ECLI:NL:TAHVD:2024:45 Hof van Discipline 's Gravenhage 230328

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:45
Datum uitspraak: 09-02-2024
Datum publicatie: 16-02-2024
Zaaknummer(s): 230328
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Intrekking hoger beroep

Beslissing van 9 februari 2024

in de zaak 230328

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:


de deken

1    HET BEKLAG

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 9 oktober 2023. Klager heeft een beklag, gedateerd 17 november 2023, tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 17 november 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Verder bevat het dossier:


-    de e-mail van klager van 6 december 2023 met bijlage;
-    het verweerschrift van de deken van 14 december 2023 met bijlagen.


2.3    Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.


3    FEITEN


Het hof stelt de volgende feiten vast:

3.1    Klager is de grootvader van S, geboren in 2007. De zoon van klager (hierna: de vader) en de moeder van S. (hierna: de moeder) hadden na hun echtscheiding het gezamenlijk ouderlijk gezag over S. De moeder bleek in 2019 terminaal ziek te zijn en heeft de rechtbank Noord- Nederland in maart 2020 verzocht voorzieningen te treffen met de strekking dat S. na het overlijden van de moeder bij de partner van de moeder zou blijven wonen. De vader heeft tegenverzoeken ingediend. De rechtbank heeft bij beschikking van 26 augustus 2020 – kort weergegeven – als uitgangspunt genomen dat het gezag over en het hoofdverblijf van S. na overlijden van de moeder bij de vader zou zijn en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) gelast.

3.2    De moeder is overleden op 27 september 2020, waardoor de vader alleen het gezag over S. verkreeg.

3.3    Vrijwel onmiddellijk heeft de rechtbank Overijssel S. op verzoek van de RvdK onder toezicht gesteld en is een machtiging uithuisplaatsing op het adres van de pleegvader van S. uitgesproken. Daarna zijn nog vele procedures gevoerd over zaken betreffende S. en heeft er niet of nauwelijks meer contact tussen S. en haar vader bestaan.

3.4    Op 31 maart 2023 heeft bij de rechtbank Overijssel een comparitie van partijen plaatsgevonden in vijf procedures met betrekking tot S. (gezagsbeëindiging, beroep weigering tot opheffing machtiging uithuisplaatsing, opheffing ondertoezichtstelling, verzoek beëindiging contactverbod, vervanging GI).

3.5    Bij beschikking van 13 juli 2023 heeft de rechtbank Overijssel op het verzoek van de RvdK het gezag van de vader over S. beëindigd. In de andere zaken heeft de rechtbank op dezelfde dag de vader gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken en de overige verzoeken afgewezen.

3.6    De advocaat die de vader in de procedure over de beëindiging van het gezag bij de rechtbank bijstond, heeft de vader op 28 augustus 2023 bericht dat hij geen succesvolle mogelijkheden zag voor een hoger beroep en dat hij daarom niet bereid was om de vader in hoger beroep bij te staan. Dit heeft hij de vader op 5 oktober 2023 nogmaals bevestigd.

3.7    Klager heeft op 25 september 2023 een advocaat in Alkmaar gevraagd om hoger beroep van de uitspraken van 13 juli 2023 in te stellen, waarop deze advocaat klager heeft bericht hem niet te kunnen bijstaan en dat dit overwegend met de reisafstand te maken had.

3.8    Klager heeft op 25 september 2023 namens de vader bij de deken Overijssel een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat voor voeren van de procedure(s) in hoger beroep. Namens de deken Overijssel is klager op 26 september 2023 geïnformeerd over de voorwaarden, waaraan moet worden voldaan om voor aanwijzing van een advocaat in aanmerking te komen. Aan klager is nadere informatie gevraagd, waaronder een machtiging van zijn zoon. Daarbij is verwezen naar de vragen op een webformulier op de website van de orde.

3.9    Op 6 oktober 2023 heeft klager de orde Overijssel bericht dat het hem niet gelukt was om via het webformulier de vragen te beantwoorden en heeft hij de deken verzocht om in ieder geval een advocaat aan te wijzen om de hoger beroepstermijn veilig te stellen. Op 9 oktober 2023 heeft de deken Overijssel het verzoek doorgeleid aan de deken, die daarop nog dezelfde dag heeft beslist.

3.10    Op 10 oktober 2023 heeft de vader de deken bevestigd dat klager voor hem optreedt en een machtiging toegezonden. Op 11 oktober 2023 heeft de deken klager bericht dat dit geen aanleiding was om op het reeds genomen besluit terug te komen.


4    BEOORDELING


Beklag

4.1    Klager voert aan dat de ondeugdelijke motivering voor de weigering van de deken om een advocaat aan te wijzen genoegzaam blijkt uit de correspondentie, die hij met het beklag heeft meegestuurd.

