ECLI:NL:TGDKG:2014:240 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW472.3013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:240
Datum uitspraak: 12-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDW472.3013
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Schorsing
Inhoudsindicatie:   Eindbeslissing na tussenbeslissing. Onderzoek BFT. Ten onrechte in rekening brengen incassokosten in groot aantal dossiers. Niet kan worden gesproken van een incident. Er is sprake van een stelselmatige en grove schending van de verplichtingen en te hanteren normen, die het ambt van gerechtsdeurwaarder met zich brengt. Elke (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid voor (de controle op) een door hem uit te reiken exploot, zoals in de tussenbeslissing reeds is overwogen. Dat de gerechtsdeurwaarder uitging van de juistheid van de door zijn kantoor gebruikte sjablonen, ontslaat hem niet van die verantwoordelijkheid. Met de verweten werkwijze hebben de gerechtsdeurwaarders – bewust of onbewust – geprofiteerd van onwetendheid van de betrokken debiteuren. Schorsing van 1 week opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 12 december 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 472.2013 ingesteld door:

KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS,

gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1) [     ],

2) [     ],

3) [     ],

beklaagden,

gerechtsdeurwaarder (beklaagden sub 1 en 2) en toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder (beklaagde sub 3) te [     ](hierna ook: de gerechtsdeur-waarders),

gemachtigde: [     ].

1. Het verdere verloop van de procedure

Op 18 februari 2014 heeft de Kamer een tussenbeslissing gegeven.

Op 16 juli 2014 heeft het Bureau Financieel Toezicht (hierna: BFT) een rapportage ingediend.

Op 25 juli 2014 heeft klaagster bij akte gereageerd.

Bij schriftelijke reactie d.d. 14 augustus 2014 hebben de gerechtsdeurwaarders gereageerd.

Ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2014 heeft de voorzetting van de mondelinge behandeling plaatsgevonden in aanwezigheid van [     ] namens klaagster en de gerechtsdeurwaarders bijgestaan door hun gemachtigde. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is nader bepaald op 12 december 2014.

2. De bevindingen van het BFT

Het BFT heeft in haar rapportage haar bevindingen neergelegd. Uit  de periode waarover het onderzoek zich uitstrekte heeft het BFT ongeveer 15.000 dossiers geanalyseerd. In 183 dossiers zijn ten onrechte incassokosten in rekening gebracht. In 39 dossiers zijn die kosten daadwerkelijk geïncasseerd en in de andere 144 is dat niet het geval . De gerechtsdeurwaarders hebben de 39 debiteuren, bij wie de kosten daadwerkelijk zijn geïncasseerd, aangeschreven. Zij hebben in die brief onder andere meegedeeld dat ten onrechte incassokosten waren berekend, hebben excuses gemaakt en gevraagd op welke rekening het bedrag kon worden terugbetaald. Aan 33 van de 39 debiteuren is het bedrag terugbetaald. In 6 gevallen is nog geen reactie van de debiteur ontvangen. Bij de andere 144 dossiers is volstaan met het corrigeren van de administratieve stand in het dossier.

3. De  reactie van klaagster

Volgens klaagster komen de bevindingen van het BFT overeen met de opgave van de gerechtsdeurwaarders in hun verweerschrift. Zij hebben dus naar waarheid verklaard. Hoewel klaagster kritiek heeft geuit op de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van het door hen gevoerde verweer en hun uitleg over de oorzaak van het onterecht in rekening brengen van incassokosten, waardeert klaagster het dat de gerechtsdeurwaarders in hun verweerschrift naar waarheid hebben verklaard ten aanzien van de omvang van de kwestie. Klaagster waardeert het ook dat de gerechtsdeurwaarders actie hebben ondernomen om tot herstel te komen. Klaagster verzoekt de Kamer dit mee te wegen bij de beoordeling of en, zo ja, welke maatregel op zijn plaats is.

4. De reactie van de gerechtsdeurwaarders

Inmiddels zijn in alle gevallen de kosten terugbetaald. Uitsluitend gerechtsdeurwaarder sub 1 was op grond van de interne taakverdeling op het kantoor van de gerechtsdeurwaarders verantwoordelijk voor de betreffende wijziging in de computersjablonen. Hij heeft de andere gerechtsdeurwaarders daarover niet geïnformeerd. De gerechtsdeurwaarders hebben de Kamer verzocht om bij het opleggen van een maatregel rekening de houden met deze omstandigheden.

5. De nadere beoordeling van de klacht

5.1 De Kamer blijft bij hetgeen in de tussenbeslissing is overwogen.

5.2 De Kamer acht de klacht gegrond. In 183 zaken zijn ten onrechte incassokosten in rekening gebracht. Aldus kan bepaald niet van een incident worden gesproken. Er is sprake van een stelselmatige en grove schending van de verplichtingen en te hanteren normen, die het ambt van gerechtsdeurwaarder met zich brengt. Elke (toegevoegd kandidaat-) gerechtsdeurwaarder heeft een eigen verantwoordelijkheid voor (de controle op) een door hem uit te reiken exploot, zoals in de tussenbeslissing reeds is overwogen. Dat de gerechtsdeurwaarder uitging van de juistheid van de door zijn kantoor gebruikte sjablonen, ontslaat hem niet van die verantwoordelijkheid. Met de verweten werkwijze hebben de gerechtsdeurwaarders – bewust of onbewust – geprofiteerd van onwetendheid van de betrokken debiteuren.

5.3 Dit alles vormt een ernstige schending van de tuchtrechtelijke norm. Dat de gerechtsdeurwaarders na de indiening van de klacht het boetekleed hebben aangetrokken en maatregelen hebben getroffen siert hen, maar kan aan die schending niet afdoen. De Kamer acht oplegging van na te melden maatregel de enig passende. 

5.4 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarders ieder afzonderlijk de maatregel van schorsing op voor de duur van één week, welke maatregel ingaat na het onherroepelijk worden van deze beschikking op een aan de gerechtsdeurwaarders bij aangetekende brief door de Kamer mee te delen datum. De periodes van telkens één week worden aansluitend opgelegd, eerst voor gerechtsdeurwaarder sub 1, dan voor gerechtsdeurwaarder sub 2 en tot slot voor gerechtsdeurwaarder sub 3.    

Aldus gegeven door mr . E.R.S.M. Marres , voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden , en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beschikking kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.