ECLI:NL:TAHVD:2024:55 Hof van Discipline 's Gravenhage 230391

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:55
Datum uitspraak: 16-02-2024
Datum publicatie: 26-02-2024
Zaaknummer(s): 230391
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep tegen een door de raad ongegrond verklaard verzet niet-ontvankelijk. Het hof bepaalt dat klaagster misbruik maakt van recht door herhaaldelijk op lichtzinnige gronden beroep in te stellen in zaken waarin beroep niet openstaat. 

Beslising van 16 februari 2024

in de zaak 230391

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerder

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 21 juli 2023 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Bosch (zaaknummer: 23-427/DB/LI). In deze beslissing is de klacht van klaagster kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSHE:2023:84 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

1.2    Klaagster heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 18 december 2023 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSHE:2023:148 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing op verzet is op 19 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.


  
2.3    De zaak is in raadkamer behandeld.


3    BEOORDELING

3.1    Het beroep van klaagster is gericht tegen de beslissing op verzet. 


maatstaf

3.2    Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

Klaagster stelt dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen

3.3    Volgens klaagster heeft zij bij de raad geen eerlijk en onpartijdig proces gehad. Het hof begrijpt dat volgens klaagster de raad heeft geoordeeld op basis van een ondeugdelijk en onvolledig dossier. Bewijsstukken zijn verduisterd of genegeerd door de deken en de raad. Daarmee is, samengevat, verweerster de hand boven het hoofd gehouden. Dit alles betekent ook dat de beslissing van de raad ondeugdelijk is. Door de gang van zaken bij de deken en de raad is klaagster in haar belangen geschaad.

Overwegingen hof

3.4    De door klaagster aangevoerde gronden zien op de inhoudelijke beoordeling van de zaak en raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661). 

3.5    Uit het dossier blijkt verder dat de procedure bij de deken en de raad op de gebruikelijke wijze heeft plaatsgevonden. Het hof merkt in het bijzonder op dat klaagster de gelegenheid heeft gekregen om haar verzet bij de raad mondeling toe te lichten. Dat zij daarvan geen gebruik heeft gemaakt betekent niet dat geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden, in aanmerking genomen dat klaagster deugdelijk is opgeroepen door de raad en van de oproep ook kennis heeft genomen. Het hof heeft daarmee ook op grond van de stukken uit het dossier geen grond om aan te nemen dat fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden. 

Slotsom 

3.6    De slotsom is dat er geen gronden zijn voor doorbreking van het appelverbod. Klaagster kan dan ook niet in haar hoger beroep worden ontvangen.

Misbruik 

3.7    Het hof stelt vast dat in ieder geval de vierde keer is dat klaagster hoger beroep instelt in een zaak waarin een appelverbod geldt. De beroepen in de zaken 7477, 220334 en 230384 zijn, net als in deze zaak, niet-ontvankelijk verklaard. 

3.8    Het hof stelt vast dat klaagster de tuchtprocedure onnodig belast door telkens op lichtzinnige gronden hoger beroep in te stellen in zaken waarin geen hoger beroep open staat. Klaagster moet er daarom rekening mee houden dat volgende beroepen in zaken waarin een appelverbod geldt door het hof niet in behandeling worden genomen vanwege misbruik van het klachtrecht in de zin van de Advocatenwet.


4    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beroep van klaagster niet-ontvankelijk.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.
 


griffier                                                                                                      voorzitter  

De beslissing is verzonden op 16 februari 2024.