ECLI:NL:TGDKG:2014:232 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet539.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:232
Datum uitspraak: 16-12-2014
Datum publicatie: 22-01-2015
Zaaknummer(s): GDWverzet539.2014
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Huurincasso. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 16 december 2014 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 15 juli 2014 met zaaknummer 129.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 539.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ] .

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 maart 2014, heeft klaagster een klacht

ingediend tegen (een medewerker van het kantoor van) beklaagde, hierna: de

gerechtsdeurwaarder.

Bij brief, ingekomen op 4 maart 2014, heeft klaagster een aanvullende klacht

ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief, ingekomen op 5 maart 2014, heeft klaagster aanvullende dossierstukken

aan de Kamer doen toekomen.

Bij brief, ingekomen op 7 maart 2014, heeft klaagster aanvullende klachten

ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

Bij verweerschrift, ingekomen op 26 maart 2014, heeft de gerechtsdeurwaarder op de

klacht gereageerd.

Bij beslissing van 15 juli 2014 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk

ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter

toegezonden bij brief van 22 juli 2014.

Bij brief, ingekomen op 29 juli 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de

beslissing van de voorzitter.

Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 november 2014 alwaar de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 16 december 2014.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is door de verhuurder van klaagster, Woningstichting [     ] (hierna: [     ]) belast met de invordering van een (vermeende) huurachterstand van klaagster.

-           Bij brief van 30 januari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster gesommeerd tot betaling van de vordering over te gaan.

-           Tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder heeft een briefwisseling plaatsgevonden waarin klaagster - samengevat - de gerechtsdeurwaarder verzoekt aangifte te doen tegen zijn opdrachtgever (brief van 24 februari 2014), klaagster de vordering bestrijdt (brief van 4 maart 2014) en klaagster de door de gerechtsdeurwaarder namens zijn opdrachtgever gestelde feiten bestrijdt (brieven van 5 en 7 maart 2014). De gerechtsdeurwaarder heeft daarop gereageerd bij brieven van 27 februari 2014 en 6 maart 2014.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster klaagt over het volgende.

Klacht 1. De gerechtsdeurwaarder en [     ] stellen een vordering en een betalingsachterstand op klaagster te hebben. Er is echter geen sprake van een vordering op klaagster of een betalingsachterstand. De gerechtsdeurwaarder dient zich te vergewissen van het feit, dat ingeval een vordering wordt ingediend die nimmer aan klaagster of haar advocaat is medegedeeld, dit geen schuld betreft die klaagster aan [     ] moet voldoen. Klaagster heeft [     ] reeds in een voorgaand stadium medegedeeld dat elke vordering die valselijk vanwege een schuld van klaagster aan [     ] wordt ingesteld, in reconventie zal worden beantwoord met een vordering wegens aan klaagster toegebrachte schade.

Klacht 2. De gerechtsdeurwaarder mag geen vordering instellen ingeval de vordering niet aantoonbaar een schuld aan [     ] betreft, maar een gevolg is en een deel van de totale schade betreft, die klaagster door [     ] is toe gebracht.

Klacht 3. De gerechtsdeurwaarder baseert de vordering op een veronderstelling dat deze niet valselijk en misleidend door [     ] bij hem is ingediend. Klaagster stelt de gerechtsdeurwaarder aansprakelijk voor het feit, dat hij geen onderzoek heeft ingesteld naar de legitimiteit van de vordering die door [     ] wordt ingesteld.

Klacht 4. De gerechtsdeurwaarder tracht een vordering te incasseren op het moment dat klaagster de vordering aantoonbaar betwist en in eerder stadium schriftelijk haar schade in reconventie aan [     ] heeft medegedeeld.

Klacht 5. De gerechtsdeurwaarder weigert aangifte te doen bij de politie van het valselijk instellen van een vordering, die haar en haar advocaat nimmer in voorgaand stadium is medegedeeld. Klaagster heeft geen schuld aan [     ] maar [     ] heeft schade toegebracht aan klaagster. Dit wordt door zowel de gerechtsdeurwaarder als [     ] in de vordering verzwegen. In de “slotnota” die [     ] de gerechtsdeurwaarder heeft uitgereikt, ontbreekt de mededeling dat de vordering door klaagster wordt betwist.

Klacht 6. Bij het uitbrengen van de betwiste vordering is in strijd gehandeld met de wijze waarop een vordering procedureel moet worden afgewikkeld. Klaagster stelt dat de door de gerechtsdeurwaarder aan haar verzonden brief niet conform de wetgeving is verstuurd. Er wordt door de gerechtsdeurwaarder incassokosten en btw in rekening gebracht als niet binnen 14 dagen wordt betaald. Voordat incassokosten in rekening mogen worden gebracht moet de schuldeiser eerst een aanmaning (ingebrekestelling) sturen met een betalingstermijn van minimaal 14 dagen. Er mogen dan nog geen kosten berekend worden, ook geen administratiekosten. Het versturen van een aanmaning die voldoet aan de hierboven vermelde eisen is een harde voorwaarde om bij een volgende stap incassokosten in rekening te mogen brengen. Klaagster heeft nimmer een aanmaning ontvangen.

