ECLI:NL:TAHVD:2025:37 Hof van Discipline 's Gravenhage 240267

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2025:37
Datum uitspraak: 14-03-2025
Datum publicatie: 19-03-2025
Zaaknummer(s): 240267
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Verzoek aanwijzing advocaat artikel 13 afgewezen. Beklag ongegrond. Klager kan niet eisen dat hem een advocaat wordt toegewezen die bereid is te doen wat klager van die advocaat verlangt


Beslissing van 14 maart 2025
in de zaak 240267


naar aanleiding van het beklag van:



klager

tegen:


Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Overijssel

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 29 augustus 2024. Klager heeft op 26 september 2024 een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 27 september 2024 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:
- het verweer van de deken;
- de repliek van klager.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klager treedt op namens (de mentor en bewindvoerder van) zijn schoonmoeder. Hij stelt dat ten aanzien van zijn schoonmoeder sprake is geweest van een medische fout (het missen van een diagnose) en het verdoezelen daarvan. Het lukt niet om met het ziekenhuis en de schade-afhandelaar (hierna: de wederpartij) tot een afwikkeling te komen.

3.2 Op het verzoek van klager om een advocaat aan te wijzen, heeft de deken op 31 januari 2024 een letselschadeadvocaat aangewezen om klager en zijn partner in deze zaak te adviseren en van rechtshulp te voorzien. De deken heeft in de aanwijzingsbrief vermeld dat zij “in beginsel eenmalig voor deze kwestie een advocaat” aanwijst. Verder heeft de deken erop gewezen dat de aangewezen advocaat de leiding heeft in de behandeling van de zaak, vanuit haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van de cliënte het beste zijn gediend en dat zij kan besluiten haar bijstand te staken als geen overeenstemming kan worden bereikt over die aanpak.

3.3 Op 25 juni 2024 heeft klager de deken bericht dat er geen voortgang werd geboekt, dat er naar zijn idee onnodig en bewust werd getraineerd. Klager deelde mee “dat we willen procederen en nu wel uitgepraat zijn.”

3.4 Op12 juli 2024 heeft de aangewezen advocaat klager in vervolg op een bespreking van 5 juli 2024 onder meer geschreven:
“(…) Je gaf aan dat je vanaf aanvang van de zaak bij mij hebt willen procederen. Tijdens ons eerste gesprek heb ik aangegeven dat ik op dit moment een gerechtelijke procedure niet zou adviseren. In plaats daarvan zou mediation of schikken een mooie oplossing zijn, ook zonder erkenning van aansprakelijkheid, en daar zou ik op inzetten. Jullie waren het daarmee eens en gaven aan dat het dossier al meer dan genoeg tijd en energie had gekost.
Echter, ook het te volgen traject kost tijd. Jullie geduld is echter op. Je bent van mening dat [de wederpartij] de boel “besodemietert”, ze hetzelfde doen als de afgelopen jaren en de boel traineren.
(…)
Je voelt je door mij onder druk gezet omdat je de casuïstiek steeds zou moeten uitleggen, ik zou aan jouw geloofwaardigheid twijfelen en je ervaart de gesprekken met mij als manipulerend en sturend. Ondanks dat ik je in het gesprek op het hart heb proberen te drukken dat ik niet aan je geloofwaardigheid twijfel, heb ik dat gevoel niet bij je weg kunnen nemen. Nu blijkt dus ook nog dat je ervaart dat ik je onder druk zet, manipuleer en stuur. Hieruit blijkt geen enkel vertrouwen in mijn werkwijze.
Een advocaat moet zelf de afweging kunnen maken of zij/ hij in een zaak wil procederen, en daar een kans van slagen in zien. Daarnaast is er een procesrisico waar rekening mee gehouden dient te worden. Het is mijn taak om jullie hierop te wijzen.
(…) In de communicatie voer je telkenmale de druk op door te dreigen met een klacht. Onder deze omstandigheden kan ik mijn werk alleen onder druk uitoefenen en dat is voor mij niet werkbaar. Duidelijk is ook dat je mijn advies hoe dan ook niet meer wilt opvolgen. Zo kondig je al aan dat je hoe dan ook wenst te procederen over drie maanden “of jij, [voornaam] het nu wel of niet mee eens bent ”. (…)
In de laatste mail heb je wederom aangegeven dat je overweegt een klacht in te dienen. Overigens is het niet de eerste keer dat ik merk dat je maar weinig vertrouwen hebt in mijn aanpak en onafhankelijkheid. Daarmee is sprake van een vertrouwensbreuk. Hetgeen maakt dat ik mijn werkzaamheden in de zaak van jouw schoonmoeder per direct zal neerleggen.
(…)”

3.5 Op 13 juli 2024 heeft klager de deken bericht dat de aangewezen advocaat haar werkzaamheden heeft neergelegd en een klacht tegen die advocaat ingediend.

