ECLI:NL:TAHVD:2023:169 Hof van Discipline 's Gravenhage 230268

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:169
Datum uitspraak: 02-10-2023
Datum publicatie: 05-10-2023
Zaaknummer(s): 230268
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag ongegrond. Het gaat om een herhaald verzoek van klaagster in een, bovendien, kansloze zaak en de deken heeft dat verzoek terecht afgewezen. Naar het oordeel van het hof maakt klaagster misbruik van klachtrecht.

Beslissing van 2 oktober 2023

in de zaak 230268

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de deken

1 HET BEKLAG

1.1 Klaagster heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met de beslissing van 20 september 2023. Klaagster heeft een beklag tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 20 september 2023 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier:

  • de beslissing van 20 september 2023, met bijlagen;
  • het verweer van de deken van 27 september 2023;
  • de repliek van klaagster van 27 september 2023 , met vier in het stuk genoemde bijlagen. Deze bijlagen zijn ingediend bij afzonderlijke e-mails van 27 september 2023;
  • de afsluitende reactie van de deken van 28 september 2023.

2.3 De e-mails van klaagster van 27 september 2023 na het indienen van de repliek en de daarin genoemde bijlagen zijn gelet op het bepaalde in de artikelen 3.2 en 10.5 van het Procesreglement hof van discipline en de mededelingen in de brief van 26 september 2023 niet in het klachtdossier gevoegd wegens strijd met de goede procesorde. Het hof heeft hij de beraadslagingen geen acht geslagen op deze berichten. Hetzelfde geldt voor de 66 e-mailberichten van klaagster van 20 september 2023 en de e-mails van klaagster van 22 september 2023. Het hof heeft dit in de brief van 26 september 2023 ook al aan partijen laten weten.

2.4 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.

3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Klaagster is in 2015 gescheiden. Klaagster is sindsdien verwikkeld in geschillen en procedures over de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk (huwelijkse voorwaarden, de pensioenverevening en partneralimentatie).

3.2 De deken heeft in verband met de kwestie een aantal advocaten aan klaagster toegewezen:

  • mr. Van B. in november 2016
  • mr. Van D. in december 2020
  • mr. B. in september 2022
  • mr. D. in april 2023

​​​​​​​3.3 De deken heeft mr. D. aangewezen voor bijstand in een kort geding. Op 9 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in dat kort geding. De voorzieningenrechter heeft klaagster veroordeeld tot onder meer het opheffen van een aantal ten laste van de man gelegde beslagen, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Naar aanleiding van de tegenvordering van klaagster is het de man verboden tot verdere executie van de beschikkingen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2022 over te gaan.

​​​​​​​3.4 Mr. D. was niet bereid om namens klaagster hoger beroep in te stellen van het kort geding vonnis van 9 mei 2023 en/of een executie kort geding te starten tegen de man op de grond dat deze procedures volgens hem geen redelijke kans van slagen hadden.

​​​​​​​3.5 Op 15 mei 2023 heeft klaagster de deken daarop gevraagd nogmaals een advocaat aan te wijzen voor zowel het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023 als het instellen van een spoedexecutieprocedure. De deken heeft het verzoek bij beslissing van 16 mei 2023 afgewezen. Op 31 mei 2023 heeft het hof het tegen deze beslissing gerichte beklag ongegrond verklaard (zaaknummer 230129, ECLI:NL:TAHVD:2023:74). Uit de beslissing van het hof blijkt dat het verzoek van klaagster ziet op bijstand bij het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023. De gronden voor afwijzing zijn, zakelijk weergegeven, de omstandigheid dat klaagster voornemens was om te voldoen aan het vonnis en dat het door haar gewenste hoger beroep geen redelijke kans van slagen had.

​​​​​​​3.6 Nog tijdens hiervoor bedoelde beklagprocedure heeft mr. Van der M. namens klaagster pro forma hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 9 mei 2023.

​​​​​​​3.7 Op 1 juni 2023 heeft klaagster bij het hof een verzoek tot herziening van de beslissing van 31 mei 2023 ingediend (zaaknummer 230129H).

​​​​​​​3.8 In zijn bericht van 3 juli 2023 aan klaagster heeft mr. Van der M. geschreven dat hij verder geen bijstand meer zal verlenen omdat, zakelijk weergegeven, een voldoende vertrouwensbasis ontbreekt en omdat het hoger beroep geen kans van slagen heeft.

​​​​​​​3.9 Op 11 juli 2023 heeft klaagster wederom bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat voor bijstand in hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023 en voor het instellen van een spoedexecutieprocedure. De deken heeft het verzoek op 18 juli 2023 afgewezen, primair op de grond dat al eerder op hetzelfde verzoek van klaagster is gereageerd met de beslissing van 16 mei 2023 en subsidiair omdat van nieuwe omstandigheden geen sprake is. Het tegen de beslissing ingestelde beklag is door klaagster ingetrokken en het is dus niet beoordeeld door het hof (zaaknummer 230205).

