ECLI:NL:TAHVD:2024:127 Hof van Discipline 's Gravenhage 230137

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2024:127
Datum uitspraak: 03-05-2024
Datum publicatie: 03-05-2024
Zaaknummer(s): 230137
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: ​​​​​​Klacht tegen de (voormalig) advocaat in verband met het niet (tijdig) instellen van hoger beroep. Verweerder heeft nagelaten hoger beroep in te stellen tegen een vonnis waarbij aan klager vijf jaar gevangenisstraf is opgelegd. De raad acht dit, in het licht van het vonnis waartegen beroep moest worden ingesteld, een forse fout. Ondanks het feit dat het opvallend en zorgelijk is dat het vervolgens bijna een jaar heeft geduurd voordat verweerder zijn fout ontdekte, acht de raad niet bewezen dat verweerder klager 10 maanden lang in de waan heeft gelaten over het tijdig instellen van beroep. De raad verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad op dit punt. Op basis van de stukken kan het hof niet vaststellen dat verweerder klager bewust heeft misleid of voorgelogen door niet voor oktober / november 2020 aan klager te vertellen dat hij niet in hoger beroep was gegaan hoewel hij dat wel had toegezegd.

van 3 mei 2024 in de zaak 230137

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

gemachtigde: mr. B.

tegen:

verweerder

gemachtigde: mr. N.


1 INLEIDING

1.1 Klacht tegen de (voormalig) advocaat in verband met het niet (tijdig) instellen van hoger beroep. Verweerder heeft nagelaten hoger beroep in te stellen tegen een vonnis waarbij aan klager vijf jaar gevangenisstraf is opgelegd. De raad acht dit, in het licht van het vonnis waartegen beroep moest worden ingesteld, een forse fout. Ondanks het feit dat het opvallend en zorgelijk is dat het vervolgens bijna een jaar heeft geduurd voordat verweerder zijn fout ontdekte, acht de raad niet bewezen dat verweerder klager 10 maanden lang in de waan heeft gelaten over het tijdig instellen van beroep. De raad verklaart dit klachtonderdeel ongegrond. Tegen deze ongegrondverklaring richt het hoger beroep van klager zich.

1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.


2 DE PROCEDURE

Bij de raad van discipline

2.1 De Raad van Discipline in het ressort Den Haag (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 22-605/DH/DH) een beslissing gewezen op 17 april 2023. In deze beslissing is de klacht van klager ten aanzien van het eerste klachtonderdeel gegrond verklaard en ten aanzien van het tweede klachtonderdeel ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van een voorwaardelijke schorsing opgelegd voor de duur van 13 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.

2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSGR:2023:74 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline

2.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 15 mei 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de e-mail van de gemachtigde van klager van 29 februari 2024, inhoudende de mededeling dat de gemachtigde in persoon op zitting zal verschijnen en dat klager digitaal zal deelnemen;
- de e-mail van de griffie van het hof van 22 februari 2024 aan de gemachtigde van klager en de gemachtigde van verweerder, inhoudende de mededeling dat de zaak op 1 maart 2024 om 12.00 uur staat gepland en dat klager vanuit de PI (via Teams) zal deelnemen aan de zitting.

2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 1 maart 2024. Daar zijn verschenen:
- verweerder en zijn gemachtigde mr. N;
- de gemachtigde van klager, mr. B.;
- klager heeft vanuit de PI Ter Apel digitaal (via Teams) deelgenomen aan de zitting;
- mevrouw S. B(..) (fonetisch), tolk in de Albanese taal.
Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De griffier heeft van hetgeen op zitting besproken, aantekeningen gemaakt. Daarnaast heeft klager ook een brief voorgelezen, die per e-mail door zijn gemachtigde aan het hof is overgelegd.


3 FEITEN

3.1 Klager is bij vonnis van de rechtbank van 8 november 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar. Daarbij is ook zijn gevangenneming bevolen. Klager was zelf niet bij de uitspraak aanwezig. Verweerder heeft hem bijgestaan in deze strafzaak.
3.2 Klager heeft verweerder verzocht hoger beroep in te stellen tegen dit vonnis. De termijn voor het indienen van hoger beroep is 14 dagen.
3.3 ln oktober 2020 is er in Albanië politie bij klager aan de deur geweest. Vervolgens is er contact geweest tussen klager, diens advocaat in Albanië de heer G en verweerder.
3.4 Het dossier bevat WhatsApp-correspondentie tussen verweerder en klagers advocaat in Albanië. Het eerste contact is van 8 oktober 2020.
- Op 8 oktober vraagt de Albanese advocaat: “Can you send me a copy of the first court decision? And the request for the appeal court?”
- Verweerder heeft diezelfde dag gereageerd: “Yes of course. Tomorrow afternoon or monday I will be at the office. Will send it to you by then.”
- Op 15 oktober herhaalt de Albanese advocaat het verzoek. Verweerder reageert diezelfde dag: “Hi good morning, I'm sorry it slipped my mind. I will send it to you tomorrow.”
3.5 Verweerder heeft vervolgens in oktober of november 2020 telefonisch aan klager laten weten dat het hoger beroep niet is ingesteld.
3.6 Op 20 juli 2021 heeft klager een klacht over verweerder ingediend. Verweerder heeft de kwestie daarna gemeld bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat (..):

a) Verweerder klager 10 maanden lang in de waan heeft gelaten dat hij tijdig hoger beroep had ingesteld.

b) (..)