3.6 Op 17 juli 2024 heeft de stafjurist telefonisch en per e-mail contact met klager gehad. Zij schreef klager onder meer:
“(…) Uit het telefonisch contact en uit uw e-mailbericht, begrijp ik dat [de aangewezen advocaat] haar werkzaamheden heeft neergelegd. Het leek mij goed u te laten weten dat het niet mogelijk is voor u om wederom een verzoek tot aanwijzing advocaat in te dienen voor deze kwestie. Wel kunt u uiteraard zelf advocaten benaderen met het verzoek om aan uw schoonmoeder rechtsbijstand te verlenen. (…)”

3.7 Op 27 augustus 2024 heeft klager de deken verzocht om opnieuw een advocaat voor de letselschadezaak aan te wijzen. De deken heeft dit verzoek afgewezen, omdat slechts éénmaal een advocaat wordt aangewezen.


4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager voert het volgende aan:
1 Er wordt door de wederpartij al jaren niet volgens GOMA (Gedragscode Openheid medische incidenten) gehandeld. Er is sprake van een medische fout en het verdoezelen daarvan.
2 De advocaat heeft de leiding bij de behandeling van de zaak, maar het lukt niet tot een procedure te komen, wat klager ‘waarheidsvinding’ noemt. Ondanks aandringen om over te gaan tot waarheidsvinding wordt dat maar niet in gang gezet. Dat belemmert de juiste gang van zaken volgens GOMA. Ondanks de vele onwaarheden en halve waarheden die klager heeft aangetoond, bleef de aangewezen advocaat aandringen op een pragmatische oplossing, die telkens door de wederpartij wordt afgewezen. De aangewezen advocaat wil niet aan waarheidsvinding doen.
3 Klager begrijpt dat de deken in beginsel slechts één advocaat aanwijst. De wederpartij legt echter de weg die door de vorige advocaten wordt gevolgd, steeds naast zich neer. De deken kan afwijken van deze regel met begrip voor het dossier. Er zijn in dit geval wel degelijk bijzondere omstandigheden die een dergelijke beslissing zouden kunnen toestaan.

Verweer deken

4.2 De deken heeft aangevoerd dat de aangewezen advocaat geen basis meer zag voor samenwerking omdat het vertrouwen in haar ontbrak. Klager gaf dit in niet mis te verstane bewoordingen aan en dreigde telkens met een klacht, die inmiddels ook is ingediend. Klager eiste dat de advocaat een procedure zou starten. Omdat de advocaat zich hierin niet kon vinden heeft zij zich teruggetrokken. De deken heeft klager er expliciet op gewezen dat zij maar éénmaal een advocaat zou aanwijzen en dat daarbij niet bepalend is of klager een advocaat krijgt toegewezen die bereid is om te doen wat klager van die advocaat verlangt.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Het hof overweegt als volgt. Het is duidelijk dat klager een procedure bij de rechter wil starten en een advocaat zoekt die bereid is dat voor hem te doen. Klager miskent evenwel dat iedere advocaat een eigen verantwoordelijkheid heeft om te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend en dat dit kan betekenen dat de advocaat niet (of nog niet) bereid is om een procedure te starten. De advocaat maakt daarbij een afweging van de kans van slagen van een procedure tegenover de risico’s van zo’n procedure (niet alleen het risico dat de procedure wordt verloren, maar ook dat de cliënt wordt veroordeeld in de proceskosten).

4.5 De eerst door klager zelf ingeschakelde advocaat was kennelijk niet bereid een procedure te beginnen en het is klager niet gelukt om zelf een advocaat te vinden die daartoe wel bereid was. Klager heeft zich vervolgens tot de deken gewend, die op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat heeft aangewezen om klager te adviseren en bij te staan. Die advocaat heeft de zaak aangenomen en klager geadviseerd. Zij was van mening dat klagers belangen (vooralsnog) niet gediend waren met het voeren van een procedure en heeft zich teruggetrokken toen daardoor een vertrouwensbreuk ontstond.

4.6 Het hof stelt voorop dat uitgangspunt is dat in beginsel slechts één keer een advocaat wordt aangewezen. Gelet op dit uitgangspunt moet er sprake zijn van bijzondere omstandigheden, wil een verzoeker een tweede maal aanspraak kunnen maken op toewijzing van een advocaat (zie ook HvD 30 oktober 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:202). Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in deze zaak geen sprake, omdat klager nu eenmaal niet kan eisen dat hem een advocaat wordt toegewezen die bereid is te doen wat klager van die advocaat verlangt. De deken is op grond van het voorgaande niet gehouden opnieuw een advocaat aan te wijzen.


5 BESLISSING

Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 29 augustus 2024 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K. Teuben en G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 14 maart 2025.