ECLI:NL:TAHVD:2024:176 Hof van Discipline 's Gravenhage 240146
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:176 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2024 |
Datum publicatie: | 11-07-2024 |
Zaaknummer(s): | 240146 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Beroep tegen een ongegrond verzet niet-ontvankelijk; geen grond voor doorbreking appelverbod. |
Beslissing van 5 juli 2024 in de zaak 240146 naar aanleiding van het hoger beroep
van:
klager
tegen:
verweerster
1 DE PROCEDURE
Bij de raad
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 11 oktober 2023 van de voorzitter
van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad). De voorzitter
heeft met die beslissing de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer:
23-568/DH/RO). Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2023:209 op tuchtrecht.nl
gepubliceerd.
1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 8 april 2024 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2024:73 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof
1.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 7 mei 2024
ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken
van de raad.
1.4 De zaak is in raadkamer behandeld.
2 BEROEPSGRONDEN
2.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet.
2.2 Volgens klager heeft (de voorzitter van) de raad miskend dat verweerster onbetamelijk heeft gehandeld. De voorzitter en de raad zijn voorbij gegaan aan de stellingen die klager aan zijn klacht ten grondslag heeft gelegd en klager is het daarom niet eens met de beslissingen van de voorzitter van de raad en van de raad.
3 BEOORDELING
maatstaf
3.1 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.
beoordeling
3.2 Het hof stelt vast dat de door klager aangevoerde gronden uitsluitend zien op de inhoudelijke beoordeling van de zaak door de raad van discipline en dat deze niet raken aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. In deze fase van de procedure staat niet zozeer het al dan niet onbetamelijke gedrag van verweerster ter discussie, als wel het daarover door de raad gegeven oordeel en hoe dat oordeel tot stand is gekomen.
Dat klager zich niet kan vinden in de inhoudelijke beoordeling van zijn klachten is genoegzaam duidelijk, maar dergelijke klachten leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).
slotsom
3.3 De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. K. van Dijk
en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 5 juli 2024.