ECLI:NL:TAHVD:2023:172 Hof van Discipline 's Gravenhage 230220
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2023:172 |
---|---|
Datum uitspraak: | 09-10-2023 |
Datum publicatie: | 09-10-2023 |
Zaaknummer(s): | 230220 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | Beklag |
Inhoudsindicatie: | Artikel 13 beklag ongegrond. |
Beslissing van 9 oktober 2023
in de zaak 230220
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET BEKLAG
1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 3 juli 2023. Klager heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het hof.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 8 augustus 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Verder bevat het dossier:
- e-mail van 10 augustus 2023 van klager met aanvullende informatie;
- verweerschrift van de deken met bijlagen;
- e-mail van 9 september 2023 van klager als reactie op het verweerschrift;
- e-mail van 18 september 2023 van de deken als reactie op de e-mail van 9 september 2023.
2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier. De e-mail van 24 september 2023 van klager na sluiting van het onderzoek in gediend en om die reden buiten beschouwing gelaten. Bij e-mail van 2 oktober 2023 is dat aan klager medegedeeld.
3 FEITEN
Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1 Op 12 november 2007 heeft klager aangifte gedaan bij de politie Oost-Nederland van een kunstroof bij een inbraak in Museum V. Het betreft de diefstal van twee schilderijen van Jan Holtrop.
3.2 Op 16 februari 2009 is er door het Openbaar Ministerie aan de Dienst Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) te Apeldoorn gevraagd om voormelde schilderijen te taxeren. Op 3 maart 2009 zijn deze schilderijen getaxeerd op een totale handelswaarde van € 1.700,-.
3.3 Klager heeft de schilderijen zelf ook laten taxeren. Op 14 maart 2011 zijn de schilderijen getaxeerd op een gezamenlijke waarde van € 19.000,-.
3.4 Bij brief van 18 september 2013 is klager door het Arrondissementsparket Oost-Nederland geïnformeerd over de opdracht van de taxatie en het feit dat er van zijn aangifte geen proces-verbaal is opgemaakt.
3.5 Bij brief van 17 juni 2015 aan klager heeft het College van procureurs-generaal bericht dat volgens het college de taxatie van de schilderijen op de juiste wijze is geschied en dat het niet meer zal reageren op eventuele vervolgcorrespondentie in deze zaak.
3.6 Op 4 april 2018 heeft klager aangifte gedaan tegen een officier van Justitie wegens meineed/valsheid in geschrifte.
3.7 Op 1 augustus 2018 heeft klager een aangetekende brief gestuurd aan de DRZ, waarin hij kort gezegd, aangeeft dat er sprake is geweest van onjuiste taxatieopdracht, dat DRZ enkel de bewaarplicht had van de schilderijen en dat hij door de onwettige taxatie ernstig is benadeeld.
3.8 Op 30 oktober 2019 heeft klager een aangetekende brief gestuurd aan het ministerie van financiën waarin hij het ministerie verantwoordelijk houdt voor de fouten die zijn begaan door DRZ.
3.9 Op 15 april 2021 heeft klager een brief gestuurd aan het Parket Generaal en gesteld dat er sprake is van valsheid in geschrifte door de politie door een proces-verbaal te manipuleren en dat er sprake is van een onwettige taxatie. Op grond daarvan maakt klager aanspraak op een schadevergoeding van € 20.000,- voor de geleden financiële en immateriële schade.
3.10 Op 3 maart 2022 heeft klager om toewijzing van een advocaat verzocht als slachtoffer van onrechtmatig handelen door de politie Midden Gelderland, het openbaar ministerie Oost Nederland, het ministerie van financiën en DRZ.
3.11 Bij brief van 14 april 2022 heeft de deken medegedeeld dat zij niet bevoegd is omdat de aansprakelijk te stellen instanties zich bevinden in Den Haag.
3.12 Bij brief van 10 augustus 2022 heeft klager beargumenteerd waarom de zaken volgens hem wel in Gelderland thuis horen.
3.13 Op 20 september 2022 heeft de deken aan klager medegedeeld het verzoek opnieuw te beoordelen en daarbij twee concrete vragen gesteld, kort gezegd, (i) een concrete omschrijving van hetgeen klager wil en welke partijen hij aansprakelijk wil stellen, en (ii) of klager om de vijf jaar nadat het schade toebrengende feit zou hebben plaats gevonden de verjaring heeft gestuit en zo ja, uit welke bewijsstukken dat dan blijkt.
3.14 Na een rappel heeft klager op 23 oktober 2022 gereageerd op de gestelde vragen.
3.15 Op 1 november 2022 heeft deken gereageerd met de mededeling dat zij uit de brief van 23 oktober 2022 geen antwoord op de gestelde vragen heeft kunnen opmaken. Klager krijgt dan nog een week om te antwoorden op de gestelde vragen.
