ECLI:NL:TGDKG:2014:151 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW2en108.2014

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:151
Datum uitspraak: 02-09-2014
Datum publicatie: 10-10-2014
Zaaknummer(s): GDW2en108.2014
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft beslag gelegd op het inkomen van klager sub 1 voor een vordering van klaagster sub 2 terwijl zij op grond van huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd.   De kamer is van oordeel dat nu de gerechtsdeurwaarder wist dat hij op het inkomen van klager sub 1 loonbeslag legde voor een vordering van klaagster sub 2, de redelijkerwijs in acht te nemen zorgvuldigheid met zich mee brengt dat de gerechtsdeurwaarder op voorhand het huwelijksgoederenregister had moeten raadplegen om te bezien of klagers wellicht op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Nu de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan en derhalve ten onrechte beslag op het inkomen van klager sub 1 heeft gelegd, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 september 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummers 002.2014 en 108.2014 ingesteld door:

1) [     ],

2) [     ] ,

wonende te [     ],

klagers,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 februari 2014, hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

-           Bij verweerschrift, ingekomen op 14 maart 2014, heeft de gerechts-deurwaarder op de klacht gereageerd.

-           Bij brief met bijlagen, ingekomen op 7 april 2014, hebben klagers hun klacht nader onderbouwd.

-           Bij e-mail van 18 april 2014 heeft de zoon van klagers de onderhavige klacht nog nader onderbouwd.

-           De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 10 juni 2014 alwaar klagers en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

-           Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

-           De uitspraak is bepaald op 2 september 2014.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager sub 1 en klaagster sub 2 zijn met elkaar gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, waarbij iedere gemeenschap is uitgesloten.

-     De gerechtsdeurwaarder heeft voor haar opdrachtgever [     ] een tweetal vonnissen in behandeling gewezen tegen ieder van de klagers. Het vonnis ten laste van klager sub 1 is op 7 juni 2012 gewezen. Het vonnis ten laste van klaagster sub 2 is op 26 januari 2012 gewezen.

-           Op 3 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ter executie van het jegens klager sub 1 gewezen vonnis loonbeslag onder zijn werkgever gelegd.

-          Op 17 februari 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder ter executie van het jegens klaagster sub 2 gewezen vonnis loonbeslag onder de werkgever van klager sub 1 gelegd.

2. De klacht

Klagers beklagen zich er samengevat over dat:

a: de gerechtsdeurwaarder niet met de door hun voorgestelde betalingsregeling akkoord wilde gaan;

b: de gerechtsdeurwaarder op het inkomen van klager sub 1 beslag heeft gelegd voor een vordering van klaagster sub 2 terwijl zij op grond van huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de Kamer dat het wettelijk uitgangspunt is dat een schuldenaar alleen met toestemming van de schuldeiser bevoegd is om het verschuldigde in termijnen te voldoen. Dat houdt in dat een schuldeiser een aangeboden betalingsregeling mag weigeren. In dit geval heeft de schuldeiser blijkbaar niet ingestemd met de voorgestelde betalingsregeling. Klagers kunnen dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijten.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel b overweegt de Kamer dat het Gerechtshof Amsterdam in een soortgelijke zaak heeft beslist dat het bij een beslag roerende zaken aan klagers is om de huwelijkse voorwaarden over te leggen (ECLI:NL:GHAMS:2012:4401). Het verschil met die zaak en de onderhavige zaak is gelegen in het feit dat het bij een beslag op roerende zaken bij samenwonende echtelieden niet terstond duidelijk zal zijn aan wie de desbetreffende zaken toebehoren terwijl dat bij een loonbeslag wel het geval is. Bovendien raakt bij een loonbeslag de werkgever van de echtgenoot van de schuldenaar op de hoogte van het te executeren vonnis, terwijl niet vaststaat of het inkomen van de echtgenoot wel in de huwelijksgemeenschap valt. Nu de gerechtsdeurwaarder wist dat hij op het inkomen van klager sub 1 loonbeslag legde voor een vordering van klaagster sub 2 brengt de redelijkerwijs in acht te nemen zorgvuldigheid met zich mee dat de gerechtsdeurwaarder op voorhand het huwelijksgoederenregister had moeten raadplegen om te bezien of klagers wellicht op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Nu de gerechtsdeurwaarder dat niet heeft gedaan en derhalve ten onrechte beslag op het inkomen van klager sub 1 heeft gelegd, is er sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Dat er in het onderhavige geval geen gelden uit het loonbeslag zijn ontvangen doet aan het vorenstaande niets af.

4.4 Wegens de ernst van de laakbare gedraging acht de Kamer oplegging van na te melden maatregel op zijn plaats.

4.5 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van                 2 september 2014, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.