ECLI:NL:TAHVD:2024:13 Hof van Discipline 's Gravenhage 230327

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:13
Datum uitspraak: 15-01-2024
Datum publicatie: 17-01-2024
Zaaknummer(s): 230327
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep tegen een ongegrond verzet niet-ontvankelijk. Geen schending van fundamentele rechtsbeginselen.

Beslissing van 15 januari 2024

in de zaak 230327

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

gemachtigde: mr. B. Roozendaal

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 5 april 2023 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 23-090/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder nummerECLI:NL:TADRSGR:2023:66 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 6 november 2023 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2023:223 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 7 november 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad

2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet.

maatstaf

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt, als de procedure bij de raad geen eerlijk proces betrof doordat bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Dan kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

beroepsgronden

3.3 Klager heeft gesteld dat de zitting bij de raad op 25 september 2023 onrechtmatig en voortijdig is gestaakt, waarbij het recht van klager om te worden gehoord is gepasseerd. Om die reden is geen sprake is geweest van een eerlijk proces. Hiermee is volgens klager sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel en moet het appelverbod worden doorbroken.

​​​​​​​3.4 Klager heeft verder gesteld dat de voorzittersbeslissing en de beslissing op verzet ongemotiveerd zijn. De beroepsgronden worden hierna, voor zover van belang, verder besproken.

overwegingen hof

​​​​​​​3.5 Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad blijkt dat tussen de klager en (de voorzitter van) de raad een discussie heeft plaatsgevonden over het voornemen van klager om opnames van de zitting te maken. De raad heeft het klager verboden om opnames te maken. Uit het proces-verbaal van de raad blijkt verder dat klager voor de zitting via de griffie al was geïnformeerd dat er niet akkoord werd gegaan met het maken van opnames van de zitting, dat klager geen boodschap had aan de regels van het Paleis van Justitie die het maken van opnames zonder toestemming verbieden en dat de wederpartij zich ook tegen het maken van opnames verzette. Na schorsing van de zitting heeft de raad vervolgens besloten dat er geen opnames mogen worden gemaakt en dat de mondelinge behandeling van de zaak zal worden gestaakt; er zal een oordeel worden gegeven op grond van de stukken, aldus de raad. Nadat klager ondanks het verbod toch foto’s en of een filmpje van de raad en de wederpartij en zijn gemachtigde had gemaakt is de zitting gesloten.

​​​​​​​3.6 Het hof is van oordeel dat geen sprake is van schending van het fundamentele rechtsbeginsel van hoor en wederhoor. Het hof stelt vast dat klager de gelegenheid heeft gehad om zijn standpunt naar voren te brengen op een zitting bij de raad. Uit het proces-verbaal van de raad blijkt dat klager van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt, althans daarvan niet op een voor de raad aanvaardbare wijze gebruik heeft willen maken. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat klager niet heeft gesteld dat de weergave van de gang zaken zoals die blijkt uit het proces-verbaal niet juist is.

​​​​​​​3.7 De stelling van klager dat de voorzittersbeslissing en de beslissing op zijn verzet ongemotiveerd zijn, ziet op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. De vermeende schending raakt dus niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor. Dergelijke beroepsgronden leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

slotsom

​​​​​​​3.8 De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. V. Wolting en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2024.

​​​​​​​

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 15 januari 2024 .