ECLI:NL:TGDKG:2013:7 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW658.2012

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:7
Datum uitspraak: 14-05-2013
Datum publicatie: 10-07-2013
Zaaknummer(s): GDW658.2012
Onderwerp: Beroepsorganisatie
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder heeft voorafgaande aan het EK-2012 een brief verzonden aan diverse debiteuren voorafgaande aan het EK met een tekst die volgens klager, de KBVG, klachtwaardig is. De Kamer is van oordeel dat de gewraakte brief overduidelijk bedoeld was om bij de geadresseerde debiteuren de indruk te wekken – en in vele gevallen ongetwijfeld ook de indruk gewekt heeft – dat zij de EK-wedstrijden niet op hun televisie zouden kunnen volgen, als zij de bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling zijnde vordering niet op korte termijn zouden voldoen. Dat is een onjuiste indruk en de gewraakte brief dient als een vorm van oneigenlijke drukuitoefening worden aangemerkt. Om die reden is de EK-beslagcampagne van de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig.  Daar komt bij dat de actie en de bedoelde brief getuigen van een slechte smaak welke voor een gerechtsdeurwaarder in zijn ambtsuitoefening niet gepast is. Dat wordt er niet beter op nu de gerechtsdeurwaarder de actie heeft willen rechtvaardigen met de kwalificatie van “een licht creatieve aanpak”. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 14 mei 2013 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 658.2012 ingediend door:

DE KONINKLIJKE BEROEPSORGANISATIE VAN GERECHTSDEURWAARDERS,

gevestigd en kantoorhoudende te ‘s-Gravenhage,

klager,

gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 20 juli 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Op 20 september 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter zitting van 2 april 2013 alwaar de gemachtigde van klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 14 mei 2013.

1. De feiten

  1. De gerechtsdeurwaarder heeft eind mei 2012 gelijkluidende brieven verzonden naar een aantal schuldenaren van opdrachtgevers.

    In die brief staat onder meer het volgende vermeld:

“AANKONDIGING EK-ACTIE

Het Europees kampioenschap voetbal staat komende maand weer voor de deur. Op verzoek van onze opdrachtgevers houden wij vanwege het EK Voetbal een speciale grootschalige beslagactie op televisies.

DAAROM ZAL ÉÉN DEZER DAGEN ÉÉN VAN ONZE DEURWAARDERS U KUNNEN BEZOEKEN OM BESLAG TE LEGGEN!

In bovengenoemde zaak is tot heden het verschuldigde bedrag ad €….. niet door u voldaan en zal in deze zaak worden overgegaan tot het leggen van beslag op uw televisie, maar ook op andere roerende zaken zoals uw pc, mobiele telefoon, (vaat-) wasmachine, meubels en uw auto (     )”.

  1. Een journalist heeft die brieven onder de aandacht gebracht van de het bestuur van klager die daarop de gerechtsdeurwaarder bij brief van 12 juni 2012 heeft verzocht zijn zienswijze te geven.
  1. Bij brief van 15 juni 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder daarop gereageerd.

Vervolgens heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder.

2. De klacht

2.1 Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder zich niet te gedragen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt alsmede het uitoefenen van ongeoorloofde druk door het aankondigen van maatregelen, welke hij niet daadwerkelijk kon nemen. Aldus heeft de gerechtsdeurwaarder volgens klager in strijd gehandeld met het bepaalde in art. 1 en art. 8 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels Gerechtsdeurwaarders (verder te noemen de Verordening).

2.2 Door een verband te leggen tussen het EK en een beslag op de televisie van de aangeschreven debiteur heeft de deurwaarder volgens klager de onjuiste suggestie gewekt dat diens televisietoestel zou worden meegenomen terstond bij de aangekondige beslaglegging. Het oogmerk van de brief is het onder druk zetten van de debiteur. Als hij niet tot betaling van de vordering overgaat, zou hij het volgen van het EK op zijn televisie kunnen vergeten.

Die aldus gewekte indruk is onjuist, immers in strijd met de praktijk (er worden namelijk niet of nauwelijks televisies in gerechtelijke bewaring gegeven).

