ECLI:NL:TGDKG:2014:183 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW48.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:183
Datum uitspraak: 11-11-2014
Datum publicatie: 03-12-2014
Zaaknummer(s): GDW48.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Geldboete van de derde categorie
Inhoudsindicatie:   De klachten betreffen: het niet mededelen van de overname van een opdracht van de eerder betrokken collega-gerechtsdeurwaarder (a); het niet onverwijld aanpassen van de beslagvrije voet (b); het niet althans niet in voldoende mate reageren op vragen en klachten (c en d); het leggen van beslagen onder verschillende banken (multi-bankbeslag) terwijl klaagster bij geen van die banken een rekening had (e); het niet toezenden van een gespecificeerd overzicht van de door de gerechtsdeurwaarders ontvangen gelden (f) en het in rekening brengen van buitenproportionele kosten (g). Op gronden als in de uitspraak vermeld acht de Kamer de klachtonderdelen a, c, e, f en g gegrond. Op een onderdeel van de klacht acht de Kamer het verweer van een van de gerechtsdeurwaarders zelfs ergerlijk. Beide gerechtsdeurwaarders wordt een geldboete opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 11 november 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 48.2014 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

1) [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

2) [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 28 januari 2014, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 4 maart 2014, hebben de gerechtsdeur-waarders op de klacht gereageerd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 september 2014 alwaar klaagster en gerechtsdeurwaarder sub 2 zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 11 november 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Op 30 augustus 2011 is een arrest ten laste van klaagster gewezen.

-           Voormelde titel is op 6 december 2011 aan klaagster betekend met gelijktijdig bevel om aan de inhoud te voldoen.

-           De gerechtsdeurwaarder, die in die periode met het incasseren van de vordering belast was, is destijds een betalingsregeling met klaagster overeengekomen, welke betalingsregeling door klaagster werd nagekomen.

-           Omstreeks 3 juli 2013 is die gerechtsdeurwaarderfailliet verklaard. Nadien hebben de gerechtsdeurwaarders de onderhavige incasso-opdracht over-genomen.

-           Op 18 december 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 ten laste van klaagster loonbeslag gelegd.

-           Bij fax van 26 december 2013 heeft klaagster daaromtrent haar beklag bij gerechtsdeurwaarder sub 1 gedaan en ook over de daarbij door hem gehanteerde beslagvrije voet en met name ook over het feit dat hij na de overname van de incasso-opdracht niet met haar in overleg was getreden.  Bij e-mail van 2 januari 2014 heeft gerechtsdeurwaarder sub  1 op dit schrijven gereageerd.

-           Op 31 december 2013 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 getracht meerdere bankbeslagen ten laste van klaagster te leggen.

-           Bij fax van 6 januari 2014 heeft klaagster aan gerechtsdeurwaarder sub 1 medegedeeld dat zij zijn antwoord van 2 januari 2014 niet bevredigend vond. Bij e-mail van 13 januari 2014 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 op dit schrijven gereageerd.

-           Bij fax van 12 januari 2014 heeft klaagster aan gerechtsdeurwaarder sub 2 medegedeeld dat zij het niet eens is met de door hem ondernomen pogingen om onder meerdere banken tegelijk beslag te leggen.

-           Nadien hebben klaagster en de gerechtsdeurwaarders veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder sub 1 niet heeft medegedeeld dat hij de onderhavige incasso  van de eerder betrokken collega-gerechtsdeurwaarder had overgenomen doch in plaats daarvan terstond beslag heeft gelegd;

b: de gerechtsdeurwaarder sub 1 na verkregen informatie de beslagvrije voet niet onverwijld heeft aangepast;

c: de gerechtsdeurwaarder sub 1 niet althans niet in voldoende mate op de door haar gestelde vragen dan wel klachten heeft gereageerd;

d: de gerechtsdeurwaarder sub 1 niet op haar e-mail van 6 januari 2014 heeft gereageerd;

e: de gerechtsdeurwaarder sub 2  getracht heeft onder verschillende banken tegelijk beslag te leggen, terwijl zij bij geen van die banken een rekening had;

f: de gerechtsdeurwaarders geen gespecificeerd overzicht van de door hen ontvangen gelden aan haar hebben doen toekomen;

