ECLI:NL:TAHVD:2023:33 Hof van Discipline 's Gravenhage 220277
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2023:33 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-02-2023 |
Datum publicatie: | 28-02-2023 |
Zaaknummer(s): | 220277 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Appelverbod, te laat ingediend beroep. Klager heeft zijn hoger beroepschrift niet binnen de beroepstermijn, zoals vermeld in artikel 56 lid 1 en 3 Advocatenwet, ingediend. Het hof is niet gebleken van omstandigheden die in dit geval de (ruime) overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maken. De slotsom is dat het beroep van klager niet-ontvankelijk wordt verklaard. |
Beslissing van 20 februari 2023
in de zaak 220277
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 28 februari 2022 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-038/A/NH). In deze beslissing is de klacht van klager ten aanzien van klachtonderdeel b) kennelijk niet-ontvankelijk en ten aanzien van klachtonderdelen a), c), d), e), f), g), h) en i) kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:29 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 11 juli 2022 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder ECLI:NL:TADRAMS:2022:133 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 19 augustus 2022 (per mail) ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- een e-mail van klager van 23 september 2022 met de beslissingen van de raad.
2.3 De zaak is in raadkamer behandeld.
3 BEOORDELING
3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet. Klager stelt dat de raad de door hem aan de orde aangestelde kwestie niet heeft behandeld. Zo geeft hij onder meer het volgende aan:
“(..) De oorspronkelijke zaak zoals die door mij is geformuleerd ontbreekt volledig, die is en wordt in het geheel niet geformuleerd, en die is en wordt niet beoordeeld, daarover was en is geen uitspraak. Daar teken ik ernstig fundamenteel protest tegen aan. Betrokken dekens, de Raad van Discipline en haar voorzitter, doen allemaal hetzelfde in onderhavige klachtzaak als advocaat W. in de zaak bij het Medisch Tuchtcollege. Ze herformuleren mijn klacht, mijn zaak, de zaak die ik aan de orde stel in strijd met de waarheid. Dat is niet hun taak, niet hun bevoegdheid, daar worden ze niet voor betaald. (..) Ik ben de klager en heb een klacht geformuleerd die helder en duidelijk is. De heer W. is de beklaagde die zichzelf moet verdedigen. Dat gebeurt juist niet. Er moet onderzoek ten behoeve van waarheidsvinding plaats vinden en kunnen vinden in de kwestie die aan de orde is en aan de orde wordt gesteld. (..)
Noodgedwongen verzoek ik daarom het Hof wel onderzoek in te stellen naar de voorliggende zaak en daar wel een uitspraak over te doen. Ik eis dat advocaat W. terugkomt op zijn voorstelling van zaken/herformulering van mijn klacht, in de zaak bij het medisch tuchtcollege en in onderhavige klachtzaak, en die intrekt, en daar zijn excuses voor aanbiedt (..)”.
overwegingen hof
3.2 Het hof overweegt dat tegen deze beslissing in beginsel geen hoger beroep open staat (zie artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet), tenzij in de verzetprocedure fundamentele rechtsbeginselen door de raad zijn geschonden. In dat geval moet het hoger beroep binnen de beroepstermijn die is vermeld in artikel 56 lid 1 en 3 Advocatenwet worden ingediend. In dit artikel staat dat van de beslissingen van de raad binnen 30 dagen na verzending van de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij het hof. Klager heeft zijn hoger beroepschrift niet binnen deze termijn ingediend. Daarop door het hof gewezen heeft klager bij e-mailbericht van 23 september 2022 (slechts) geantwoord:
“Bijgaand de uitspraken van de raad van discipline onder onderhavig zaaknummer en nogmaals
mijn ernstig fundamenteel protest tegen en naar aanleiding van de gang van zaken. Mijn zaak en de kwestie en problemen die ik aan de orde stel zijn niet behandeld, onderzocht, getoetst en
beoordeeld. Dat kan niet.” .
Het hof is dan ook niet gebleken van omstandigheden die in dit geval de (ruime) overschrijding van de beroepstermijn verschoonbaar maken.
3.3 De slotsom is dat het beroep van klager niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. V. Wolting en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2023 .
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 20 februari 2023 .