ECLI:NL:TGDKG:2014:114 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW123.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2014:114
Datum uitspraak: 24-06-2014
Datum publicatie: 25-07-2014
Zaaknummer(s): GDW123.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen twee gerechtsdeurwaarders. De klacht betreft achterlaten van een proces-verbaal van beslaglegging zonder gesloten envelop en het verzenden van een brief aan een ander dan de contactpersoon. Onder de omstandigheden van het geval behoefde het proces-verbaal van beslaglegging niet in een gesloten envelop te worden overhandigd. Voorts is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder de benodigde zorgvuldigheid heeft betracht. De brief had wel moeten worden gericht aan de gemachtigde van klaagster in haar functie van HR manager (a.i.), nu zij de verklaring loonbeslag had ingevuld en toegestuurd. Bovendien had de gerechtsdeurwaarder moeten aangeven dat het om een vertrouwelijke brief ging. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard. Geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beschikking van 24 juni 2014 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 123.2013 van:

[     ],

gevestigd en kantoorhoudende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

1) [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

gemachtigde: [     ],

en

2) [     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagden.

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlage, ingekomen op 15 februari 2013, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschriften, ingekomen op 13 maart 2013, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 mei 2014 in aanwezigheid van gerechtsdeurwaarder sub 1. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft bij brief van 22 april 2014 laten weten zich ter zitting te laten vertegenwoordigen door de gemachtigde van gerechtsdeurwaarder sub 1. In deze brief is kort nader ingegaan op de klacht. De uitspraak is bepaald op 24 juni 2014. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft op 1 februari 2013 in opdracht van gerechts-deurwaarder sub 2 loonbeslag onder klaagster gelegd. De gemachtigde van klaagster is HR manager a.i. bij klaagster en was toen niet aanwezig. Het exploot van beslaglegging is aan een collega van haar overhandigd.

-           De gemachtigde van klaagster heeft de verklaring derdenbeslag ingevuld, ondertekend en met vermelding van haar functie toegestuurd aan gerechtsdeurwaarder sub 2.

-           Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft in een aan klaagster geadresseerde brief op 12 februari 2013 bericht, dat de ingevulde verklaring derdenbeslag in goede orde was ontvangen en welk bedrag maandelijks aan hem diende te worden afgedragen.

3. De klacht

3.1 Klaagster verwijt gerechtsdeurwaarder sub 1 dat deze het proces-verbaal  van beslaglegging zonder envelop en aan een collega van een andere afdeling heeft overhandigd. Zij is van mening dat dit in een gesloten envelop diende te geschieden, met de vermelding vertrouwelijk en gericht aan de HR afdeling.

3.2 Klaagster verwijt gerechtsdeurwaarder sub 2 dat deze de brief van 12 februari 2013 niet aan haar gemachtigde heeft gericht. Zij gold in deze zaak immers als contactpersoon.

3.3  De gemachtigde van klaagster heeft over deze gang van zaken gebeld met het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 2 maar voelt zich niet serieus genomen.

4. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

4.1 Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft uiteengezet hoe de gang van zaken bij de beslaglegging is geweest. Hij is van oordeel dat hij zorgvuldig heeft gehandeld. Hij heeft zich bij de balie gemeld en het doel van zijn komst meegedeeld. Nadat de receptioniste even had rondgebeld werd hij opgehaald door een medewerker en naar een aparte kamer gebracht. Daar heeft hij het exploot overhandigd aan een medewerkster die hem had meegedeeld dat zij het exploot in ontvangst mocht nemen. Vervolgens heeft hij nog een toelichting gegeven. Hij heeft geen enkel moment de indruk gehad dat de medewerkster niet bevoegd was om het exploot in ontvangst te nemen.

4.2 Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft zich op het standpunt gesteld dat hij met de wijze waarop hij op de verklaring loonbeslag heeft gereageerd, geen vormvereisten heeft geschonden. In zijn brief van 22 april 2013 heeft hij nog aangevoerd dat de wet geen vormvereisten stelt.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

5.2 Het proces-verbaal van beslaglegging behoeft in dit geval niet in een gesloten envelop te worden overhandigd. Voorts is gebleken dat gerechtsdeurwaarder sub 1 de benodigde zorgvuldigheid heeft betracht.

5.4 Het handelen van gerechtsdeurwaarder sub 2 acht de Kamer wel onzorgvuldig. Hij had zijn brief dienen te richten aan de gemachtigde van klaagster in haar functie van HR manager (a.i.), nu zij de verklaring loonbeslag had ingevuld en toegestuurd. Bovendien had hij moeten aangeven dat het om een vertrouwelijke brief ging. De Kamer acht de klacht jegens hem daarom gegrond.

5.3 De brief van 12 februari 2013 bevat weliswaar vertrouwelijke informatie, maar is niet herleidbaar tot een bepaalde persoon. De Kamer acht daarom geen aanleiding aanwezig tot het opleggen van een maatregel.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht ongegrond jegens gerechtsdeurwaarder sub 1;

-                     verklaart de klacht gegrond jegens gerechtsdeurwaarder sub 2;

-                     ziet van met opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M.W. de Ruijter, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2014 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.