Klacht 7. De gerechtsdeurwaarder weigert de vordering in te trekken. De gerechtsdeurwaarder kan de rechtmatigheid van de vordering niet bewijzen. Klaagster maakt bezwaar tegen de handelswijze van de gerechtsdeurwaarder.

Klacht 8. De gerechtsdeurwaarder weigert de betwiste vordering in te trekken.

Klacht 9. De gerechtsdeurwaarder volhardt in het niet willen intrekken van een de vordering, die als betwist zonder traject vooraf is aangeboden.

Klacht 10. De gerechtsdeurwaarder is reeds in eerder stadium verzocht geen kosten in rekening te brengen als het incassotraject niet deugt en ontbreekt.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

5.2 Dat is volgens de voorzitter niet het geval. De kern van de klacht is dat klaagster op inhoudelijke gronden de vordering bestrijdt die de gerechtsdeurwaarder namens [     ] op klaagster tracht te incasseren. Vaste rechtspraak van de Kamer is dat bij een opdracht tot incasso van een vordering als de onderhavige tot uitgangspunt dient dat de gerechtsdeurwaarder mag afgaan op de gegevens die hij van zijn opdrachtgever ontvangt. Indien aan een gerechtsdeurwaarder een vordering ter incasso wordt voorgelegd en een debiteur daartegen bezwaren maakt, dient de gerechtsdeurwaarder die bezwaren te bespreken met zijn opdrachtgever. Indien de opdrachtgever zich vervolgens op het standpunt stelt dat van een vordering wel degelijk sprake is, mag de gerechtsdeurwaarder de incasso voortzetten, tenzij hij op basis van de hem bekende gegevens gegronde redenen heeft om aan de juistheid van die vordering te twijfelen. Nu uit de brief van de gerechtsdeurwaarder aan klaagster van 6 maart 2014 duidelijk blijkt dat de opdrachtgever zijn standpunt over de huurachterstand van klaagster onverkort handhaaft en de door klaagster gestelde schade betwist, is er geen reden om aan de vordering te twijfelen en valt de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. De gerechtsdeurwaarder heeft immers niet tot taak om te beoordelen of de vordering die zijn opdrachtgever hem ter incasso aanbiedt, gegrond is. Die taak is, indien het tot een gerechtelijke procedure komt, voorbehouden aan de rechter.

5.3 Op grond van het voorgaande dienen de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 7 tot en met 10 volgens de voorzitter kennelijk ongegrond te worden verklaard.

5.4 De voorzitter heeft voorts overwogen dat indien klaagster van mening is dat zij slachtoffer is van valsheid in geschrifte, zij daarvan zelf aangifte dient te doen. De gerechtsdeurwaarder heeft hierin geen taak. Klachtonderdeel 5 treft volgens de voorzitter dan ook geen doel.

5.5 Dit geldt volgens de voorzitter ook voor klachtonderdeel 6. In de brief van   30 januari 2014 wordt klaagster een termijn van veertien dagen gegeven om aan de vordering te voldoen. De brief vervolgt met de zinsnede dat indien niet het volledige bedrag binnen de gestelde termijn wordt betaald er buitengerechtelijke incassokosten in rekening worden gebracht boven op het bedrag van de vordering en dat over de kosten btw in rekening zal worden gebracht. De brief voldoet aan de daaraan te stellen eisen en van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is ook hier niet gebleken.

5.6 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder, op basis van de door haar aangeleverde gegevens, gegronde redenen had om te twijfelen aan de juistheid van de door diens opdrachtgever uit handen gegeven vordering. Ook heeft klaagster meerdere keren aan de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat zij niet bekend was met de slotnota van opdrachtgever. Ook stelt klaagster zich op het standpunt dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door alleen aan de hand van de door de opdrachtgever verstrekte slotnota de zaak in behandeling te nemen. Klaagster stelt voorts dat de gerechtsdeurwaarder zich bij het opstellen van de dagvaarding niet aan de substantiëringsplicht heeft gehouden.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer merkt nog op dat, indien de kantonrechter in de civiele procedure zou oordelen dat de vordering van de opdrachtgever onterecht zou zijn, dit nog niet met zich brengt dat de gerechts-deurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar zou hebben gehandeld daar hij zulks op het moment van het in behandeling nemen van de onderhavige zaak niet kon weten. Ook zullen de nieuwe klachtonderdelen, die klaagster voor het eerst in verzet heeft ingediend, buiten behandeling blijven. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.