ECLI:NL:TGDKG:2013:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW188.2013

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2013:66
Datum uitspraak: 03-12-2013
Datum publicatie: 31-01-2014
Zaaknummer(s): GDW188.2013
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De gerechtsdeurwaarder wordt verweten dat het te lang heeft geduurd voordat er beslag is gelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij zich in de contacten met LBIO pro-actiever had kunnen opstellen. Dat heeft hij niet gedaan en in die zin acht de Kamer de klacht gegrond. Geen maatregel opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 3 december 2013 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met zaaknummer 188.2013 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 11 maart 2013 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 22 april 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 21 oktober 2013 heeft klaagster nadere informatie verstrekt.

De klacht is behandeld ter zitting van 22 oktober 2013 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 3 december 2013.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                       In oktober 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) de opdracht gekregen om een rechterlijke uitspraak inzake de alimentatie ten uitvoer te leggen.

-           Op 8 februari 2013 heeft de gerechtsdeurwaarder van het LBIO de opdracht om ten laste van de ex-echtgenoot van klaagster (hierna ex-echtgenoot) beslag te leggen onder zijn besloten vennootschap, ontvangen.

-           De gerechtsdeurwaarder heeft het beslag op 14 maart 2013 gelegd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich erover dat het te lang heeft geduurd voordat er beslag is gelegd. Het LBIO heeft de zaak op 5 oktober 2012 in handen van de gerechtsdeurwaarder gesteld. Vanaf 5 oktober 2012 is door het LBIO niet gereageerd op vragen van klaagster over de wijze van aanpak. Op 7 januari 2013 bleek dat de zaak vertraging had opgelopen. Op 6 februari 2013 kreeg klaagster toestemming van het LBIO om de gerechtsdeurwaarder te benaderen. Uiteindelijk is er pas op 14 maart 2013 beslag gelegd op basis van informatie die al bekend was.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij, nadat hij de opdracht had gekregen, de beschikking in oktober 2012 aan de ex-echtgenoot van klaagster heeft betekend. In die maand werden ook rekeningnummers van het LBIO ontvangen met de vraag te onderzoeken of er met die rekeningnummers beslag kon worden gelegd. Het bleek te gaan om rekeningnummers die niet toebehoorden aan de ex-echtgenoot van klaagster maar aan rechtspersonen. Na een verzoek om andere rekeningnummers heeft de gerechtsdeurwaarder op 21 november 2012 van het LBIO de mededeling ontvangen dat zij niet beschikten over privé-rekeningnummers van de ex-echtgenoot van klaagster. Vervolgens heeft het dossier tot 7 januari 2013 stil gelegen. Er volgde nader overleg met het LBIO om te bespreken of er nadere beslagmogelijkheden waren. Er is sprake van een besloten vennootschap die wellicht een inkomen verstrekte aan de ex-echtgenoot , hoewel de vennootschap dat in een eerder stadium aan het LBIO had ontkend. Na controle om te bezien of er een inkomen aan de ex-echtgenoot werd verstrekt, heeft het LBIO op 8 februari 2013 opdracht gegeven beslag te leggen onder de besloten vennootschap. Het beslag is op 14 maart 2013 gelegd. Er zijn dus vele contacten met het LBIO geweest echter eerst dat is pas in een laat stadium gegaan over het beslag onder de besloten vennootschap. De gerechtsdeurwaarder erkent dat hij in de contacten met het LBIO pro-actiever had kunnen zijn. Als dat was gebeurd had het beslag eerder kunnen worden gelegd.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet, zijn gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van dit artikel.

4.2 Voor zover de verwijten van klaagster zich richten tegen het LBIO kan dat niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De gerechtsdeurwaarder heeft echter erkend dat hij zich in de contacten die hij met het LBIO heeft gehad pro-actiever had kunnen opstellen. Dat heeft hij niet gedaan en in die zin acht de Kamer de klacht dan ook terecht voorgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. De Kamer acht geen termen aanwezig de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen. De Kamer heeft meegewogen dat de gerechtsdeurwaarder zijn medewerkers de zaak heeft besproken  en laten zien op welke momenten de kwestie sneller had kunnen worden aangepakt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     laat het opleggen van een maatregel achterwege.

Aldus gegeven door mr. E.C. Smits, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en J.C.M. van der Weijden, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.