​​​​​​​3.10 In een e-mail van 30 augustus 2023 aan klaagster heeft mr. V. geschreven dat zij zich als advocaat zal onttrekken aan de procedure bij het gerechtshof. Uit het bericht blijkt dat volgens mr. V. sprake is van een vertrouwensbreuk, dat zich uiterlijk op 3 oktober 2023 een nieuwe advocaat zal moeten stellen en dat vier weken nadien een memorie van grieven ingediend zal moeten worden.

​​​​​​​3.11 Op 11 september 2023 heeft het hof klaagster niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek tot herziening van de beslissing van 31 mei 2023 (ECLI:NL:TAHVD:2023:153).

​​​​​​​3.12 Op 11 september 2023 heeft klaagster de deken verzocht om een advocaat aan te wijzen.

​​​​​​​3.13 Op 19 september 2023 heeft het gerechtshof arrest gewezen in het incident tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis van 9 mei 2023. Het gerechtshof heeft de vordering afgewezen. Uit het arrest blijkt dat mr. S., een kantoorgenoot van mr. V., klaagster in deze procedure heeft bijgestaan en namens haar nog aktes heeft genomen. Ook blijkt uit het arrest dat mr. S. zich op 19 september 2023 heeft onttrokken als advocaat van klaagster. Om die reden heeft het hof de zaak naar de rol van 3 oktober 2023 verwezen voor het stellen van een advocaat en het nemen van een memorie van grieven.

​​​​​​​3.14 Met de beslissing van 20 september 2023 heeft de deken het aanwijzingsverzoek afgewezen.

4 BEOORDELING

Beklag

​​​​​​​4.1 Klaagster heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de beslissing van de deken op grond van nieuwe feiten, gewijzigde omstandigheden en voortschrijdend inzicht als achterhaald moet worden beschouwd en dat alsnog een advocaat aangewezen moet worden. De stellingen van klaagster worden hierna, voor zover van belang, besproken.

Verweer deken

​​​​​​​4.2 De deken heeft in het verweer de gang van zaken sinds de echtscheiding van klaagster en rondom de vermogensrechtelijke afwikkeling samengevat. De deken wijst erop dat mrs. D., Van der M. en V. allen tot de slotsom zijn gekomen dat hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023 kansloos is. Daarbij wijst de deken erop dat een executiegeschil kansloos is gezien het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 september 2023 waarbij de vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis van 9 mei 2023 is afgewezen. De deken voert verder aan dat de omstandigheid dat zich namens klaagster een advocaat moet stellen in het toch ingestelde hoger beroep en dat klaagster dwangsommen heeft verbeurd door het niet voldoen aan het vonnis van 9 mei 2023 geen gronden opleveren om alsnog een advocaat aan te wijzen. Klaagster heeft reeds vele advocaten gehad. Zij miskent dat de advocaat zich ten opzichte van zijn cliënte onafhankelijk moet opstellen, de poortwachter tot de juridische procedure en dominus litis is. De deken ziet niet in waarom een procedure die in mei 2023 nog als kansloos werd gekwalificeerd nu ineens wel gevoerd zou moeten worden. Het verweer van de deken wordt hierna, voor zover van belang, verder besproken.

Toetsingskader

​​​​​​​4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

​​​​​​​4.4 Het hof stelt vast dat het verzoek dat tot deze beklagzaak heeft geleid ziet op bijstand in twee procedures, namelijk (het reeds ingestelde) hoger beroep tegen het vonnis van 9 mei 2023 en een (in te stellen) kort geding dat erop ziet dat de incasso van verbeurde dwangsommen wordt gestaakt.

​​​​​​​4.5 Het verzoek om aanwijzing van een advocaat voor bijstand in de hoger beroepsprocedure en een executiegeding is het derde verzoek van klaagster. Het eerste verzoek is door de deken afgewezen met de beslissing van 16 mei 2023, welke beslissing is bekrachtigd door het hof. Het tweede verzoek tot toewijzing van een advocaat is op 18 juli 2023 door de deken afgewezen. Na aanvankelijk tegen de beslissing ingesteld beklag heeft klaagster zich alsnog bij deze beslissing neergelegd.

​​​​​​​4.6 Klaagster heeft de deken en het hof aldus gevraagd te oordelen over een herhaald verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor een hoger beroep procedure en een executie kortgeding naar aanleiding van het kort geding vonnis van 9 mei 2023. Een dergelijk verzoek wordt in beginsel afgewezen en daartegen gericht beklag zal ongegrond verklaard worden (zie hof van discipline 3 april 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:54). Dit kan anders zijn als sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Klaagster stelt dat daarvan sprake is. Naar het oordeel van het hof heeft klaagster deze stelling echter onvoldoende feitelijk onderbouwd, waardoor de stelling niet slaagt. Het hof licht dit als volgt toe.

