ECLI:NL:TGDKG:2014:133 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW909.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:133
Datum uitspraak: 19-08-2014
Datum publicatie: 29-08-2014
Zaaknummer(s): GDW909.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: De klacht betreft het feit dat er beslag is gelegd zonder voorafgaande mededeling dat er nog een klein bedrag openstond. Hierdoor zijn weer onnodige kosten veroorzaakt. De Kamer is van oordeel dat van de gerechtsdeurwaarder in dit geval - klager stond onder begeleiding- en bij een eerder gemiste termijn zijn maar liefst drie brieven geschreven - verwacht had mogen worden dat hij met de gemachtigde contact had opgenomen alvorens tot beslaglegging over te gaan. Hiervoor bestond ook ruimschoots de gelegenheid, nu vier maanden zijn verstreken tussen het staken van de betalingen en het leggen van beslag. Ook gezien de hoge executiekosten, die de gerechtsdeurwaarder ter zitting overigens niet geheel kon verantwoorden en gelet op de geringe omvang van het restant verschuldigde, acht de Kamer het handelen van de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 19 augustus 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 909.2013 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 6 november 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij aangehechte brief van 17 december 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 juli 2014 in aanwezigheid van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. De gemachtigde van klager heeft laten weten dat ter zitting namens klager niemand zal verschijnen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 augustus 2014.

2. De feiten

Klager is bij vonnis van 27 mei 2009 door de kantonrechter te [     ] veroordeeld tot betaling van een geldsom. Na betekening van het vonnis is met klager een betalingsregeling getroffen. In januari 2011 is klager verzocht herinzage te geven in zijn inkomenspositie waarna de regeling kon worden voortgezet. Op 11 mei 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder klager (in drie afzonderlijke brieven) geschreven dat een termijn werd gemist, verzocht de achterstand te voldoen en opgave gedaan van het op dat moment nog verschuldigde bedrag. Vervolgens is de betalingsregeling door klager hervat. Kennelijk in de veronderstelling dat de volledige vordering in mei 2013 was voldaan is (de hulpverlener van) klager gestopt met betalen. Op 18 september 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd ten laste van klager onder de belastingdienst. Op 6 oktober 2013 heeft klager bezwaar gemaakt tegen deze gang van zaken. Bij brief van 21 oktober 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder de brief van klager beantwoord.

3. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder beslag te hebben gelegd zonder voorafgaande mededeling dat er nog een klein bedrag openstond. Hierdoor zijn er weer kosten bijgekomen die niet nodig waren geweest als er een telefoontje was gepleegd of een herinneringsbrief, dan wel e/mail was verzonden.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat het niet aan hem was om in contact te treden met een debiteur die opnieuw een regeling niet nakomt. De gerechtsdeurwaarder is van mening dat hij niet onzorgvuldig heeft gehandeld, ook gelet op de coulance die de opdrachtgever heeft betracht en de zeer lange looptijd van de regeling, waarbij rekening is gehouden met de afloscapaciteit van klager. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder wel toegegeven dat het vriendelijker was geweest om eerst de gemachtigde nog een briefje te sturen, omdat kennelijk aan diens aandacht was ontsnapt dat nog een restant moest worden betaald.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het

gerechtsdeurwaarderskantoor [     ] kan niet als beklaagde worden aangemerkt. De gerechtsdeurwaarder die het beslag heeft gelegd wordt aangemerkt als beklaagde.  Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 Van de gerechtsdeurwaarder had in dit geval - klager stond onder begeleiding van [     ] en bij een eerder gemiste termijn zijn maar liefst drie brieven geschreven - verwacht mogen worden dat hij met de gemachtigde contact had opgenomen  alvorens tot beslaglegging over te gaan. Hiervoor bestond ook ruimschoots de gelegenheid, nu vier maanden zijn verstreken tussen het staken van de betalingen en het leggen van beslag. Ook gezien de hoge executiekosten, die de gerechtsdeurwaarder ter zitting overigens niet geheel kon verantwoorden en gelet op de geringe omvang van het restant verschuldigde, acht de Kamer het handelen van de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar en ziet de Kamer aanleiding tot opleggen van na te noemen maatregel.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

 

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. A.W.J. Ros en

M.W. de Ruijter,  leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.