegeven: 1 Quad Fancrawler 150; 2x kinderfiets Magic Arrow Boys, 8x zwarte Nice kinderfietsen Italian Design, 3x vouwfietsen Fongers, lx vouwfiets Dunlop, lx vouwfiets Pelikaan, 24x hometrainers Body Sculpture, 3x roeiapparaten, lx Body Sculpture, 9x roeiapparaten Carl Lewis, 3x loopbanden Carl Lewis, lx Power Board, 29x Twin Steppers, lx Kathy Smits Air Tech Glider, lx Ultra Toner, 6x AB Roll Bench Fit@Home, 2x situp & Twister; 7x kinderwagens, lx Zit & Strite, 20x hometrainer Body Sculpture, 4x air rowing machine BR 2700, 38x zwarte LEM Helmets, 14 blauwe CAN helmen (door gerekwireerden aangegeven dat deze zijn geleverd onder eigendomsvoorbehoud, bewijs hiervan werd niet getoond), lx Vorkheftruck Still.

c)      Op 14 juni 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder in opdracht van de advocaat bankbeslag ten laste van de schuldenaar gelegd.

d)     Bij exploot van 22 augustus 2011 is de openbare verkoop van de inbeslaggenomen zaken aangezegd tegen 16 september 2011. Op de verkoop zijn veilingvoorwaarden van toepassing.

e)      Bij brief van 15 september 2011 heeft een leverancier van goederen zich beroepen op een eigendomsvoorbehoud van een aantal in beslag genomen goederen.

f)       Op 16 september 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder, in opdracht van de advocaat, de in beslag genomen roerende zaken verkocht.

g)      Op 14 oktober 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder een factuur tot betaling van € 7.176,62 naar de advocaat van klaagster gestuurd. Daarmee werd de zaak tussentijds afgewikkeld.    

h)      Bij e-mail van 10 oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in de gelegenheid gesteld om de openstaande factuur te voldoen.

i)        Op 21 november 2011 zijn namens klaagster de gerechtsdeurwaarder een aantal vragen gesteld over de inbeslaggenomen goederen en de verkoop daarvan.

j)        Bij brief van 22 november 2011 heeft de gerechtsdeurwaarder de vragen beantwoord.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder tijdens de beslaglegging roerende zaken en de openbare verkoop van die zaken onzorgvuldig heeft gehandeld waardoor er verhaalsmogelijkheden zijn verdwenen. Het onzorgvuldig handelen bestaat volgens klaagster uit:

- het slechts deels in beslag nemen van de beschikbare voorraad roerende zaken;

- het zwichten voor intimidatie door de schuldenaar;

- het ten onrechte honoreren van een ingeroepen eigendomsvoorbehoud;

- het in mindering brengen van een verkeerd bedrag aan opbrengst;

- het berekenen van te veel opslagkosten;

- het niet voorkomen van het weglopen van bieders tijdens de openbare verkoop;

- het geen duidelijkheid verschaffen over verdwenen goederen;

- het tegen te lage prijs verkopen van de goederen;

- het ten onrechte in rekening brengen van € 7.176,62 aan kosten.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen dat klaagster met de gerechtsdeurwaarder van mening verschilt of de werkzaamheden wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Op grond van de onderhavige overeenkomst rust op de gerechtsdeurwaarder een inspanningsverplichting, die hij met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving naar eer en geweten dient uit te voeren. Niet is gebleken dat van dit laatste geen sprake is geweest. Uit de stukken die klaagster heeft overgelegd valt dit in elk geval, mede in het licht van het verweer van de gerechtsdeurwaarder, niet af te leiden. Dit geldt te meer nu de gerechtsdeurwaarder alle maatregelen in overleg en met toestemming van zijn opdrachtgever, de advocaat van klaagster, heeft genomen. Uit de stukken blijkt dat de advocaat volledig op de hoogte is geweest van de door de gerechtsdeurwaarder genomen stappen en de advocaat nimmer heeft geprotesteerd tegen de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. Terecht heeft de gerechtsdeurwaarder aangegeven dat slechts in beslag kan worden genomen hetgeen op een bepaalde locatie ook daadwerkelijk wordt aangetroffen en dat allerlei vermeldingen op Marktplaats.nl niet bepalend zijn. Uit de stukken komt naar voren dat de debiteur van klaagster, tegen haar verwachting in, weinig verhaal bood. Dit is een omstandigheid die de gerechtsdeurwaarder uiteraard niet kan worden verweten. Uit de stukken blijkt niet dat de gerechtsdeurwaarder zodanig heeft gehandeld dat daardoor de verhaalsmogelijkheden beperkt waren. Gelet op het vorenstaande kan dan ook niet worden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder op dit punt tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

6.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat door de gerechtsdeurwaarder niet het maximale is gedaan om te komen tot een effectieve uitwinning van de goederen van de debiteur. De constatering dat de gerechtsdeurwaarder slechts beslag kan leggen op aanwezige goederen en niet op vermeldingen op Marktplaats kan afgaan, is in dit kader onterecht. Uit het proces-verbaal van beslaglegging van 26 mei 2011 blijkt immers ontegenzeggelijk dat er meer goederen aanwezig waren en dus in beslag genomen zijn dan uit de verkoop blijkt. De gerechtsdeurwaarder stelt dat er geen helmen mee zijn gegeven aan een leverancier, maar dat deze helmen, die een substantiële waarde vertegenwoordigden, zijn zoekgeraakt. Dit is in tegenspraak met de inhoud van het proces-verbaal dat is betekend op 26 mei 2011 aan de beslagene.

