ECLI:NL:TGDKG:2014:157 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW1003.1013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:157
Datum uitspraak: 09-09-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): GDW1003.1013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   Beslag op kindgebonden budget en overmaken van ten onrechte geïncasseerde gelden naar verkeerde rekening. De Kamer overweegt dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de beslagvrije voet en het beslagverbod van art. 45 AWIR. Gezien het maatschappelijk belang van een juiste toepassing van de beslagvrije voet en een snelle en correcte aanpassing daarvan indien daartoe aanleiding bestaat, is de Kamer van oordeel dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De Kamer rekent de gerechtsdeurwaarder verder aan dat hij ten onrechte geïncasseerde gelden op een andere bankrekening heeft overgemaakt dan door de bewindvoerder schriftelijk had opgegeven. De klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 9 september 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 1003.2013 ingediend door:

[     ], in haar hoedanigheid van bewindvoerder bij [     ] over de goederen van [     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 11 december 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 20 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 1 juli 2014 alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 9 september 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

De goederen van klaagster zijn bij beschikking van 22 september 2013 door de kantonrechter te [     ] onder bewind gesteld met benoeming van klaagster als bewindvoerder. Op 17 oktober 2013 is ten laste van klaagster beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige teruggave die klaagster ontvangt. Nadat klaagster bezwaar had gemaakt tegen de beslagvrije voet heeft de gerechtsdeurwaarder op 28 november 2013 zijn berekening per email  naar klaagster toegezonden. Op 28 november 2013 heeft klaagster een eigen berekening gemaakt en aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden. Op 4 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster medegedeeld in haar berekening geen rekening is gehouden met het kindgebonden budget dat als inkomen moet worden gerekend. Op 5 december 2013 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het kindgebonden budget niet vatbaar is voor beslag. De beslaglegger heeft besloten het beslag op te heffen en de ingehouden bedragen aan klaagster terug te betalen.

2. De klacht

2.1 Klaagster beklaagt zich erover dat haar cliënte door het door de gerechtsdeurwaarder gelegde beslag onder de voor haar geldende beslagvrije voet komt. De gerechtsdeurwaarder weigert de juiste beslagvrije voet toe te passen. In de berekening van de beslagvrije voet is de gerechtsdeurwaarder in eerste instantie uitgegaan van een onjuist inkomen van haar cliënte. Hierover heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder geïnformeerd en hem een nieuwe berekening van de beslagvrije voet toegezonden. De gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat in de door klaagster gemaakte berekening geen rekening werd gehouden met een kindgebonden budget dat de onderbewindgestelde maandelijks ontvangt. Klaagster stelt dat voor dat budget echter een beslagverbod geldt dat is geregeld in artikel 45 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. Omdat er een beslagverbod geldt, vergelijkbaar als bij de kinderbijslag, mag dat inkomen niet in mindering worden gebracht op de beslagvrije voet. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder hierover geïnformeerd, echter deze is van mening dat het kindgebonden budget wel als inkomen mag worden gerekend.

2.2 Ter zitting heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de ingehouden gelden niet naar het door haar opgegeven rekeningnummer heeft overgemaakt maar naar het rekeningnummer van de onderbewindgestelde. Het bewind is welswaar niet geschaad omdat de onderbewindgestelde is gekort op haar budget, maar klaagster acht dit onzorgvuldig.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op het verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.  Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Na de klacht in eerste instantie te hebben weersproken heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting erkend dat de dubbele uitzondering van art 45 van de Algemene wet inkomstenafhankelijke regelingen (AWIR) verkeerd is geïnterpreteerd. Het beslag is opgeheven en de ingehouden gelden zijn teruggestort. Helaas niet op het door de bewindvoerder opgegeven rekeningnummer maar op het rekeningnummer van klaagster.

4.3 Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de beslagvrije voet en het beslagverbod van art. 45 AWIR. Gezien het maatschappelijk belang van een juiste toepassing van de beslagvrije voet en een snelle en correcte aanpassing daarvan indien daartoe aanleiding bestaat, is de Kamer van oordeel dat door de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld. De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting nog aangevoerd dat de tuchtrechter eerder heeft geoordeeld dat berekening van de (hoogte van) de beslagvrije voet niet ter beoordeling van de tuchtrechter is, echter dat gaat niet op indien er sprake is van evidente misslagen in de beoordeling van toepasselijke wetsartikelen, zoals hier het geval is.

4.4 De Kamer rekent de gerechtsdeurwaarder verder aan dat hij ten onrechte geïncasseerde gelden op een andere bankrekening heeft overgemaakt dan door de bewindvoerder schriftelijk had opgegeven. Hierdoor zijn de gelden niet bij klaagster maar bij de onderbewindgestelde zelf terecht gekomen. Naar het oordeel van de Kamer betaamt dit een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder niet.

4.6 De Kamer acht termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder de navolgende maatregel op te leggen. Het enkele feit dat het beslag is opgeheven en de ontvangen bedragen zijn teruggestort doet hieraan niet af nu dat is gedaan na indiening van de klacht. De Kamer rekent het de gerechtsdeurwaarder ook aan dat nadat klaagster hem had medegedeeld de klacht te handhaven, hij een verweer heeft ingediend waarin een standpunt wordt ingenomen dat door de gerechtsdeurwaarder in een vóór indiening daarvan met klaagster gevoerd telefoongesprek al als onjuist was bestempeld.

5. Op grond van het voorgaande beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond,

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. A. Sissing en A.M. Maas, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.