ECLI:NL:TAHVD:2023:23 Hof van Discipline 's Gravenhage 220012

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:23
Datum uitspraak: 06-02-2023
Datum publicatie: 21-02-2023
Zaaknummer(s): 220012
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat, kwaliteit van de dienstverlening. Ongegrond, bekrachtiging raadsbeslissing. 

BESLISSING

van 6 februari 2023
in de zaak 220012

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 13 december 2021 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 21-077/A/A). In deze beslissing is de klacht van klaagster ten aanzien van alle onderdelen ongegrond verklaard.

1.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2021:281 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het hoger beroepschrift van klaagster tegen de beslissing is op 14 januari 2022 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- het verweerschrift van klaagster.
 
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 12 december 2022. Daar zijn verweerster en haar gemachtigde verschenen.


3 FEITEN

3.1 In de beslissing van de raad zijn onder randnummer 2 de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het uitgangspunt bij de beoordeling van de klacht.


4 KLACHT

4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerster het volgende:

a)  Verweerster heeft aan klaagster een declaratie gestuurd, terwijl er nog geen schikking met de Staat tot stand was gekomen en haar declaratie door de Staat zou worden vergoed. Uit de specificatie van de declaratie blijkt dat verweerster meerdere keren schriftelijk met de Staat althans de landsadvocaat heeft gecommuniceerd, maar de gemachtigde van klaagster krijgt geen toegang tot deze gegevens.
b)  Verweerster is werkzaam als rechter-plaatsvervanger en is dus werkzaam voor de Staat, terwijl de zaak van klaagster juist tegen de Staat loopt. Dit heeft verweerster niet aan klaagster gemeld.
c)  Verweerster is haar kernopdracht, volledige restitutie van de schade die wordt geschat tussen € 80.000,- en € 150.000,- en het daarmee samenhangende vertrek uit de bijstand, niet nagekomen.
d) Verweerster heeft klaagster gedwongen tot bijstandsfraude met intimidatie en daarna met (structurele) dwang in het kader van financiën.


5 BEOORDELING

5.1 Het hof ziet op basis van het onderzoek in hoger beroep geen enkele aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich daarom aan bij de beoordeling van de raad en neemt die over. Daarbij overweegt het hof dat uit het dossier blijkt dat verweerster zich tot het uiterste voor klaagster heeft ingespannen, waarbij ook de schriftelijke verslaglegging daarvan tot voorbeeld kan strekken van hoe een advocaat een zaak dient te behandelen. Het hof verwerpt de beroepsgronden van klager en zal de beoordeling van de raad bekrachtigen.


6 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

6.1 bekrachtigt de beslissing van 13 december 2021 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 21-077/A/A.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. P.J.G. van den Boom,                 G. Creutzberg, B.J.R. van Tongeren en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. V.H. Wagner, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2023.
 

 
griffier voorzitter            

De beslissing is verzonden op 6 februari 2023.