5 BEOORDELING RAAD

5.1 De raad acht klachtonderdeel a) ongegrond, nu de raad niet heeft kunnen vaststellen of verweerder klager bewust heeft misleid of heeft voorgelogen. Verweerder verkeerde naar het oordeel van de raad kennelijk in de veronderstelling dat hij het hoger beroep had ingesteld en heeft toen hij zijn fout ontdekte, dit aan klager gemeld. De raad is van oordeel dat uit de Whatsapp-berichten tussen klagers advocaat en verweerder niet kan worden afgeleid dat verweerder klager op dit punt heeft voorgelogen. De raad merkt op dat het wel opvallend en zorgelijk is dat verweerder een dergelijke fout pas na bijna een jaar heeft ontdekt.


6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER

Beroepsgronden klager

6.1 Het hoger beroep van klager richt zich tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdeel a). Klager meent dat dit klachtonderdeel in hoger beroep gegrond dient te worden verklaard met oplegging van een zwaardere maatregel. Namens klager zijn – zakelijk weergegeven - de volgende beroepsgronden naar voren gebracht.

6.2 Uit de door klager als bijlage bijgevoegde Whatsapp-berichten volgt dat door verweerder hoger beroep zou zijn ingesteld. De advocaat van klager in Albanië heeft verweerder meerdere keren gevraagd om toezending van de stukken met betrekking tot het ingestelde hoger beroep. Aan dit verzoek heeft verweerder geen gehoor gegeven. Verweerder heeft getracht om met het Openbaar Ministerie tot een deal te komen, waarbij klager zich vrijwillig bij de Nederlandse autoriteiten zou melden. Een dergelijke deal is echter niet mogelijk zolang het vonnis niet onherroepelijk is. Verweerder heeft dit geweten, althans moeten weten. Klager meent dat verweerder wist dat hij (verweerder) geen hoger beroep had ingesteld en dat hij klager daarover niet heeft geïnformeerd.

Verweer verweerder

6.3 Het hof heeft in het dossier geen verweerschrift aangetroffen van verweerder naar aanleiding van het beroepschrift van klager. Wel heeft verweerder op zitting verweer gevoerd. Waar dat relevant is, bespreekt het hof dit bij de beoordeling van het beroep.


7 BEOORDELING HOF

Maatstaf

7.1 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Overwegingen hof

7.2 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling te komen dan die van de raad nu partijen hun standpunten in hoger beroep slechts hebben herhaald en er geen nieuwe argumenten zijn aangedragen die hiertoe zouden nopen, dan wel bij het hof tot nieuwe inzichten hebben geleid. Ter aanvulling merkt het hof het volgende op.
7.3 Klager verwijt verweerder dat hij klager 10 maanden lang in de waan heeft gelaten over het tijdig instellen van hoger beroep. Iemand ‘in de waan laten’ betekent volgens het (online) woordenboek ‘iemand iets laten denken, terwijl je weet dat het niet klopt’. Naar het oordeel van het hof impliceert iemand ‘in de waan laten’ dus een bepaalde mate van bewustheid/opzet. Ook klager acht deze bewustheid/opzet aanwezig, nu hij ter zitting heeft aangegeven dat verweerder hem gedurende 10 maanden niet heeft gezegd dat hij geen hoger beroep had ingesteld en hierover heeft gelogen.

7.4 Evenals de raad kan het hof niet vaststellen dat verweerder klager bewust heeft misleid of voorgelogen door niet voor oktober / november 2020 aan klager te vertellen dat hij niet in hoger beroep was gegaan hoewel hij dat wel had toegezegd. De bijgevoegde Whatsapp-berichten tussen klagers advocaat uit Albanië en verweerder rechtvaardigen een dergelijke conclusie niet, laat staan dat hieruit kan worden opgemaakt dat verweerder dit gedurende een periode van 10 maanden zou hebben gedaan zoals klager stelt. Verweerder betwist dit ook; hij geeft aan dat hij pas na een mededeling van het Openbaar Ministerie in oktober / november 2020 erachter is gekomen dat hij heeft verzuimd hoger beroep in te stellen. Nu noch op basis van de overige stukken van het dossier, noch in de toelichting van klager aanknopingspunten zijn te vinden voor het hof om aan te nemen dat verweerder (veel) eerder dan voornoemde maanden wist van het niet instellen van het beroep en dit voor klager bewust heeft verzwegen, acht het hof de klacht ongegrond.


Slotsom

7.5 Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.


8 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van 17 april 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, gewezen onder nummer 22-605/DH/DH, voor zover aan haar oordeel onderworpen.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. B.J.R. van Tongeren en Chr. H. van Dijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.


griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 3 mei 2024.