6.2 In dat proces-verbaal staat vermeld dat er onder andere 30 Lem Helmets en 14 blauwe CAN helmen in bewaring zijn gegeven. Het eigendomsvoorbehoud met betrekking tot de 14 CAN helmen is onvoldoende aangetoond aldus een aantekening op het proces-verbaal. Indien de stelling van de gerechtsdeurwaarder over het zoekraken van de helmen terecht zou zijn, dan zou het op zijn weg liggen om de eigenaar van de loods aansprakelijk te stellen voor de verdwijning. Uit niets blijkt dat de helmen zijn verdwenen (zie eerdere schrijven van de gerechtsdeurwaarder d.d. 21 september 2011). Hieruit blijkt dat de deurwaarder gefopt is. Hier komt bij dat de opsomming van hetgeen bij veiling is verkocht in zijn totaliteit niet overeenkomt met de opsomming welke uit het proces-verbaal van inbeslagname blijkt.

Uit bijgaande facturen zou het eigendomsvoorbehoud blijken. Als dat al zo zou zijn, dan zou dit de Lem helmen betreffen omdat de CAN helmen komen van een andere leverancier. Klaagster verwijst in dit verband naar haar eerder stellingname en schrijven van 27 maart 2013.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het door klaagster ingestelde verzet kan niet slagen. Dat er meer goederen aanwezig waren en in beslag zijn genomen dan uit de verkoop blijkt, berust op een onjuiste lezing van het van de verkoop opgemaakte proces-verbaal van 16 september 2011. Uit dat proces-verbaal blijkt dat voor een bedrag van € 1.000,00 aan [     ] zijn verkocht de zaken zoals vermeld in het proces- verbaal van executoriale inbeslagname van 26 mei 2011, een en ander met uitsluiting van een Quad, die blijkens het proces-verbaal voor een bedrag van € 50,00 verkocht is aan [     ], alsmede met uitsluiting van een tweetal fietsen, een tweetal twinsteppers, een Ab Roll Bench en een hometrainer, welke zaken voor een bedrag van € 85,00 verkocht zijn aan [     ]. Uit de stukken blijkt voorts dat de computers buiten de verkoop zijn gehouden. In zijn brief van 22 november 2011 aan de advocaat van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder daarover een afdoende uitleg verschaft.

7.2 Ten aanzien van de helmen geldt het volgende. De gerechtsdeurwaarder heeft gemeend een aantal helmen buiten de veiling te moeten houden omdat een leverancier zich op een eigendomsvoorbehoud beriep en na het opmaken van het proces-verbaal van beslaglegging met bewijsstukken kwam. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder lichtvaardig tot het buiten de verkoop houden van de helmen is overgegaan waarbij geldt dat op dat moment niet tot op de bodem kon worden uitgezocht of het beroep op het eigendomsvoorbehoud terecht was gedaan. In verzet is komen vast te staan dat deze helmen vervolgens zijn kwijtgeraakt, hetgeen niet het handelen van de gerechtsdeurwaarder betreft, doch dat van de bewaarder. Niet is komen vast te staan dat de gerechtsdeurwaarder bij de keuze voor de bewaarder onzorgvuldig is geweest. De eventuele civielrechtelijke aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder voor zijn handelen, is in deze tuchtprocedure niet aan de orde.

7.3 Het is begrijpelijk dat klaagster niet tevreden is met de gang van zaken – met name de opbrengst van de verkoop – maar dat valt de gerechtsdeurwaarder niet te verwijten. Het beslag is gelegd in opdracht van en in overleg met de advocaat van klaagster. Dat uit de stukken van Marktplaats blijkt dat er veel meer goederen aanwezig waren dan wat in beslag is genomen, doet niet ter zake omdat uit de stukken blijkt dat in overleg met de advocaat van klaagster alleen goederen van waarde in beslag dienden te worden genomen. Dat de verkoopopbrengst tegen viel kan evenmin aan de gerechtsdeurwaarder tegen geworpen. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat de belangstelling minimaal was en de biedingen die werden uitgebracht laag waren. De gerechtsdeurwaarder diende toen te beslissen of de biedingen al dan niet dienden te worden geaccepteerd. Mede in het licht van het feit dat bij staken van de verkoop de goederen weer in opslag dienden te worden genomen en daarmee de kosten weer zouden toenemen, heeft de gerechtsdeurwaarder besloten de biedingen te accepteren. Op grond van de veilingvoorwaarden, waarmee klaagster akkoord was gegaan, kwam die bevoegdheid hem toe.

7.4 Naar het oordeel van de Kamer heeft de voorzitter terecht en op juiste gronden geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder jegens klaagster niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De door klaagster in verzet aangevoerde gronden werpen naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer zal het verzet met verbetering van de gronden ongegrond verklaren.

7.5 De Kamer merkt nog op dat de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de totale opbrengst nog altijd niet correct in de einddeclaratie is verantwoord. De gerechtsdeurwaarder is gehouden dat wel te doen, ook als nog niet betaald is. Dat hij het verschil in mindering zal brengen op de aan hem toekomende kosten doet hieraan niet af.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A. Sissing en mr. J.J.L. Boudewijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.