2.3 Het gaat hier om een uiting die volgens klager een ambtsdrager ten ene male onwaardig is. Het past een gerechtsdeurwaarder niet om te proberen met grote woorden een dreigende houding en intimidatie geld voor zijn opdrachtgevers binnen te halen. De gerechtsdeurwaarder dient zijn bevoegdheden op gepaste wijze te gebruiken en dient zijn uitingen naar de schuldenaar op overeenkomstig gepaste wijze in te richten, aldus klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft het volgende aangevoerd. Eind mei 2012 heeft hij brieven verzonden met een beslagaankondiging. In elke zaak was hij gerechtigd daadwerkelijk beslag te leggen. In de brief is een relatie gelegd met het EK-voetbal, maar voor het overige is het een standaardbrief zoals elke deurwaarder die zal hanteren. De deurwaarder bestrijdt dat met deze brief zou zijn gesuggereerd dat bij het beslag televisies daadwerkelijk terstond meegenomen zouden worden.

3.2 De brieven zijn alle geschreven in dossiers waarin de gerechtsdeurwaarder uit hoofde van zijn opdracht, de wet en een titel tot beslaglegging kon overgaan. De aangekondigde maatregelen zijn dan ook niet te betitelen als een dreiging met maatregelen waartoe de deurwaarder niet kon overgaan. Volgens de jurisprudentie wordt het in zijn algemeenheid niet onzorgvuldig geacht dat de deurwaarder een beeld schetst van de gevolgen van het uitblijven van betaling. De gerechtsdeurwaarder meent niet anders te kunnen concluderen dan dat zowel de tekst van artikel 8 van de Verordening als de daarop betrekking hebbende jurisprudentie niet gebruikt kunnen worden als onderbouwing voor de klacht.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Vaste rechtspraak is dat gerechtsdeurwaarders alleen maatregelen mogen aankondigen die zij op dat moment daadwerkelijk kunnen nemen. Daartoe dienen zij te beschikken over een toereikende titel. De gerechtsdeurwaarder mag bij zijn aankondiging ook mededelen welke specifieke maatregelen hij zal gaan nemen indien een debiteur niet tot betaling overgaat.  

4.3 In zoverre kan aan de deurwaarder geen verwijt worden gemaakt van de brieven waarom het in deze zaak gaat. Daarmee is echter niet gezegd dat de door klager gewraakte tekst van de onder 1. a van de feiten genoemde brief door de tuchtrechtelijke beugel kan.

4.4 Naar het oordeel van de Kamer is dit niet het geval. Met klager is de Kamer van mening dat de gewraakte brief overduidelijk bedoeld was om bij de geadresseerde debiteuren de indruk te wekken – en in vele gevallen ongetwijfeld ook de indruk gewekt heeft – dat zij de EK-wedstrijden niet op hun televisie zouden kunnen volgen, als zij de bij de gerechtsdeurwaarder in behandeling zijnde vordering niet op korte termijn zouden voldoen. Dat is een onjuiste indruk, nu inboedelgoederen zoals een televisietoestel bij beslagneming niet aanstonds worden meegenomen. De beslagene kan zijn toestel voorlopig gewoon blijven gebruiken. In zoverre moet de gewraakte brief wel degelijk als een vorm van oneigenlijke drukuitoefening worden aangemerkt. Om die reden is de EK-beslagcampagne van de gerechtsdeurwaarder inderdaad klachtwaardig.

4.5 Daar komt bij dat de actie en de bedoelde brief getuigen van een slechte smaak welke voor een gerechtsdeurwaarder in zijn ambtsuitoefening niet gepast is. Dat wordt er niet beter op nu de gerechtsdeurwaarder de actie heeft willen rechtvaardigen met de kwalificatie van “een licht creatieve aanpak”.

4.6 De Kamer is kortom van oordeel dat de klacht gegrond dient te worden verklaard. De Kamer ziet aanleiding tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. A. Sissing en

J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 mei 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan klager/klaagster binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.