​​​​​​​4.7 Klaagster stelt dat het vonnis van 9 mei 2023 berust op een juridische misslag en dat dit wordt miskend. Daargelaten dat dit geen nieuwe omstandigheid is zoals hiervoor bedoeld, vindt deze stelling geen steun in het dossier. De advocaten die klaagster hebben bijgestaan, mrs. D., Van der M. en V., zijn allen van oordeel dat het vonnis niet berust op enige misslag (de voorzieningenrechter was gehouden uit te gaan van de beschikkingen van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 juni 2022 en mag geen rekening houden met een mogelijk uitkomst van het cassatieberoep). Dat volgens klaagster de voorzieningenrechter op grond van de afstemmingsregel anders had moeten beslissen is onvoldoende voor de conclusie dat het vonnis op een juridische misslag berust. Het hof zal daarom aan de stelling voorbij gaan. De deken mocht zich terecht baseren op de analyses van voormelde advocaten.

​​​​​​​4.8 Klaagster stelt:

Verzwarend komt nu bij als nova dat er zelfs sprake is van misbruik van bevoegdheid en bedrog (“listige kunstgrepen”) door [de man] en zijn advocate. De vordering van [de man] in de dagvaarding is op het onderdeel opheffing van het Spaans executoriaal beslag en reeds aangezegde executie in eerste aanleg in april 2023 zonder over een executoriale titel te beschikken (want teniet gedaan in 2022 door verrekening met een tegenvordering) , als misbruik van executie en bevoegdheid aan te merken.

​​​​​4.9 Het gaat, zo begrijpt het hof, om de stellingname van de man in de procedure die heeft geleid tot het vonnis van 9 mei 2023. Zonder duidelijke en ondubbelzinnige toelichting, die heeft klaagster niet gegeven, stelt het hof vast dat deze stelling - wat er ook van zijn - geen nieuw feit betreft. Het gaat om stellingname in de dagvaarding en die was klaagster bij het eerste verzoek uit mei 2023 al bekend. Het hof gaat daarom ook aan deze stelling voorbij.

​​​​​​​4.10 Het hof begrijpt de stellingen van klaagster verder aldus dat zij meent dat het instellen van pro forma hoger beroep, de onttrekking van mr. Van der M., het stellen van en vervolgens onttrekken van mr. V. moeten worden gezien als een nieuwe omstandigheden die moeten leiden tot aanwijzing van een advocaat.

​​​​​​​4.11 Het hof verwerpt deze stelling. Drie advocaten zijn op basis van het dossier van klaagster tot het advies gekomen dat de door klaagster gewilde procedures geen kans van slagen hebben. Dat een van de door klaagster gewenste procedures, het hoger beroep is ingesteld betekent niet dat deze procedure moet worden voortgezet of kans van slagen heeft. De procedure is immers slechts ingesteld door mr. Van der M. omdat hij in een laat stadium werd benaderd door klaagster en wenste te voorkomen dat de appeltermijn zou verstrijken. Dat de procedure is ingesteld brengt dus niet mee dat klaagster recht heeft op de aanwijzing van een andere advocaat voor voortzetting ervan.

​​​​​​​4.12 Klaagster stelt verder dat de dreigende executie van dwangsommen een nieuw feit betreft. Het hof volgt klaagster in deze stelling, in zoverre dat ten tijde van het verzoek van klaagster van 11 juli 2023 een incident tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring aanhangig was en dat de dreiging van executie van dwangsommen daardoor niet concreet was. Dit is anders sinds het arrest van het gerechtshof van 19 september 2023.

​​​​​​​4.13 Dit arrest neemt echter niet weg dat de door klaagster gewenste spoedexecutieprocedure geen redelijke kans van slagen heeft. Het hof heeft immers in zijn arrest van 19 september 2023 de belangen van klaagster en de man afgewogen en de gewenste schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 9 mei 2023 afgewezen. De deken is, gesteund door de standpunten van mrs. D., Van der M. en V., dan ook terecht tot deze conclusie gekomen. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het instellen van een executie procedure terecht afgewezen en het beklag is ook in zoverre ongegrond.

Misbruik

​​​​​​​4.14 Naar het oordeel van het hof valt in de drie verzoeken aan de deken en de beklagen bij het hof een patroon te ontdekken. Klaagster vindt, al dan niet na een aanwijzing van de deken, advocaten die haar bijstand verlenen. Deze advocaten komen allen op enig moment tot de slotsom dat het hetgeen klaagster wenst geen kans van slagen heeft. Klaagster accepteert dit niet en verzoekt de deken om aanwijzing van een (volgende) advocaat. Klaagster maakt naar het oordeel van het hof misbruik van het bepaalde in artikel 13 van de Advocatenwet. De mogelijkheid de deken te verzoeken een advocaat aan te wijzen is een aanvullende voorziening. Die voorziening heeft niet tot doel om aan de rechtzoekende een advocaat toe te kennen die bereid is om te doen wat de rechtzoekende verlangt. Naar het oordeel van het hof kan van de deken niet worden verlangd dat zij een volgend verzoek in de voorliggende of een aanverwante kwestie in behandeling neemt. Klaagster moet er verder rekening mee houden dat een volgend beklag in de voorliggende en in aanverwante kwesties door het hof niet in behandeling wordt genomen wegens misbruik van klachtrecht.

5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van 20 september 2023 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.C.A.T. Frima en E. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 oktober 2023 .

​​​​​​​

griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 2 oktober 2023.