ECLI:NL:TAHVD:2023:83 Hof van Discipline 's Gravenhage 220081

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:83
Datum uitspraak: 02-06-2023
Datum publicatie: 22-06-2023
Zaaknummer(s): 220081
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over een curator. Klaagster beklaagt zich over de manier waarop verweerster als curator in haar faillissement en als haar bewindvoerder WSNP is opgetreden. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad (verkorte bekrachtiging).

Beslissing van 2 juni 2023

in de zaak 220081

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen

verweerster

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 21 februari 2022 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 21-416/AL/OV). In deze beslissing is de klacht van klaagster ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2022:349 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

​​​​​​​2.1 Het beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 10 maart 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

​​​​​​​2.2 Verder bevat het dossier van het hof:

  • de stukken van de raad;
  • het verweerschrift van verweerster;
  • een e-mailbericht van verweerster van 20 maart 2023, waarin zij desgevraagd aan de griffie van het hof heeft laten weten dat het verweerschrift compleet is en er geen passages ontbreken.

​​​​2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 3 april 2023. Daar zijn beide partijen verschenen. Partijen hebben hun standpunt mondeling toegelicht.

3 FEITEN

​​​​​​​3.1 In de beslissing van de raad zijn de feiten vastgesteld. Verweerster heeft in haar verweerschrift een eigen weergave van de feiten gegeven, maar wat verweerster daarmee naar voren heeft gebracht, geeft het hof geen aanleiding tot wijziging of aanvulling van de door de raad vastgestelde feiten. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.

4 KLACHT

​​​​​​​4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster beklaagt zich over de manier waarop verweerster als curator in haar faillissement en als haar bewindvoerder Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) is opgetreden. Verweerster heeft het faillissement onnodig lang laten duren. Klaagster neemt verweerster ook kwalijk dat zij van klaagster verwachtte dat ze fulltime ging werken.

5 BEOORDELING

​​​​​​​5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. In wat door klaagster in hoger beroep is aangevoerd, ziet het hof niet meer dan een herhaling van de door klaagster eerder ingenomen standpunten die door de raad reeds zijn besproken. Hoewel het hof er begrip voor heeft dat klaagster teleurgesteld is door de duur van het faillissement en de gang van zaken betreffende de omzetting daarvan naar de wettelijke schuldsanering, is naar het oordeel van het hof van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster in dat verband geen sprake. Zoals klaagster ter zitting zelf naar voren heeft gebracht, was verweerster niet haar adviseur. Het was niet de taak van verweerster, als curator, om voor de belangen van klaagster op te komen. Zeker gelet op het feit dat klaagster een eigen advocaat had, lag het niet op de weg van verweerster, als curator, om zo spoedig mogelijk omzetting van het faillissement van klaagster naar de wettelijke schuldsanering te bewerkstelligen. Daarbij betrekt het hof ook dat verweerster, als curator, haar taak uitoefende onder toezicht van een rechter-commissaris. Het hof verwerpt het hoger beroep van klaagster en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.

6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​6.1 bekrachtigt de beslissing van 21 februari 2022 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gewezen onder zaaknummer: 21-416/AL/OV.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.P. Wessels, W.F. Boele, J.M. Atema en F.C. van der Jagt-Vink , leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J.M. Lauvenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023.

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 juni 2023 .