ECLI:NL:TGDKG:2014:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW342.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:2
Datum uitspraak: 07-01-2014
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDW342.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Aan een beslag onder een bank is geen beslagvrije voet verbonden. Het betreft geen beslag op een vordering tot periodieke betaling. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor degene ten laste van wie het beslag is gelegd als gevolg daarvan niet meer in staat zou zijn om in zijn primaire levensonderhoud te voorzien. Een beoordeling daarvan is aan de civiele rechter. Wel kan het zijn dat een beslag zo evident onrechtmatig is, dat de gerechtsdeurwaarder die desondanks het beslag heeft gelegd daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden. Dat is hier niet het geval. Klacht ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 7 januari 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 342.2013 ingediend door:

[     ],

wonende te Rotterdam,

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 1 mei 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 27 mei 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 12 november 2013 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 7 januari 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Op 14 mei 2012 heeft de Dienst Uitvoering Onderwijs een dwangbevel ten laste van klaagster uitgevaardigd.

b)      Op 22 mei 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder het dwangbevel aan klaagster betekend met daarbij gevoegd een formulier opgave inkomsten en uitgaven.

c)      Nadien is de gerechtsdeurwaarder een betalingsregeling met klaagster overeengekomen.

d)     Op 15 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in de gelegenheid gesteld om de overeengekomen betalingsregeling na te komen.

e)      Op 22 maart 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster bank-beslag gelegd. Het proces-verbaal van het gelegde beslag is op 2 april 2013 aan klaagster betekend.

f)       Kort voor de beslaglegging werd op de bankrekening van klaagster het bedrag van haar studiefinanciering gestort.

g)      Op 11 april 2013 heeft de advocaat van klaagster (hierna de advocaat) de gerechtsdeurwaarder verzocht het bankbeslag in zoverre op te heffen dat klaagster de beschikking zou krijgen over de beslagvrije voet.

h)      Op 17 april 2013 heeft de advocaat de gerechtsdeurwaarder schriftelijk gerappelleerd. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 19 april 2013 aan de advocaat medegedeeld dat er spoedig op zijn brief van 11 april 2013 gereageerd zou worden.

i)        De gerechtsdeurwaarder heeft op 26 april 2013 op de brief van de advocaat gereageerd.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder beslag te hebben gelegd op haar bankrekening. Klaagster heeft geen andere inkomsten dan haar studiefinanciering. Door het beslag werd haar volledige inkomen getroffen waardoor klaagster in een acute noodsituatie terecht kwam. Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij niet binnen een redelijke termijn op de spoedeisende correspondentie van haar advocaat heeft gereageerd. Voorts is klaagster van mening dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door haar naar de rechtbank te verwijzen om het geschil daar aan te dragen.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht dient tot uitgangspunt dat de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet heeft verbonden. Het betreft hier namelijk geen beslag op een vordering tot periodieke betaling. Dit betekent echter niet dat een schuldeiser zich in het geheel geen rekenschap hoeft te geven van de gevolgen van het leggen van een dergelijk beslag. Uit (civiele)rechtspraak (LJN: BB3135 en LJN: BK3544) blijkt dat er omstandigheden kunnen zijn waardoor degene ten laste van wie het beslag is gelegd als gevolg daarvan niet meer in staat zou zijn om in zijn primaire levensonderhoud te voorzien. Dat kan het geval zijn als de regeling van artikel 475c Rv bewust zou worden ontdoken. In een dergelijk geval kan sprake zijn van misbruik van recht of een onrechtmatig gelegd beslag.

4.3 Het is echter niet aan de tuchtrechter om te beoordelen of er sprake is van een onrechtmatig gelegd beslag of misbruik van recht. Daarvoor dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter. Bij de tuchtrechter staat het handelen van de gerechtsdeurwaarder centraal. Wel kan het zijn dat een beslag zo evident onrechtmatig is, dat de gerechtsdeurwaarder die desondanks het beslag heeft gelegd daarmee de normen van het tuchtrecht heeft overschreden. Dat is hier niet het geval. De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek van zijn opdrachtgever beslag gelegd. Op grond van zijn ministerieplicht is de gerechtsdeurwaarder gehouden aan dit verzoek te voldoen.

Bovendien kan de Kamer de gerechtsdeurwaarder volgen in zijn betoog over het verschil tussen inkomen dat bij de bron door een beslagvrije voet zou worden beschermd (en onder omstandigheden ook bij bankbeslag) en het doel van de tegemoetkoming in de studiekosten. Klaagster heeft onvoldoende duidelijk gemaakt waaruit haar noodsituatie bleek. Omstandigheden die maken dat het gelegde beslag tuchtrechtelijk laakbaar is, zijn dan ook niet gebleken.

4.4 Dat de gerechtsdeurwaarder niet binnen een redelijke termijn op de spoedeisende correspondentie heeft gereageerd, is naar het oordeel van de Kamer niet gebleken.  De reactie van de gerechtsdeurwaarder heeft niet dermate lang op zich laten wachten dat er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Uit de stukken blijkt dat de gerechtsdeurwaarder in diverse telefoongesprekken met de advocaat van klaagster kenbaar heeft gemaakt dat hij wegens omstandigheden niet zo snel kon reageren als klaagster verlangde. Met het oog op de door klaagster gestelde acute broodnood, is het evenmin tuchtrechtelijk laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder klaagster heeft gewezen op de mogelijkheid van het aanhangig maken van een executiegeschil.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.