ECLI:NL:TAHVD:2024:152 Hof van Discipline 's Gravenhage 240018
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2024:152 |
---|---|
Datum uitspraak: | 27-05-2024 |
Datum publicatie: | 07-06-2024 |
Zaaknummer(s): | 240018 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Beklag tegen afwijzing verzoek tot aanwijzing advocaat ongegrond. Onvoldoende kans van slagen wegens ontbreken informatie over (omvang van) de schade. |
Beslissing van 27 mei 2024 in de zaak 240018
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 13 november 2023. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 8 december 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- het verweerschrift van de deken;
- de repliek.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Klager heeft in 2001 een bedrijfsongeval gehad. De verzekeraar van de werkgever heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend, maar ter discussie gesteld of de klachten van klager het gevolg van dat ongeval waren.
3.3 Klager is in de loop der tijd door verschillende advocaten bijgestaan. Vanaf 2009 stond mr. M klager bij. Mr. M heeft zijn dossier in 2011 gesloten en gearchiveerd. Mr. M heeft niet meer gereageerd op veelvuldige berichten van klager, totdat eind 2020 een bespreking tussen mr. M en klager heeft plaatsgevonden. Tijdens die bespreking werd het klager duidelijk dat mr. M zijn dossier al jaren eerder had gesloten. De raad van discipline heeft op 8 augustus 2022 een klacht van klager tegen mr. M gegrond verklaard en mr. M een waarschuwing opgelegd, omdat mr. M klager niet duidelijk had medegedeeld dat hij zijn dossier had gesloten.
3.4 Klager heeft hoger beroep willen instellen tegen de beslissing van de raad. Dat is echter niet mogelijk omdat de Advocatenwet in artikel 56 lid 1 bepaalt dat een klager alleen hoger beroep kan instellen van een beslissing van de raad, voor zover zijn klacht ongegrond is verklaard.
3.5 Klager heeft in 2022 mr. B bereid gevonden hem bij te staan. Een eventuele vordering tegen (de verzekeraar van) de werkgever van klager was inmiddels verjaard. Mr B heeft namens klager mr. M aansprakelijk gesteld voor de schade die klager heeft geleden door de beroepsfout van mr. M. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van mr. M heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Mr. B heeft klager medegedeeld een procedure voor hem te willen opstarten, maar dat daarvoor in ieder geval nodig was dat de hoogte van de door klager geleden schade kon worden vastgesteld. Hierover is tussen klager en mr. B verschil van inzicht ontstaan. Klager meent dat hij veel schade heeft geleden. Mr. B meent dat de informatie die hij van klager heeft ontvangen niet voldoende is om de (hoogte van de) schade vast te stellen. Mr. M had zijn dossier inmiddels vernietigd en mr. B heeft geprobeerd om via instanties de ontbrekende informatie te reconstrueren om de hoogte van de schade alsnog te kunnen vaststellen. Mr. B heeft op 7 november 2022 zijn werkzaamheden neergelegd nadat klager een klacht tegen hem had ingediend bij de deken Den Haag. De klacht tegen mr. B is kennelijk ongegrond verklaard en het verzet ertegen ongegrond.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klager voert aan dat hij lang heeft moeten wachten op de beslissing van de
deken. Hij voelt zich slecht behandeld en meent dat de feiten niet goed zijn gelezen.
Veel feiten zijn verborgen gehouden bij de behandeling van de problemen met zijn voormalig
advocaat mr. M. De Orde van Advocaten heeft niet geëist dat mr. M klager zijn documenten
zou teruggeven. Klager heeft alle gegevens opgestuurd aan de volgende advocaat, mr.
B. Deze heeft pas na een jaar om nadere informatie gevraagd. Dat was een voorwendsel.
Als mr. B onvoldoende documenten had, begrijpt klager niet dat hij de zaak wel heeft
aanvaard en klager een rekening heeft gestuurd. Klager heeft na 23 jaar nog steeds
geen vergoeding van zijn letselschade en zijn schade als gevolg van het optreden van
mr. M.
Verweer deken
4.2 De deken voert aan dat klager meer ingaat op de klachten die hij tegen mr.
M en mr. B heeft ingediend dan op de beslissing op zijn verzoek tot aanwijzing van
een advocaat. De klacht(behandeling) staat echter los van de vraag of een advocaat
moet worden aangewezen. Mr. B was bereid om klager bij te staan in een vordering tot
schadevergoeding tegen (de verzekeraar van) mr. M, maar wilde voldoende duidelijkheid
hebben over de omvang van de schade voor hij een procedure zou starten. De deken meent
dat dit een terecht advies was. Mr. M was niet meer in het bezit van het dossier,
het ongeval dateert uit 2001 en het onderzoek van mr. M was in 2011 al vastgelopen.
Iedere andere advocaat zal tegen hetzelfde probleem (onvoldoende duidelijkheid over
de omvang de gestelde schade) aanlopen. Mr. B heeft om plausibele redenen de opdracht
beëindigd en aanwijzing van een andere advocaat brengt geen wijziging in de beschikbare
informatie.
Toetsingskader
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig)
een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door
een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden,
zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan
een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een
dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen
verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans
van slagen heeft.
Beoordeling
4.4 Het hof begrijpt de onvrede van klager met de gang van zaken in zijn letselschadezaak
en ook dat het voor klager moeilijk te accepteren is dat een procedure tegen mr. M
- die toch een fout heeft gemaakt - weinig of geen kans van slagen (meer) heeft. Voor
een succesvolle schadevergoedingsprocedure is echter (veel) meer nodig dan alleen
het feit dat de veroorzakende partij verantwoordelijk is. Zo moet de eisende partij
(klager) aantonen dat hij schade heeft geleden, dat de schade uitsluitend door de
ander is veroorzaakt (geen andere oorzaak kan hebben) en hoe hoog die schade is.
Dat is juist in dit geval bijzonder moeilijk, omdat het dossier van mr. M niet meer
bestaat. Documenten die er niet meer zijn, kunnen niet teruggevraagd of opgeëist worden.
Mr. B heeft klager naar het oordeel van het hof op juiste wijze geadviseerd en pogingen
in het werk gesteld om de informatie die nodig was voor het voeren van een procedure
zoveel mogelijk te reconstrueren.
4.5 Klager had dan ook in de persoon van mr. B een advocaat die bereid was om hem bij te staan. Mr. B heeft zich echter teruggetrokken, omdat hij over de aanpak van de zaak met klager geen overeenstemming kon bereiken, wat tot een vertrouwensbreuk (en een klacht van klager) heeft geleid. Voor de vraag of zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 13 Advocatenwet is niet beslissend of klager een advocaat kan vinden die bereid is te doen wat klager van die advocaat verlangt (zie HvD 30 oktober 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:202), in dit geval het starten van een procedure. Dat mr. B eerst duidelijkheid wilde over de omvang van de schade voordat hij een procedure wilde starten, is dan ook terecht geen reden voor de deken om een andere advocaat aan te wijzen. Het hof is daarnaast van oordeel dat de door klager gewenste procedure door het ontbreken van relevante informatie over de (hoogte van de) schade en de door mr. B geconstateerde problemen bij het reconstrueren van die informatie onvoldoende kans van slagen heeft.
5 BESLISSING
Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 13 november 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam ongegrond.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.Blokland, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd en
G.J.K. Elsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in
het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 27 mei 2024.