g: de door de gerechtsdeurwaarders in rekening gebrachte kosten buitenproportioneel zijn.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat gerechtsdeur-waarder sub 1 zich op het standpunt heeft gesteld dat hij niet gehouden was klaagster  uit eigen beweging van de overname van het onderhavige incasso-dossier  op de hoogte te stellen. Dit standpunt wordt niet door de Kamer gedeeld. Indien een gerechtsdeurwaarder incassodossiers van een  collega-gerechtsdeurwaarder over-neemt dan is het ongepast, zeker in zaken waarin betalingen zijn verricht dan wel een betalingsregeling tot stand is gekomen, om de desbetreffende debiteuren niet van die overname op de hoogte te stellen. Eens te meer is ongepast dat de overnemende deurwaarder overgaat tot beslaglegging zonder zich door kennisneming van het dossier ervan te hebben vergewist of met de debiteur wellicht een betalingsregeling loopt.  Dat gerechtsdeurwaarder sub 1 geen toegang had tot de dossiers van de failliete collega-gerechtsdeurwaarder doet aan het vorenstaande niets af. De Kamer acht het ergerlijk dat gerechtsdeurwaarder sub 1 zich in het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat het op de weg van klaagster had gelegen  om - toen zij vanwege de faillietverklaring een termijnbetaling retour ontving - zelf had moeten onderzoeken of de tegen haar gerichte incasso door een andere deurwaarder was overgenomen.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat uit de overgelegde producties kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 1, nadat hij van de klaagster de van belang zijnde gegevens had ontvangen, de beslagvrije voet onverwijld heeft aangepast.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel c overweegt de Kamer dat van een gerechts-deurwaarder mag worden verwacht dat hij vragen dan wel klachten met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Uit de door gerechtsdeurwaarder sub 1 overgelegde producties kan worden opgemaakt dat hij niet adequaat op de vragen en klacht van klaagster heeft gereageerd. Dit onderdeel van de klacht is dan ook terecht voorgesteld.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d overweegt de Kamer dat uit de e-mail van 13 januari 2014 kan worden opgemaakt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 klaagster heeft verzocht om haar standpunt, die zij in haar e-mail van 6 januari 2014 had ingenomen, nader te onderbouwen. Van het niet reageren op de e-mail van 6 januari 2014 is dan ook geen sprake.

4.6 Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de Kamer dat gerechts-deurwaarder sub 2 op verzoek van haar opdrachtgever op één en dezelfde dag onder diverse bankinstellingen beslag heeft gelegd. Daaromtrent heeft de deurwaarder aangevoerd dat het, gelet op de hoogte van de vordering en vanwege het feit dat klaagster al langer niet aan de veroordeling voldeed, gerechtvaardigd was om een aantal van dergelijke beslagen te leggen. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft ter zitting erkend dat ten tijde van de beslagleggingen geen gerechtvaardigd vermoeden aanwezig was dat klaagster bij die banken een rekening aanhield.

4.7 Ten aanzien van een dergelijk multibankbeslag bij afwezigheid van zodanig vermoeden heeft de Kamer eerder al het  oordeel uitgesproken  dat dit geen juiste gang van zaken is (zaak 475.2005).  Het doel van een beslag is immers de legale aantasting van het vermogen van de schuldenaar, niet een willekeurige verkenning van de verhaalsmogelijkheden. Bij lukraak gelegde beslagen wordt de beslag-bevoegdheid misbruikt, immers deze wordt dan uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor zij is verleend. Ook bestaat er maatschappelijk bezwaar tegen de door gerechtsdeurwaarder sub 2 toegepaste werkwijze. De derden onder wie ten onrechte beslag wordt gelegd, zullen zich terecht bezwaard voelen. Ook de schuldenaar mag zich bezwaard voelen. Immers derden met wie zij niets van doen heeft, nemen er kennis van voor welke niet nagekomen verbintenis zij tot betaling werden veroordeeld. Dit is in strijd met de huidige maatschappelijke opvatting omtrent de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de burger. In geval van een multibankbeslag moet het er daarom voor worden gehouden dat de intentie die zin aan een beslag geeft, namelijk de legitieme onttrekking van vermogen van de schuldenaar, niet aanwezig is. Dit is in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. Bij afwezigheid van het hiervoor genoemde vermoeden is het leggen van een multibankbeslag derhalve klachtwaardig.

4.8 Met betrekking tot klachtonderdeel f overweegt de Kamer dat de gerechtsdeur-waarders niet hebben  aangetoond dat zij een gespecificeerd overzicht van de door hun ontvangen gelden aan klaagster hebben doen toekomen. Omdat een gerechtsdeurwaarder daartoe wel gehouden is, is ook dit klachtonderdeel gegrond.

4.9 Met betrekking tot klachtonderdeel g overweegt de Kamer dat gerechtsdeur-waarder sub 2, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.7 is overwogen, niet als een goed handelend gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld door de kosten van de zonder enig gerechtvaardigd vermoeden gelegde bankbeslagen bij klaagster in rekening te brengen. De door gerechtsdeurwaarder sub 2 in rekening gebrachte kosten zijn dan ook als buitenproportioneel te beschouwen en het klachtonderdeel g is derhalve gegrond

4.10 Anders dan klaagster blijkbaar meent biedt een tuchtprocedure als deze - nog daargelaten de vraag of hiervoor aanleiding zou bestaan - geen ruimte om de beslag-legging ongedaan te maken dan wel de gerechtsdeurwaarders te verplichten om een betalingsafspraak overeen te komen.

4.11 Bij de vaststelling van de op te leggen maatregel weegt mij de omstandigheid  dat de gerechtsdeurwaarders geen begrip hebben getoond voor de door klaagster bij de Kamer ingediende klacht.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht op de onderdelen a, c, e, f en g gegrond;

-        legt iedere gerechtsdeurwaarder afzonderlijk de maatregel op van een geldboete van € 750,00 met aanzegging dat de Kamer ex artikel 43 lid 5 van de Gerechtsdeurwaarderswet  na het onherroepelijk worden van deze beslissing per aangetekende brief aan de gerechtsdeurwaarders zal mededelen op welke termijn en  welke wijze de gerechtsdeurwaarders de boete moeten voldoen.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.