3.16 Op 12 december 2022 heeft klager inhoudelijk gereageerd op de gestelde vragen.
3.17 Bij brieven van 9 maart 2023 en 13 juni 2023 heeft klager nog een aanvullende toelichting gegeven.
3.18 Bij brief van 3 juli 2023 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, kort gezegd, op de grond dat het verzoek van klager te onduidelijk is gebleven.. Zo is onduidelijk op welke mogelijke procedure of belangen het verzoek betrekking heeft, zodat de kans van slagen niet kan worden beoordeeld, of het om een zaak gaat waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, of de zaak moet dienen in het arrondissement Gelderland. Tot slot is ook niet aangetoond dat klager zich voldoende heeft ingespannen om zelf een advocaat te zoeken.
4 BEOORDELING
Beklag
4.1 Klager voert het volgende aan.
4.2 Hij is slachtoffer van een omvangrijke kunstroof. Daarbij is hij ook slachtoffer geworden van een onbetrouwbare overheid. Zo is er sprake van valsheid in geschrifte door de politie door een proces-verbaal te manipuleren en een niet bestaand proces-verbaal aan te vullen. Daarnaast is er sprake van een onwettige taxatie in opdracht van het openbaar ministerie. De argumenten van de deken snijden geen hout en zijn in strijd met de waarheidsvinding. Klager heeft meer dan voldoende advocaten aangezocht; er zijn alleen geen advocaten die deze zaak op een toevoeging willen behandelen, Er is sprake van een misvatting dat de zaak in Den Haag zou moeten dienen. Wat de stuiting betreft is de zaak nog steeds gaande; onlangs is nog een brief aan de minister van J&V gestuurd. Volgens klager verjaart een voortdurende onrechtmatige overheidsdaad niet.
Verweer deken
4.3 De deken heeft aangevoerd dat aan klager op 20 september 2022 twee concrete vragen zijn gesteld waarop geen duidelijk antwoord is gekregen. Niet duidelijk is wanneer het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan en wanneer klager voor het eerst één of meerdere partijen aansprakelijk heeft gesteld. Klager heeft niet voldaan aan zijn informatieverplichting. De deken is dan ook niet toegekomen aan een beoordeling op grond van de kans van slagen van een procedure.
Toetsingskader
4.4 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien klager onvoldoende informatie verschaft over zijn zaak, de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
Beoordeling
4.5 Het hof is van oordeel dat klager in zijn beklag de door deken gestelde onduidelijkheden in haar beslissing van 3 juli 2023 niet, althans niet geheel heeft weggenomen.
4.6 Zo is ook voor het hof onduidelijk gebleven om welke procedures het precies gaat en tegen welke partijen. Als het gaat om een onrechtmatige daad van het openbaar ministerie of het ministerie van financiën inzake de uitgevoerde taxatie dan is de Staat der Nederlanden de aan te spreken partij en dient een eventuele procedure in Den Haag te worden gevoerd en is deze deken niet bevoegd
4.7 Ook is onduidelijk gebleven wanneer klager voor het eerst een partij aansprakelijk heeft gesteld. Uit de door klager gestelde feiten blijkt dat de aangifte op 12 november 2007 en de taxatie op 3 maart 2009 heeft plaats gevonden. Onduidelijk is of en wanneer klager de politie Oost- Nederland dan wel Midden Gelderland en het openbaar ministerie aansprakelijk heeft gesteld. Het lijkt er op dat klager al in 2013 dan wel in 2017 (zie hierboven onder 3.4 en 3.5) al van het een en ander op de hoogte was naar aanleiding van verzoek om informatie. Er zitten wel aangetekende brieven in het dossier uit 2018 en 2019 (zie hierboven onder 3.7 en 3.8) maar onduidelijk is of dat deugdelijke en tijdige aansprakelijkstellingen zijn. De vraag is dan ook of eventuele vorderingen inmiddels niet zijn verjaard. Verder is gebleken dat klager een schadevergoeding heeft geëist van € 20.000,- (zie hierboven onder 3.9). Onduidelijk is dan ook gebleven of klager wel een zaak heeft waarin vertegenwoordiging van een advocaat is voorgeschreven. Immers voor het instellen vorderingen tot ten hoogste € 25.000 is geen advocaat vereist. Deze vorderingen worden behandeld door een kantonrechter. Voor die rechter kan men in persoon procederen.
4.8 Al met al is het hof van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek om aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Daaraan kan niet afdoen dat het hof wel van oordeel is dat het erop lijkt dat klager zich afdoende heeft ingespannen om advocaten te benaderen voor zijn zaak.
5 BESLISSING
Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 3 juli 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, en mrs. J. Blokland en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2023
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 9 oktober 2023.