4.2    Door die weigering is de rechtsgang geblokkeerd, omdat de termijn om hoger beroep aan te tekenen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren inmiddels is verstreken. Ten onrechte zag de deken geen kans van slagen van het hoger beroep. Maar dat was ook niet de doelstelling. Het hoger beroep was slechts noodzakelijk om tot een cassatieprocedure bij de Hoge Raad en/of tot een procedure bij het EHRM te komen.

4.3    De deken schrijft ten onrechte en ongefundeerd: ‘onvoldoende onderbouwd’; ‘onvoldoende tijd om zich in te lezen’; ‘daarvoor hebt u zich te laat tot de (juiste) deken gewend’; ‘onvoldoende om aan te nemen dat u zich zelf voldoende hebt ingespannen om een advocaat te vinden’; ‘neemt bij de beoordeling van een verzoek om aanwijzing de kans van slagen van een procedure mee’ en dergelijke. De deken was pas op 9 oktober 2023 ingeschakeld en dat werd ook klager op die datum pas bekend. De deken heeft onvoldoende kennis genomen van de correspondentie met de deken Overijssel vanaf 25 september 2023, althans is daar niet op ingegaan. Op 10 oktober 2023 is ten overvloede een machtiging van de zoon van klager aan de deken verstrekt. Op 11 oktober 2023 volgde opnieuw een klakkeloze herhaling van de afwijzing.

4.4    Klager verzoekt het hof de positie van zijn zoon tot het bereiken van de Hoge Raad en/of het EHRM zo mogelijk te herstellen of om, in het kader van de goede uitoefening van het tuchtrecht, de Hoge Raad te verzoeken om de nodige rechtsvragen te beoordelen, zoals die uit de onderhavige kwestie naar voren komen of op een andere wijze in te grijpen.

Verweer deken

4.5    De deken meent dat het verzoek om aanwijzing van een advocaat op goede gronden is afgewezen. Het verzoek was gericht aan de deken Overijssel, maar is op 9 oktober 2023 doorgestuurd aan de deken, omdat het hoger beroep moest worden ingediend bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.


4.6    De termijn voor het indienen van hoger beroep verliep op 13 oktober 2023. De deken heeft klager bericht dat een advocaat, die wordt aangewezen door de deken, voldoende tijd moet krijgen om zich in te lezen in een dossier, dat die tijd er in dit geval niet meer was en dat de deken helaas niets meer voor klager kon doen. De deken heeft bij de beoordeling van het verzoek verder nog meegewogen:


“1. U hebt twee schriftelijke afwijzingen van advocaten overgelegd. Dit is voor de deken onvoldoende om aan te nemen dat u zich zelf voldoende hebt ingespannen om een advocaat te vinden.


2.    In uw e-mail van 6 oktober jl. aan de deken in het arrondissement Overijssel heeft u aangegeven dat u tot 12 oktober a.s. afwezig bent en de deken niet nader kan informeren. Hieruit maakt de deken op dat u niet (tijdig) uw verzoek nader kan onderbouwen.
 

3.    [De advocaat die de vader eerder bijstond] heeft in zijn e-mail aan u van 5 oktober jl. kenbaar gemaakt dat hij geen kans van slagen ziet in de procedure waarin u bijstand van een advocaat zoekt. De deken neemt bij de beoordeling van een verzoek om aanwijzing de kans van slagen van een procedure mee.


4.    U hebt geen bewijs toegezonden waaruit blijkt dat uw zoon u gemachtigd heeft om dit verzoek namens hem in te dienen.”

Toetsingskader

4.7    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.


Beoordeling

4.8    Het enkele feit dat de termijn voor het hoger beroep inmiddels is verstreken, betekent dat aanwijzing van een advocaat voor die procedure(s) geen zin meer heeft en dat het beklag alleen al om die reden niet kan slagen.


4.9    Uit het dossier blijkt dat klager en zijn zoon zich niet gehoord voelen. Daarom voegt het hof aan het voorgaande nog toe dat de beslissing van de deken naar het oordeel van het hof ook inhoudelijk niet onjuist is. Aanwijzing van een advocaat vindt niet plaats als de gewenste procedure geen redelijke kans van slagen heeft. Op grond van de processtukken, het negatief advies van de advocaat die de zaak in eerste instantie heeft behandeld en de eigen inschatting van klager dat het gerechtshof niet anders zal beslissen, heeft de deken (het ontbreken van) een redelijke kans van slagen terecht meegewogen in haar beslissing. Daarbij komt dan nog dat er ook geen tijd meer was om een advocaat te benaderen om een second opinion uit te brengen.

5    BESLISSING

Hof van Discipline:

-    verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 9 oktober 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond.
 


Deze beslissing is gewezen door J.C.A.T. Frima, voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.


    
griffier                                                                                                                  voorzitter

De beslissing is verzonden op 9 februari 2024.